Aflossing op schulden en kinderalimentatie

l.scheepens • January 26, 2021

advocaatkosten als last

Sinds de wijziging van de Tremanormen op 1 april 2013 wordt de kinderalimentatie forfaitair vastgesteld. Niet de werkelijk lasten worden in aanmerking genomen maar de forfaitair vastgestelde lasten. De woonlast wordt forfaitair vastgesteld, als een deel van het netto-besteedbaar inkomen. Met de aflossing op schulden wordt geen rekening gehouden. Alleen in uitzonderingsgevallen zal daarvan worden afgeweken door middel van een aanvaardbaarheidstoets.

In het Rapport van de Expertgroep Alimentatienormen is bepaald dat indien in geschil is of sprake is van extra lasten en of deze effect zouden moeten hebben op de draagkracht, er aanleiding kan bestaan voor toepassing van een aanvaardbaarheidstoets. Van een onaanvaardbare situatie is sprake indien de onderhoudsplichtige bij de vast te stellen bijdrage niet meer in de noodzakelijke kosten van bestaan kan voorzien, of van zijn inkomen na vermindering van de lasten minder dan 90% van de voor hem geldende bijstandsnorm overhoudt. In dat verband spelen de verwijtbaarheid en de mogelijkheid tot vermijding van de lasten een rol.

De Rechtbank Noord-Holland oordeelde op 11 april 2013 ( ECLI:NL:RBNHO:2013:CA1880) dat het beroep van de man op de aanvaardbaarheidstoets, omdat hij de aflossing van een gezamenlijke schuld geheel voor zijn rekening zal nemen, wordt gehonoreerd. De vrouw heeft de man ook verzocht deze aflossing te blijven betalen met een bedrag van € 150,- per maand. Omdat vaststaat dat de aflossing drukt op het inkomen van de onderhoudsplichtige, wordt het draagkrachtloos inkomen verhoogd met die lasten. Het hogere draagkrachtloze inkomen wordt vervolgens in mindering gebracht op het netto besteedbaar inkomen (NBI). Het beroep op de aanvaardbaarheidstoets omdat de man de woonlasten van de echtelijke woning zal blijven betalen wordt echter afgewezen. Er is reeds rekening gehouden met een totale woonlast van 30% van het NBI van de man. Nu de man geen eigen woonlasten heeft, terwijl wel rekening is gehouden met woonlasten, wijst de rechtbank dit beroep af.

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 15-12-2020 uitspraak gedaan over het in aanmerking nemen van hoge advocaatkosten in het kader van de vaststelling van de kinderalimentatie. De situatie was als volgt:

Uit het huwelijk tussen partijen zijn twee kinderen geboren. Sinds de echtscheiding hebben de kinderen hun hoofdverblijf bij de moeder. In eerste instantie komen partijen co-ouderschap overeen, maar die regeling komt nooit van de grond. De kinderen hebben sinds de echtscheiding geen contact meer met hun vader.

Moeder verzoekt de rechtbank de aan haar te betalen kinderalimentatie ten laste van de vader vast te stellen op € 320 per kind per maand. De rechtbank wijst het verzoek toe. Vader gaat in hoger beroep. Daarbij draait het onder meer om de vraag of de door hem gemaakte advocaatkosten vermijdbaar of verwijtbaar zijn.

Het hof overweegt als volgt. Vast staat dat vader per oktober 2020 een openstaande schuld aan zijn advocaat heeft van ruim € 13.000 (over 2018-2020) en een belastingschuld (IB over 2018 en 2019) van ruim € 10.000. Het hof is van oordeel dat dit (in ieder geval deels) niet vermijdbare en/of verwijtbare lasten zijn, waarvoor een correctie op de forfaitaire draagkrachtformule op zijn plaats is. Partijen zijn al vanaf eind 2017 met elkaar aan het procederen over (ook) de zorgregeling. De procedure over de zorgregeling is een tijdrovende en kostbare aangelegenheid geweest. Dat vader zich niet zomaar heeft neergelegd bij de verbreking van het contact met zijn kinderen en zodoende, naast alle overige financieel nadelige gevolgen van een scheiding, in relatief korte tijd hoge juridische kosten heeft moeten maken, kan hem niet worden verweten. Daarbij komt dat vader, als gevolg van het door moeder gelegde loonbeslag, een groot deel van 2019 slechts de beschikking heeft gehad over de beslagvrije voet. Voorstelbaar is dat hij daardoor overige betalingsverplichtingen, waaronder die aan de belastingdienst, niet tijdig heeft kunnen nakomen, te meer nu vast staat dat hij uit de echtscheiding geen vermogen heeft overgehouden. Het hof ziet dan ook aanleiding om het draagkrachtloos inkomen van vader te verhogen met een bedrag van € 200 per maand.
Na verdere inhoudelijke beoordeling vernietigt het hof de beschikking van de rechtbank en stelt de door vader aan moeder te betalen kinderalimentatie vast op € 278 per kind per maand.

De uitspraak is terug te vinden onder kenmerk: ECL:NL:GHARL:2020:10788

detective
By l.scheepens November 14, 2025
De kosten voor het inschakelen van een detective/recherchebureau kunnen behoorlijk oplopen. Dat doe je dus eigenlijk alleen maar als er iets mee te winnen valt. In het kader van de alimentatieverplichting kan het inschakelen van een detective winst opleveren. Volgens artikel 1:160 BW vervalt het recht op partneralimentatie niet alleen als er sprake is van hertrouwen van de alimentatiegerechtigde, maar ook als die gaat samenwonen als ware zij/hij gehuwd. Dat laatste wordt niet snel toegegeven. En als het niet wordt erkend dan moet dat door degene die stelt dat er sprake is van samenwonen worden bewezen. Daartoe kan een rapport van een recherchebureau dienen. In een zaak die diende bij de rechtbank Gelderland had de man om vaststelling van partneralimentatie gevraagd. De vrouw beriep zich op artikel 1:160 BW. Volgens haar woonde de man sinds het uiteengaan van partijen samen met zijn nieuwe partner X als waren zij gehuwd. Ter onderbouwing van die stelling heeft de vrouw een rechercherapport van [detectivebureau] overgelegd. De vrouw verzocht de rechtbank het verzoek van haar ex af te wijzen en hem te veroordelen in de kosten van het rechercherapport ad (afgerond) € 13.000. De man erkende dat hij een duurzame affectieve relatie had met X maar niet dat hij zou samenwonen. Hij bracht naar voren dat X een eigen huis had en hij ook. De rechtbank overweegt als volgt. Bij de invulling van het vereiste samenwonen moet aansluiting worden gezocht bij de moderne maatschappij. Het feit dat de man en X beiden nog een eigen woning aanhouden, hoeft op zichzelf niet uit te sluiten dat sprake is van samenleven als gehuwden (HR 19 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ7380 ). Voor het aannemen van samenwoning moet wel duidelijk zijn dat het zwaartepunt van het verblijf in één van de twee woningen ligt, dan wel dat betrokkenen het grootste deel van de tijd bij elkaar doorbrengen, wisselend in de ene en de andere woning. Uit het overgelegde rechercherapport blijkt dat de man en X gedurende de gehele observatieperiode in de woning van de man aanwezig waren, zowel samen als afzonderlijk van elkaar. Zij hebben elkaars huissleutel, doen samen boodschappen, gaan samen winkelen, rijden samen in de auto van de man en hebben samen de tuin versierd met kerstverlichting. De man heeft slechts in het algemeen betwist dat hij samenwoont en aangevoerd dat het rechercherapport ‘niet deugt’ en jegens hem ‘onrechtmatig’ is. Het lag echter op zijn weg om hetgeen door de vrouw gemotiveerd is gesteld in voldoende mate te betwisten. De man heeft geen enkel inzicht gegeven in hoe hij en X het leven met elkaar vormgeven, zoals inzicht in hoe vaak zij wel of niet bij elkaar zijn. De man heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij en X allebei beschikken over een eigen woning, zoals afschriften van bankrekeningen waaruit blijkt dat zij ieder hun eigen woonkosten betalen, of de jaarafrekeningen van het stroom- en gasverbruik in beide woningen sinds december 2022. Ook heeft de man geen financiële stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij niet samenwoont, zoals een uitkeringsspecificatie waaruit zou blijken dat hij een AOW-uitkering krijgt voor een alleenstaande. Voorts had het op de weg van de man gelegen om de stelling dat er sprake is van een gemeenschappelijke huishouding voldoende te betwisten, door te stellen - en zo nodig te onderbouwen - dat hij voor eigen rekening boodschappen doet. De rechtbank concludeert dat de man met X samenwoont als ware hij gehuwd in de zin van artikel 1:160 BW. De rechtbank acht bewezen dat de samenwoning in ieder geval sinds december 2022 bestond, omdat dit niet voldoende is betwist. Dat betekent dat de eventuele aanspraak van de man op een partnerbijdrage al was geëindigd op het moment dat hij het verzoekschrift tot vaststelling van partneralimentatie indiende. De rechtbank wijst het verzoek van de man af. Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW kunnen de kosten voor het inschakelen van een detectivebureau voor vergoeding in aanmerking komen. Daarvoor is vereist, zo volgt uit vast jurisprudentie, dat (1) een sine qua non-verband bestaat tussen de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis en de kosten, (2) de kosten in zodanig verband staan met die gebeurtenis dat zij, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en de schade, aan de aansprakelijke persoon kunnen worden toegerekend, (3) het redelijk was om in verband met een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van die gebeurtenis deskundige bijstand in te roepen en (4) de daartoe gemaakte kosten redelijk zijn. Volgens de rechtbank is hier aan deze voorwaarden voldaan. Immers, indien de man niet was gaan samenwonen met X als ware hij gehuwd en vervolgens een verzoek tot partneralimentatie had ingediend, dan had de vrouw het detectivebureau niet ingeschakeld. De kosten daarvan staan in zodanig verband met de samenwoning van de man, dat deze aan hem kunnen worden toegerekend, die geen melding heeft gemaakt van de samenwoning. Gelet op de zware stelplicht en bewijslast die in het kader van artikel 1:160 BW op de vrouw rust, was het redelijk om deskundige bijstand in te roepen. Voorts acht de rechtbank de door de vrouw aangetoonde kosten van het detectivebureau redelijk, gelet op de omvang van het onderzoek en het rapport. Nu de vrouw deze kosten genoegzaam heeft aangetoond met gespecificeerde nota's, wijst de rechtbank het verzochte bedrag toe. Rechtbank Gelderland 20 oktober 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:8769
By l.scheepens September 22, 2025
Ben je verplicht om meer te gaan werken als je parttime werkt en je wilt aanspraak maken op partneralimentatie?
By l.scheepens September 18, 2025
Moet bij de vaststelling van alimentatie rekening worden gehouden met dividend als inkomen wanneer de aandelen zijn overgenomen tegen betaling van een vergoeding
By l.scheepens September 10, 2025
wat als je afspraken maakt in een convenant en deze worden niet nagekomen?
By l.scheepens September 9, 2025
Zitten er ook nadelen aan mediation? Wie schakel je het beste in als je wilt scheiden? een echtscheidingsadvocaat of een mediator? Wat zijn de verschillen tussen een advocaat en een mediator en waar moet je op letten?
By l.scheepens September 5, 2025
Wat zijn de voordelen van mediation ten opzichte van de echtscheidingsprocedure bij de rechtbank?
By l.scheepens September 2, 2025
Een alsof-beding is een finaal verrekenbeding waarbij echtgenoten zich verplichten om bij einde huwelijk af te rekenen alsof ze in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Het is een huwelijkse voorwaarde die ervoor zorgt dat partijen ieder recht hebben op de helft van de totale waarde van bezittingen minus schulden. Er vindt dus verrekening plaats, in geld. Geen verdeling. Er verandert niets in de eigendom. En toch kunnen ook hier vergoedingsrechten ontstaan, zoals die ook kunnen ontstaan wanneer partijen in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Bij de algehele gemeenschap kan er immers ook sprake zijn van privévermogen. Denk bijvoorbeeld aan de schenking onder uitsluitingsclausule die niet in de gemeenschap valt. Zo kwam het Gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2025 tot het oordeel dat er een vergoedingsrecht ontstaat wanneer er investeringen zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. Partijen waren met elkaar gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. Zij hadden iedere gemeenschap van goederen uitgesloten en overeengekomen dat zij bij het einde van hun huwelijk hun vermogens met elkaar zullen verrekenen alsof zij in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Een aantal goederen waren van die verrekening uitgesloten. De man wil een aantal investeringen die hij heeft gedaan in de woningen van partijen vergoed krijgen. Het hof overweegt dat de vraag of partijen door voor de verrekening aan te sluiten bij de regels voor de wettelijke gemeenschap van goederen, ook hebben beoogd vergoedingsrechten in het leven te roepen, een kwestie is van uitleg van de huwelijkse voorwaarden (Hoge Raad 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1389). In beide gevallen geldt echter dat pas een vergoedingsrecht ontstaat wanneer de investeringen die zijn gedaan, door hem zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. De man moet stellen en onderbouwen dat hij de investeringen uit niet te verrekenen vermogen heeft betaald. Omdat de man er niet in slaagt zijn investeringen aan te tonen worden de door hem verzochte vergoedingen door het hof afgewezen. De uitspraak van het hof Amsterdam is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:GHAMS:2025:496 .
By l.scheepens August 5, 2025
Gaat de alimentatie voor een minderjarig kind voor op de bijdrage voor een meerderjarig kind?
By l.scheepens August 2, 2025
de investering in de gemeenschappelijke woning halveert na het huwelijk in beperkte gemeenschap van goederen
By l.scheepens August 2, 2025
kinderalimentatie op basis van een redelijkerwijs te verdienen inkomen
meer blogs