De Tremanormen

l.scheepens • April 21, 2020

geen wet maar richtlijn

Bij de vaststelling van alimentatie wordt gebruik gemaakt van de Tremanormen. De Tremanormen zijn echter geen wet. Het zijn richtlijnen. Aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatienormen. Afwijken daarvan is mogelijk maar moet wel goed worden gemotiveerd. Zo heeft ook de Hoge Raad geoordeeld (ECLI:NL:HR:2015:3478).

Het procesreglement schrijft de advocaat voor een alimentatieberekening in het geding te brengen. De Hoge Raad wijst erop dat dit doorgaans gebeurt op basis van het Rapport Alimentatienormen (Tremanormen) en dat de rechter daartoe niet gehouden is:

Algemeen bekend is dat de door partijen overgelegde berekeningen meestal gebaseerd zijn op het Rapport Alimentatienormen, en dat ook de feitenrechters – hoewel daartoe niet gehouden – veelal aan de hand van dat rapport berekeningen maken met behulp waarvan zij tot een beslissing met betrekking tot het verschuldigde bedrag aan alimentatie komen. Zoals volgt uit hetgeen hier is overwogen, zijn deze berekeningen niet bepalend voor hetgeen overeenstemt met de wettelijke maatstaven. De rechter is vrij af te wijken van het resultaat van de door hem gebruikte berekeningen omdat de in genoemd rapport opgenomen normen geen recht vormen. Daarom bestaat ruimte te besluiten tot een afwijking van de rekenkundige uitkomst van de berekeningen, mede omdat bepaalde aspecten die niet in het Rapport Alimentatienormen zijn verdisconteerd, van belang kunnen zijn voor de vaststelling van het bedrag aan alimentatie.

De rechter is ook vrij om af te wijken van de berekeningen maar moet dat wel naar behoren motiveren:

Het zojuist overwogene neemt evenwel niet weg dat partijen in een alimentatiegeding belang erbij hebben te kunnen nagaan met behulp van welke berekening(en) de feitenrechter tot de vaststelling van een bepaald bedrag aan alimentatie is gekomen, mede gelet op de door hem daaraan ten grondslag gelegde motivering. Dat maakt de beslissing immers beter controleerbaar en aanvaardbaar. Het kan voorts in voorkomend geval ook het debat en de beoordeling in een hogere instantie ten goede komen.

De Hoge Raad adviseert: hecht een berekening aan de beschikking.

De rechtbanken hebben dit inmiddels opgepikt.

Uitgangspunt blijft dat een partij die zich op een rechtsgevolg beroept daarvan in beginsel de stelplicht van de daaraan ten grondslag liggende rechtsfeiten heeft en bij betwisting daarvan op grond artikel 150 Rv de bewijslast draagt. Daarnaast kennen we in ons bewijsrecht de zogenaamde domeinleer, die inhoudt, kort gezegd, dat de partij tot wiens domein bepaalde stukken behoren, gehouden is die in het kader van de op die partij rustende stelplicht eigener beweging in het geding te brengen (uitwerking van artikel 21 Rv).

De stelplicht van feiten en omstandigheden met betrekking tot de behoefte ligt dus in beginsel op de weg van (binnen het domein van de) alimentatiegerechtigde en die van de draagkracht binnen dat van de alimentatieplichtige, al zal een wederpartij doorgaans voor de betwisting daarvan niet kunnen volstaan met een blote ontkenning daarvan.

Nu partijen op basis van het procesreglement een alimentatieberekening in het geding moeten brengen en die doorgaans gebaseerd zal zijn op het Rapport Alimentatienormen, zullen de stelplicht en bij betwisting de bewijslast van een alimentatiegerechtigde allereerst zijn gericht op de onderbouwing van de invulling van de posten van die alimentatieberekening. Een verwerende partij zal zich in eerste instantie op de berekening richten en posten daaruit betwisten (of juist andere aanvoeren die moeten worden meegenomen). Datzelfde geldt voor de behoefte die voor kinderen wordt vastgesteld aan de hand van de Tabel eigen aandeel kosten van kinderen, al zal het debat zich in dat geval richten op de vraag wat het toetsingsinkomen was.

De rechter moet zich in zijn uitspraak houden aan het debat van partijen (artikel 24 en 149 Rv), dus alles wat niet is aangevoerd mag de rechter dus ook niet aan zijn beslissing ten grondslag leggen. De partij die van mening is dat de uitkomst van die standaardberekening of standaardtabel tot een onbillijk resultaat leidt, zal dan ook die rechtsfeiten moeten stellen (en bij betwisting bewijzen) waaruit volgt dat de uitkomst van die standaardregeling volgens het Rapport of de Tabel inderdaad tot een onbillijke uitkomst leidt. De wederpartij zal dan gemotiveerd moeten betwisten dat die uitkomst onbillijk is, bijvoorbeeld door aannemelijk te maken dat de gestelde behoefte in werkelijkheid niet bestaat. Zo wordt de alimentatieberekening, gebaseerd op het Rapport of de Tabel voorwerp van debat in combinatie met die argumenten die voor, respectievelijk tegen afwijking daarvan pleiten.

Het Rapport Alimentatienormen (en de Nibud-tabellen) is (zijn) uitgangspunt bij de vaststelling van (kinder)alimentatie. De partij die daarvan wil afwijken zal daarvoor voldoende zal moeten aanvoeren. De rechter zal dan moeten oordelen en conform de beschikkingen van de Hoge Raad van 4 december 2015 moeten motiveren, dat en waarom het in het bewuste geval van het Rapport en de tabellen afwijkt.


detective
By l.scheepens November 14, 2025
De kosten voor het inschakelen van een detective/recherchebureau kunnen behoorlijk oplopen. Dat doe je dus eigenlijk alleen maar als er iets mee te winnen valt. In het kader van de alimentatieverplichting kan het inschakelen van een detective winst opleveren. Volgens artikel 1:160 BW vervalt het recht op partneralimentatie niet alleen als er sprake is van hertrouwen van de alimentatiegerechtigde, maar ook als die gaat samenwonen als ware zij/hij gehuwd. Dat laatste wordt niet snel toegegeven. En als het niet wordt erkend dan moet dat door degene die stelt dat er sprake is van samenwonen worden bewezen. Daartoe kan een rapport van een recherchebureau dienen. In een zaak die diende bij de rechtbank Gelderland had de man om vaststelling van partneralimentatie gevraagd. De vrouw beriep zich op artikel 1:160 BW. Volgens haar woonde de man sinds het uiteengaan van partijen samen met zijn nieuwe partner X als waren zij gehuwd. Ter onderbouwing van die stelling heeft de vrouw een rechercherapport van [detectivebureau] overgelegd. De vrouw verzocht de rechtbank het verzoek van haar ex af te wijzen en hem te veroordelen in de kosten van het rechercherapport ad (afgerond) € 13.000. De man erkende dat hij een duurzame affectieve relatie had met X maar niet dat hij zou samenwonen. Hij bracht naar voren dat X een eigen huis had en hij ook. De rechtbank overweegt als volgt. Bij de invulling van het vereiste samenwonen moet aansluiting worden gezocht bij de moderne maatschappij. Het feit dat de man en X beiden nog een eigen woning aanhouden, hoeft op zichzelf niet uit te sluiten dat sprake is van samenleven als gehuwden (HR 19 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ7380 ). Voor het aannemen van samenwoning moet wel duidelijk zijn dat het zwaartepunt van het verblijf in één van de twee woningen ligt, dan wel dat betrokkenen het grootste deel van de tijd bij elkaar doorbrengen, wisselend in de ene en de andere woning. Uit het overgelegde rechercherapport blijkt dat de man en X gedurende de gehele observatieperiode in de woning van de man aanwezig waren, zowel samen als afzonderlijk van elkaar. Zij hebben elkaars huissleutel, doen samen boodschappen, gaan samen winkelen, rijden samen in de auto van de man en hebben samen de tuin versierd met kerstverlichting. De man heeft slechts in het algemeen betwist dat hij samenwoont en aangevoerd dat het rechercherapport ‘niet deugt’ en jegens hem ‘onrechtmatig’ is. Het lag echter op zijn weg om hetgeen door de vrouw gemotiveerd is gesteld in voldoende mate te betwisten. De man heeft geen enkel inzicht gegeven in hoe hij en X het leven met elkaar vormgeven, zoals inzicht in hoe vaak zij wel of niet bij elkaar zijn. De man heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij en X allebei beschikken over een eigen woning, zoals afschriften van bankrekeningen waaruit blijkt dat zij ieder hun eigen woonkosten betalen, of de jaarafrekeningen van het stroom- en gasverbruik in beide woningen sinds december 2022. Ook heeft de man geen financiële stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij niet samenwoont, zoals een uitkeringsspecificatie waaruit zou blijken dat hij een AOW-uitkering krijgt voor een alleenstaande. Voorts had het op de weg van de man gelegen om de stelling dat er sprake is van een gemeenschappelijke huishouding voldoende te betwisten, door te stellen - en zo nodig te onderbouwen - dat hij voor eigen rekening boodschappen doet. De rechtbank concludeert dat de man met X samenwoont als ware hij gehuwd in de zin van artikel 1:160 BW. De rechtbank acht bewezen dat de samenwoning in ieder geval sinds december 2022 bestond, omdat dit niet voldoende is betwist. Dat betekent dat de eventuele aanspraak van de man op een partnerbijdrage al was geëindigd op het moment dat hij het verzoekschrift tot vaststelling van partneralimentatie indiende. De rechtbank wijst het verzoek van de man af. Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW kunnen de kosten voor het inschakelen van een detectivebureau voor vergoeding in aanmerking komen. Daarvoor is vereist, zo volgt uit vast jurisprudentie, dat (1) een sine qua non-verband bestaat tussen de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis en de kosten, (2) de kosten in zodanig verband staan met die gebeurtenis dat zij, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en de schade, aan de aansprakelijke persoon kunnen worden toegerekend, (3) het redelijk was om in verband met een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van die gebeurtenis deskundige bijstand in te roepen en (4) de daartoe gemaakte kosten redelijk zijn. Volgens de rechtbank is hier aan deze voorwaarden voldaan. Immers, indien de man niet was gaan samenwonen met X als ware hij gehuwd en vervolgens een verzoek tot partneralimentatie had ingediend, dan had de vrouw het detectivebureau niet ingeschakeld. De kosten daarvan staan in zodanig verband met de samenwoning van de man, dat deze aan hem kunnen worden toegerekend, die geen melding heeft gemaakt van de samenwoning. Gelet op de zware stelplicht en bewijslast die in het kader van artikel 1:160 BW op de vrouw rust, was het redelijk om deskundige bijstand in te roepen. Voorts acht de rechtbank de door de vrouw aangetoonde kosten van het detectivebureau redelijk, gelet op de omvang van het onderzoek en het rapport. Nu de vrouw deze kosten genoegzaam heeft aangetoond met gespecificeerde nota's, wijst de rechtbank het verzochte bedrag toe. Rechtbank Gelderland 20 oktober 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:8769
By l.scheepens September 22, 2025
Ben je verplicht om meer te gaan werken als je parttime werkt en je wilt aanspraak maken op partneralimentatie?
By l.scheepens September 18, 2025
Moet bij de vaststelling van alimentatie rekening worden gehouden met dividend als inkomen wanneer de aandelen zijn overgenomen tegen betaling van een vergoeding
By l.scheepens September 10, 2025
wat als je afspraken maakt in een convenant en deze worden niet nagekomen?
By l.scheepens September 9, 2025
Zitten er ook nadelen aan mediation? Wie schakel je het beste in als je wilt scheiden? een echtscheidingsadvocaat of een mediator? Wat zijn de verschillen tussen een advocaat en een mediator en waar moet je op letten?
By l.scheepens September 5, 2025
Wat zijn de voordelen van mediation ten opzichte van de echtscheidingsprocedure bij de rechtbank?
By l.scheepens September 2, 2025
Een alsof-beding is een finaal verrekenbeding waarbij echtgenoten zich verplichten om bij einde huwelijk af te rekenen alsof ze in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Het is een huwelijkse voorwaarde die ervoor zorgt dat partijen ieder recht hebben op de helft van de totale waarde van bezittingen minus schulden. Er vindt dus verrekening plaats, in geld. Geen verdeling. Er verandert niets in de eigendom. En toch kunnen ook hier vergoedingsrechten ontstaan, zoals die ook kunnen ontstaan wanneer partijen in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Bij de algehele gemeenschap kan er immers ook sprake zijn van privévermogen. Denk bijvoorbeeld aan de schenking onder uitsluitingsclausule die niet in de gemeenschap valt. Zo kwam het Gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2025 tot het oordeel dat er een vergoedingsrecht ontstaat wanneer er investeringen zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. Partijen waren met elkaar gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. Zij hadden iedere gemeenschap van goederen uitgesloten en overeengekomen dat zij bij het einde van hun huwelijk hun vermogens met elkaar zullen verrekenen alsof zij in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Een aantal goederen waren van die verrekening uitgesloten. De man wil een aantal investeringen die hij heeft gedaan in de woningen van partijen vergoed krijgen. Het hof overweegt dat de vraag of partijen door voor de verrekening aan te sluiten bij de regels voor de wettelijke gemeenschap van goederen, ook hebben beoogd vergoedingsrechten in het leven te roepen, een kwestie is van uitleg van de huwelijkse voorwaarden (Hoge Raad 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1389). In beide gevallen geldt echter dat pas een vergoedingsrecht ontstaat wanneer de investeringen die zijn gedaan, door hem zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. De man moet stellen en onderbouwen dat hij de investeringen uit niet te verrekenen vermogen heeft betaald. Omdat de man er niet in slaagt zijn investeringen aan te tonen worden de door hem verzochte vergoedingen door het hof afgewezen. De uitspraak van het hof Amsterdam is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:GHAMS:2025:496 .
By l.scheepens August 5, 2025
Gaat de alimentatie voor een minderjarig kind voor op de bijdrage voor een meerderjarig kind?
By l.scheepens August 2, 2025
de investering in de gemeenschappelijke woning halveert na het huwelijk in beperkte gemeenschap van goederen
By l.scheepens August 2, 2025
kinderalimentatie op basis van een redelijkerwijs te verdienen inkomen
meer blogs