Afkoop partneralimentatie

l.scheepens • November 17, 2020

Let op de valkuilen!

Partneralimentatie wordt meestal vastgelegd als een maandelijks te betalen bijdrage aan de onderhoudsgerechtigde om in het levensonderhoud te voorzien. De hoogte is afhankelijk van diverse factoren zoals eigen inkomen, draagkracht van de onderhoudsplichtige en gezinssituatie. De omstandigheden die bepalend zijn voor de hoogte van de alimentatie, kunnen zich wijzigen in de loop van de tijd/de alimentatieduur. Indien de onderhoudsplichtige gaat samenwonen heeft dat gevolgen voor zijn/haar draagkracht. Deze neemt toe omdat voortaan de woonlast kan worden gedeeld. Een verzoek tot wijziging/verhoging van de partneralimentatie is mogelijk op grond van het feit dat de draagkracht is toegenomen. Samenwonen door de onderhoudsgerechtigde leidt tot het einde van de onderhoudsverplichting op grond van artikel 1:160 BW. In het echtscheidingsconvenant kunnen daarover afspraken worden gemaakt. Zo kan bijvoorbeeld een niet-wijzigingsbeding worden opgenomen. Om onzekerheid voor de toekomst uit te sluiten kan ook worden gekozen voor afkoop van de alimentatieverplichting. Wijzigingen in de toekomst hebben dan geen effect meer. Behalve dan het afhankelijk worden van een bijstandsuitkering. Indien de onderhoudsgerechtigde afhankelijk wordt van een uitkering op grond van de Participatiewet, dan is de Sociale Dienst niet gehouden aan de afspraken tussen partijen. Het accepteren van een te lage afkoopsom kan een verwijt opleveren. Als er al een uitkering wordt gegeven kan de Sociale Dienst deze toch (gedeeltelijk) verhalen. Oppassen dus.

Voor het bepalen van de hoogte van de afkoopsom kan men kijken naar mogelijke wijzigingen die in het verschiet liggen. Een afkoopsom is zelden gelijk aan het totale bedrag aan maandelijkse uitkeringen gerekend over de maximale termijn dat iemand recht heeft op partneralimentatie. Heel vaak wordt die termijn immers niet volgemaakt door een wijziging van omstandigheden.

Een afkoopsom van partneralimentatie kan ook dienen om na de scheiding in de woning te kunnen blijven wonen. Indien dit echter niet goed wordt geregeld en vastgelegd, kan dat nadelige fiscale gevolgen hebben. Op de eerste plaats dient er natuurlijk sprake te zijn van een onderhoudsverplichting.

Als er sprake is van overwaarde in de woning en de alimentatiegerechtigde wil de woning overnemen dan zal hij/zij de ander moeten uitkopen voor de helft van de overwaarde. Dit bedrag moet meestal extern gefinancierd worden door een bank. Als dat wegens een te laag inkomen niet lukt, dan moet de woning verkocht worden. Door een afkoopsom van partneralimentatie te ‘ruilen’ voor het aandeel in de overwaarde van de woning, kan de woning wellicht toch worden toebedeeld aan de onderhoudsgerechtigde.

Voor de ontvanger geldt dat een afkoopsom van partneralimentatie fiscaal wordt belast. Dat geldt ook voor alles dat in de plaats van deze afkoopsom komt.Bij verrekeningen van partneralimentatie met andere vermogensbestanddelen zoals de overwaarde in de woning, moet er nog steeds belasting worden betaald.

De afkoopsom verhoogt bij de ontvanger het belastbaar inkomen in box 1 en daarover moet inkomensbelasting betaald worden. De algemene heffingskorting is afhankelijk van de hoogte van het belastbaar inkomen uit werk en woning. De algemene heffingskorting wordt door de afkoopsom verlaagd. Ook dient over de afkoopsom de inkomensafhankelijke premie zorgverzekeringswet te worden betaald (5,45% over een grondslag van maximaal € 57.232 (in 2020). Door de verhoging van het inkomen uit werk en woning zal ook het verzamelinkomen toenemen. Hierdoor wordt het recht op toeslagen lager dan bij de voorlopige toekenning is ingeschat. Dat leidt tot terugvordering door de fiscus van eerder ontvangen toeslagen.

De betaalde afkoopsom is onder voorwaarden aftrekbaar. De afkoopsom kan pas na het inschrijven van de echtscheiding aan de ex-echtgenoot betaald worden. Wordt de afkoopsom betaald vóór de totstandkoming van de echtscheiding dan is deze wél belast bij de alimentatiegerechtigde, maar niet aftrekbaar voor de alimentatieplichtige.

De fiscale gevolgen van de afkoop kunnen in het jaar dat het fiscaal partnerschap eindigt,gedeeltelijk worden geneutraliseerd door te kiezen voor het voljaars(fiscaal)partnerschap. Deze keuze kan in het convenant worden vastgelegd. De voormalige partners doen hierbij alsofze nog het hele jaar elkaars fiscaal partner zijn en kunnen dus de aangifte optimaliseren door het schuiven met aftrekposten. De persoonsgebonden aftrek van de onderhoudsplichtige in verband met de afkoop kan aan de onderhoudsgerechtigde worden toegerekend. Hierdoor kan de verrekening van de afkoopsom van partneralimentatie met de overbedelingsschuld in verband met de toedeling van de eigen woning, nagenoeg fiscaal neutraal plaatsvinden. Het gevolg is dat er geen of een beperkt effect is voor de inkomstenbelasting en voor het eventuele recht op toeslagen. Het resultaat is een netto afkoop. Wel dient nog steeds 5,45% inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet over de afkoopsom betaald te worden aan de Belastingdienst door de onderhoudsgerechtigde.

Het moment van inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand én het moment van levering van de woning (via de notaris) zijn in dit kader ook relevant. Wanneer de drie momenten samenvallen in hetzelfde kalenderjaar staat aan de vrije toerekening van de afkoopsom niets in de weg. Indien een van deze momenten in een volgend kalenderjaar is gelegen, kan dit fiscale schade tot gevolg hebben.

Het fiscaal partnerschap wordt ontbonden als het verzoekschrift tot echtscheiding wordt ingediend en partijen niet meer op hetzelfde adres staan ingeschreven. De echtscheiding komt tot stand door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. De partneralimentatie is aftrekbaar ná de inschrijving van de echtscheiding. De rechtbank heeft tijd nodig om de echtscheidingsbeschikking af te geven. Zeker als er kinderen zijn van 12 jaar of ouder, die gehoord moeten worden.

Het overnemen van het onverdeelde aandeel in de woning én de daarop rustende hypothecaire geldlening neemt ook tijd in beslag. Toedeling van de woning bij convenant geschiedt meestal en bij voorkeur onder de opschortende voorwaarde dat de bank de andere partij ontslaat uit de hoofdelijke aansprakelijkheid terzake de op de woning rustende hypothecaire schuld. Een dergelijke aanvraag bij de bank, vraagt tijd om deze te beoordelen. Wanneer het fiscaal partnerschap eindigt in het ene jaar en de effectuering van de toedeling (de levering via de notaris) vindt pas plaats in het daaropvolgende jaar, dan biedt de keuze in het convenant voor het voljaars fiscaal partnerschap geen soelaas meer. Deze keuze kan immers in het jaar daarop niet meer worden gemaakt.

De afspraken omtrent de afkoop van alimentatie dienen dan ook goed te worden beschreven in een convenant en een goede timing is van belang. De rechtbank heeft tijd nodig om de echtscheidingsbeschikking af te geven en de bank heeft tijd nodig om de aanvraag van ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid terzake de hypothecaire geldlening te boordelen.

detective
By l.scheepens November 14, 2025
De kosten voor het inschakelen van een detective/recherchebureau kunnen behoorlijk oplopen. Dat doe je dus eigenlijk alleen maar als er iets mee te winnen valt. In het kader van de alimentatieverplichting kan het inschakelen van een detective winst opleveren. Volgens artikel 1:160 BW vervalt het recht op partneralimentatie niet alleen als er sprake is van hertrouwen van de alimentatiegerechtigde, maar ook als die gaat samenwonen als ware zij/hij gehuwd. Dat laatste wordt niet snel toegegeven. En als het niet wordt erkend dan moet dat door degene die stelt dat er sprake is van samenwonen worden bewezen. Daartoe kan een rapport van een recherchebureau dienen. In een zaak die diende bij de rechtbank Gelderland had de man om vaststelling van partneralimentatie gevraagd. De vrouw beriep zich op artikel 1:160 BW. Volgens haar woonde de man sinds het uiteengaan van partijen samen met zijn nieuwe partner X als waren zij gehuwd. Ter onderbouwing van die stelling heeft de vrouw een rechercherapport van [detectivebureau] overgelegd. De vrouw verzocht de rechtbank het verzoek van haar ex af te wijzen en hem te veroordelen in de kosten van het rechercherapport ad (afgerond) € 13.000. De man erkende dat hij een duurzame affectieve relatie had met X maar niet dat hij zou samenwonen. Hij bracht naar voren dat X een eigen huis had en hij ook. De rechtbank overweegt als volgt. Bij de invulling van het vereiste samenwonen moet aansluiting worden gezocht bij de moderne maatschappij. Het feit dat de man en X beiden nog een eigen woning aanhouden, hoeft op zichzelf niet uit te sluiten dat sprake is van samenleven als gehuwden (HR 19 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ7380 ). Voor het aannemen van samenwoning moet wel duidelijk zijn dat het zwaartepunt van het verblijf in één van de twee woningen ligt, dan wel dat betrokkenen het grootste deel van de tijd bij elkaar doorbrengen, wisselend in de ene en de andere woning. Uit het overgelegde rechercherapport blijkt dat de man en X gedurende de gehele observatieperiode in de woning van de man aanwezig waren, zowel samen als afzonderlijk van elkaar. Zij hebben elkaars huissleutel, doen samen boodschappen, gaan samen winkelen, rijden samen in de auto van de man en hebben samen de tuin versierd met kerstverlichting. De man heeft slechts in het algemeen betwist dat hij samenwoont en aangevoerd dat het rechercherapport ‘niet deugt’ en jegens hem ‘onrechtmatig’ is. Het lag echter op zijn weg om hetgeen door de vrouw gemotiveerd is gesteld in voldoende mate te betwisten. De man heeft geen enkel inzicht gegeven in hoe hij en X het leven met elkaar vormgeven, zoals inzicht in hoe vaak zij wel of niet bij elkaar zijn. De man heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij en X allebei beschikken over een eigen woning, zoals afschriften van bankrekeningen waaruit blijkt dat zij ieder hun eigen woonkosten betalen, of de jaarafrekeningen van het stroom- en gasverbruik in beide woningen sinds december 2022. Ook heeft de man geen financiële stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij niet samenwoont, zoals een uitkeringsspecificatie waaruit zou blijken dat hij een AOW-uitkering krijgt voor een alleenstaande. Voorts had het op de weg van de man gelegen om de stelling dat er sprake is van een gemeenschappelijke huishouding voldoende te betwisten, door te stellen - en zo nodig te onderbouwen - dat hij voor eigen rekening boodschappen doet. De rechtbank concludeert dat de man met X samenwoont als ware hij gehuwd in de zin van artikel 1:160 BW. De rechtbank acht bewezen dat de samenwoning in ieder geval sinds december 2022 bestond, omdat dit niet voldoende is betwist. Dat betekent dat de eventuele aanspraak van de man op een partnerbijdrage al was geëindigd op het moment dat hij het verzoekschrift tot vaststelling van partneralimentatie indiende. De rechtbank wijst het verzoek van de man af. Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW kunnen de kosten voor het inschakelen van een detectivebureau voor vergoeding in aanmerking komen. Daarvoor is vereist, zo volgt uit vast jurisprudentie, dat (1) een sine qua non-verband bestaat tussen de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis en de kosten, (2) de kosten in zodanig verband staan met die gebeurtenis dat zij, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en de schade, aan de aansprakelijke persoon kunnen worden toegerekend, (3) het redelijk was om in verband met een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van die gebeurtenis deskundige bijstand in te roepen en (4) de daartoe gemaakte kosten redelijk zijn. Volgens de rechtbank is hier aan deze voorwaarden voldaan. Immers, indien de man niet was gaan samenwonen met X als ware hij gehuwd en vervolgens een verzoek tot partneralimentatie had ingediend, dan had de vrouw het detectivebureau niet ingeschakeld. De kosten daarvan staan in zodanig verband met de samenwoning van de man, dat deze aan hem kunnen worden toegerekend, die geen melding heeft gemaakt van de samenwoning. Gelet op de zware stelplicht en bewijslast die in het kader van artikel 1:160 BW op de vrouw rust, was het redelijk om deskundige bijstand in te roepen. Voorts acht de rechtbank de door de vrouw aangetoonde kosten van het detectivebureau redelijk, gelet op de omvang van het onderzoek en het rapport. Nu de vrouw deze kosten genoegzaam heeft aangetoond met gespecificeerde nota's, wijst de rechtbank het verzochte bedrag toe. Rechtbank Gelderland 20 oktober 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:8769
By l.scheepens September 22, 2025
Ben je verplicht om meer te gaan werken als je parttime werkt en je wilt aanspraak maken op partneralimentatie?
By l.scheepens September 18, 2025
Moet bij de vaststelling van alimentatie rekening worden gehouden met dividend als inkomen wanneer de aandelen zijn overgenomen tegen betaling van een vergoeding
By l.scheepens September 10, 2025
wat als je afspraken maakt in een convenant en deze worden niet nagekomen?
By l.scheepens September 9, 2025
Zitten er ook nadelen aan mediation? Wie schakel je het beste in als je wilt scheiden? een echtscheidingsadvocaat of een mediator? Wat zijn de verschillen tussen een advocaat en een mediator en waar moet je op letten?
By l.scheepens September 5, 2025
Wat zijn de voordelen van mediation ten opzichte van de echtscheidingsprocedure bij de rechtbank?
By l.scheepens September 2, 2025
Een alsof-beding is een finaal verrekenbeding waarbij echtgenoten zich verplichten om bij einde huwelijk af te rekenen alsof ze in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Het is een huwelijkse voorwaarde die ervoor zorgt dat partijen ieder recht hebben op de helft van de totale waarde van bezittingen minus schulden. Er vindt dus verrekening plaats, in geld. Geen verdeling. Er verandert niets in de eigendom. En toch kunnen ook hier vergoedingsrechten ontstaan, zoals die ook kunnen ontstaan wanneer partijen in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Bij de algehele gemeenschap kan er immers ook sprake zijn van privévermogen. Denk bijvoorbeeld aan de schenking onder uitsluitingsclausule die niet in de gemeenschap valt. Zo kwam het Gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2025 tot het oordeel dat er een vergoedingsrecht ontstaat wanneer er investeringen zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. Partijen waren met elkaar gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. Zij hadden iedere gemeenschap van goederen uitgesloten en overeengekomen dat zij bij het einde van hun huwelijk hun vermogens met elkaar zullen verrekenen alsof zij in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Een aantal goederen waren van die verrekening uitgesloten. De man wil een aantal investeringen die hij heeft gedaan in de woningen van partijen vergoed krijgen. Het hof overweegt dat de vraag of partijen door voor de verrekening aan te sluiten bij de regels voor de wettelijke gemeenschap van goederen, ook hebben beoogd vergoedingsrechten in het leven te roepen, een kwestie is van uitleg van de huwelijkse voorwaarden (Hoge Raad 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1389). In beide gevallen geldt echter dat pas een vergoedingsrecht ontstaat wanneer de investeringen die zijn gedaan, door hem zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. De man moet stellen en onderbouwen dat hij de investeringen uit niet te verrekenen vermogen heeft betaald. Omdat de man er niet in slaagt zijn investeringen aan te tonen worden de door hem verzochte vergoedingen door het hof afgewezen. De uitspraak van het hof Amsterdam is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:GHAMS:2025:496 .
By l.scheepens August 5, 2025
Gaat de alimentatie voor een minderjarig kind voor op de bijdrage voor een meerderjarig kind?
By l.scheepens August 2, 2025
de investering in de gemeenschappelijke woning halveert na het huwelijk in beperkte gemeenschap van goederen
By l.scheepens August 2, 2025
kinderalimentatie op basis van een redelijkerwijs te verdienen inkomen
meer blogs