Geen draagkracht voor alimentatie maar wel een dure hobby

l.scheepens • March 29, 2020

In hoeverre wordt naar het uitgavenpatroon aan de zijde van de alimentatieplichtige gekeken?


Alimentatie wordt vastgesteld op basis van behoefte enerzijds en draagkracht anderzijds. De draagkracht aan de zijde van de alimentatieplichtige wordt bepaald aan de hand van zijn of haar inkomen. De rechtbank verlangt dan ook steevast gegevens met betrekking tot het inkomen als een verzoekschrift tot vaststelling of wijziging van alimentatie ter beoordeling voorligt. Er is een standaardlijst van bescheiden die worden opgevraagd voorafgaand aan de mondelinge behandeling ter terechtzitting. Op die lijst staan geen bescheiden genoemd met betrekking tot het de uitgaven aan de zijde van de onderhoudsplichtige. De rechtbank houdt zich meestal verre van discussies over de (vermeende) uitgaven aan de zijde van de onderhoudsplichtige, die tijdens de mondelinge behandeling geregeld worden aangezwengeld door de onderhoudsgerechtigde.

Interessant in dit kader is de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland in het volgende geval. Rechtbank Noord-Nederland 5 februari 2020, ECLI:NL:RBNNE:2020:668

Uit het (ontbonden) huwelijk zijn twee kinderen geboren, een zoon en een dochter. De rechtbank heeft in 2011 de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie vastgesteld.

In 2019 verzoekt de man de rechtbank de door hem te betalen onderhoudsbijdrage op nihil te stellen. De man beroept zich op gewijzigde omstandigheden (artikel 1:401 lid 1 BW): zijn inkomen is gedaald tot bijstandsniveau. Hij heeft de afgelopen periode ten behoeve van de kinderalimentatie ingeteerd op zijn vermogen. Daarin is nu de grens bereikt; hij is niet langer in staat om de vastgestelde kinderalimentatie te kunnen voldoen, stelt hij.

De rechtbank overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken volgt dat het bruto maandinkomen van de man niet noemenswaardig is gewijzigd. Aan de hand van de overgelegde stukken kan de rechtbank ook vaststellen dat de man in 2011 in zijn draagkrachtberekening is uitgegaan van een box 3-vermogen van € 31.678. Uit de overgelegde IB-aangiften blijkt dat de grondslag voor het box 3-vermogen in 2017 € 80.063 (waarvan € 33.947 aan de man als aandeel is toegekend) en in 2018 € 166.301 (waarvan € 92.963 aan de man als aandeel is toegekend) is geweest. Vast staat dan ook dat er sinds 2009 tot en met 2018 (gegevens over het jaar 2019 heeft de man niet overgelegd, zodat de rechtbank daar geen rekening mee houdt) sprake is geweest van een stijging van het box 3-vermogen en niet van een daling. De rechtbank is, alles afwegend, dan ook van oordeel dat de man niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn vermogen thans dusdanig gedaald/laag is dat de alimentatie is opgehouden aan de wettelijke maatstaven te voldoen en dat een wijziging daarvan dan ook gerechtvaardigd is.
De rechtbank overweegt ten overvloede nog het volgende. Gebleken is dat de man actief de paardensport beoefent, dat hij zelf paarden gestald heeft staan en dat hij zich ook bezig houdt met paardenfokkerij. Deze activiteiten hebben een dusdanige omvang en hiermee zijn zodanig hoge bedragen gemoeid, dat van de man verwacht kan worden dat hij hierin (andere) keuzes maakt, waardoor hij wellicht én zijn hobby kan blijven uitoefenen én de vastgestelde kinderalimentatie kan voldoen. De rechtbank is van oordeel dat van de man verwacht mag worden dat hij zijn ouderlijke verantwoordelijkheid in dit opzicht neemt. De vraag waarom de man ervoor kiest om zijn financiële middelen in te zetten ten behoeve van de paardensport en tegelijkertijd uit te dragen geen, dan wel een beperkte, bijdrage te kunnen leveren ten behoeve van de zoon van partijen, is terecht opgeworpen. Die vraag was opgeworpen door de zoon van partijen. De rechtbank wijst verzoek het verzoek tot nihilstelling van de man af.

Uitgaven zeggen niet altijd iets over de hoogte van het inkomen. Iemand kan het hele jaar alles opzij zetten om één keer per jaar op vakantie te gaan. Maar als de luxe uitgaven echt in het oog springen en niet te verklaren zijn in het licht van de overgelegde inkomensgegevens, dan heeft het wel zin om dat naar voren te brengen. Voor het geval de luxe-uitgaven worden ontkent (hetgeen meestal zo is) is het wel zaak om bewijs aan te dragen. Hetgeen op social media wordt geplaatst kan daarvoor gebruikt worden.


detective
By l.scheepens November 14, 2025
De kosten voor het inschakelen van een detective/recherchebureau kunnen behoorlijk oplopen. Dat doe je dus eigenlijk alleen maar als er iets mee te winnen valt. In het kader van de alimentatieverplichting kan het inschakelen van een detective winst opleveren. Volgens artikel 1:160 BW vervalt het recht op partneralimentatie niet alleen als er sprake is van hertrouwen van de alimentatiegerechtigde, maar ook als die gaat samenwonen als ware zij/hij gehuwd. Dat laatste wordt niet snel toegegeven. En als het niet wordt erkend dan moet dat door degene die stelt dat er sprake is van samenwonen worden bewezen. Daartoe kan een rapport van een recherchebureau dienen. In een zaak die diende bij de rechtbank Gelderland had de man om vaststelling van partneralimentatie gevraagd. De vrouw beriep zich op artikel 1:160 BW. Volgens haar woonde de man sinds het uiteengaan van partijen samen met zijn nieuwe partner X als waren zij gehuwd. Ter onderbouwing van die stelling heeft de vrouw een rechercherapport van [detectivebureau] overgelegd. De vrouw verzocht de rechtbank het verzoek van haar ex af te wijzen en hem te veroordelen in de kosten van het rechercherapport ad (afgerond) € 13.000. De man erkende dat hij een duurzame affectieve relatie had met X maar niet dat hij zou samenwonen. Hij bracht naar voren dat X een eigen huis had en hij ook. De rechtbank overweegt als volgt. Bij de invulling van het vereiste samenwonen moet aansluiting worden gezocht bij de moderne maatschappij. Het feit dat de man en X beiden nog een eigen woning aanhouden, hoeft op zichzelf niet uit te sluiten dat sprake is van samenleven als gehuwden (HR 19 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ7380 ). Voor het aannemen van samenwoning moet wel duidelijk zijn dat het zwaartepunt van het verblijf in één van de twee woningen ligt, dan wel dat betrokkenen het grootste deel van de tijd bij elkaar doorbrengen, wisselend in de ene en de andere woning. Uit het overgelegde rechercherapport blijkt dat de man en X gedurende de gehele observatieperiode in de woning van de man aanwezig waren, zowel samen als afzonderlijk van elkaar. Zij hebben elkaars huissleutel, doen samen boodschappen, gaan samen winkelen, rijden samen in de auto van de man en hebben samen de tuin versierd met kerstverlichting. De man heeft slechts in het algemeen betwist dat hij samenwoont en aangevoerd dat het rechercherapport ‘niet deugt’ en jegens hem ‘onrechtmatig’ is. Het lag echter op zijn weg om hetgeen door de vrouw gemotiveerd is gesteld in voldoende mate te betwisten. De man heeft geen enkel inzicht gegeven in hoe hij en X het leven met elkaar vormgeven, zoals inzicht in hoe vaak zij wel of niet bij elkaar zijn. De man heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij en X allebei beschikken over een eigen woning, zoals afschriften van bankrekeningen waaruit blijkt dat zij ieder hun eigen woonkosten betalen, of de jaarafrekeningen van het stroom- en gasverbruik in beide woningen sinds december 2022. Ook heeft de man geen financiële stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij niet samenwoont, zoals een uitkeringsspecificatie waaruit zou blijken dat hij een AOW-uitkering krijgt voor een alleenstaande. Voorts had het op de weg van de man gelegen om de stelling dat er sprake is van een gemeenschappelijke huishouding voldoende te betwisten, door te stellen - en zo nodig te onderbouwen - dat hij voor eigen rekening boodschappen doet. De rechtbank concludeert dat de man met X samenwoont als ware hij gehuwd in de zin van artikel 1:160 BW. De rechtbank acht bewezen dat de samenwoning in ieder geval sinds december 2022 bestond, omdat dit niet voldoende is betwist. Dat betekent dat de eventuele aanspraak van de man op een partnerbijdrage al was geëindigd op het moment dat hij het verzoekschrift tot vaststelling van partneralimentatie indiende. De rechtbank wijst het verzoek van de man af. Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW kunnen de kosten voor het inschakelen van een detectivebureau voor vergoeding in aanmerking komen. Daarvoor is vereist, zo volgt uit vast jurisprudentie, dat (1) een sine qua non-verband bestaat tussen de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis en de kosten, (2) de kosten in zodanig verband staan met die gebeurtenis dat zij, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en de schade, aan de aansprakelijke persoon kunnen worden toegerekend, (3) het redelijk was om in verband met een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van die gebeurtenis deskundige bijstand in te roepen en (4) de daartoe gemaakte kosten redelijk zijn. Volgens de rechtbank is hier aan deze voorwaarden voldaan. Immers, indien de man niet was gaan samenwonen met X als ware hij gehuwd en vervolgens een verzoek tot partneralimentatie had ingediend, dan had de vrouw het detectivebureau niet ingeschakeld. De kosten daarvan staan in zodanig verband met de samenwoning van de man, dat deze aan hem kunnen worden toegerekend, die geen melding heeft gemaakt van de samenwoning. Gelet op de zware stelplicht en bewijslast die in het kader van artikel 1:160 BW op de vrouw rust, was het redelijk om deskundige bijstand in te roepen. Voorts acht de rechtbank de door de vrouw aangetoonde kosten van het detectivebureau redelijk, gelet op de omvang van het onderzoek en het rapport. Nu de vrouw deze kosten genoegzaam heeft aangetoond met gespecificeerde nota's, wijst de rechtbank het verzochte bedrag toe. Rechtbank Gelderland 20 oktober 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:8769
By l.scheepens September 22, 2025
Ben je verplicht om meer te gaan werken als je parttime werkt en je wilt aanspraak maken op partneralimentatie?
By l.scheepens September 18, 2025
Moet bij de vaststelling van alimentatie rekening worden gehouden met dividend als inkomen wanneer de aandelen zijn overgenomen tegen betaling van een vergoeding
By l.scheepens September 10, 2025
wat als je afspraken maakt in een convenant en deze worden niet nagekomen?
By l.scheepens September 9, 2025
Zitten er ook nadelen aan mediation? Wie schakel je het beste in als je wilt scheiden? een echtscheidingsadvocaat of een mediator? Wat zijn de verschillen tussen een advocaat en een mediator en waar moet je op letten?
By l.scheepens September 5, 2025
Wat zijn de voordelen van mediation ten opzichte van de echtscheidingsprocedure bij de rechtbank?
By l.scheepens September 2, 2025
Een alsof-beding is een finaal verrekenbeding waarbij echtgenoten zich verplichten om bij einde huwelijk af te rekenen alsof ze in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Het is een huwelijkse voorwaarde die ervoor zorgt dat partijen ieder recht hebben op de helft van de totale waarde van bezittingen minus schulden. Er vindt dus verrekening plaats, in geld. Geen verdeling. Er verandert niets in de eigendom. En toch kunnen ook hier vergoedingsrechten ontstaan, zoals die ook kunnen ontstaan wanneer partijen in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Bij de algehele gemeenschap kan er immers ook sprake zijn van privévermogen. Denk bijvoorbeeld aan de schenking onder uitsluitingsclausule die niet in de gemeenschap valt. Zo kwam het Gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2025 tot het oordeel dat er een vergoedingsrecht ontstaat wanneer er investeringen zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. Partijen waren met elkaar gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. Zij hadden iedere gemeenschap van goederen uitgesloten en overeengekomen dat zij bij het einde van hun huwelijk hun vermogens met elkaar zullen verrekenen alsof zij in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Een aantal goederen waren van die verrekening uitgesloten. De man wil een aantal investeringen die hij heeft gedaan in de woningen van partijen vergoed krijgen. Het hof overweegt dat de vraag of partijen door voor de verrekening aan te sluiten bij de regels voor de wettelijke gemeenschap van goederen, ook hebben beoogd vergoedingsrechten in het leven te roepen, een kwestie is van uitleg van de huwelijkse voorwaarden (Hoge Raad 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1389). In beide gevallen geldt echter dat pas een vergoedingsrecht ontstaat wanneer de investeringen die zijn gedaan, door hem zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. De man moet stellen en onderbouwen dat hij de investeringen uit niet te verrekenen vermogen heeft betaald. Omdat de man er niet in slaagt zijn investeringen aan te tonen worden de door hem verzochte vergoedingen door het hof afgewezen. De uitspraak van het hof Amsterdam is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:GHAMS:2025:496 .
By l.scheepens August 5, 2025
Gaat de alimentatie voor een minderjarig kind voor op de bijdrage voor een meerderjarig kind?
By l.scheepens August 2, 2025
de investering in de gemeenschappelijke woning halveert na het huwelijk in beperkte gemeenschap van goederen
By l.scheepens August 2, 2025
kinderalimentatie op basis van een redelijkerwijs te verdienen inkomen
meer blogs