Getrouwd met een golddigger?

l.scheepens • May 8, 2021

Over nakoming van huwelijkse voorwaarden

Huwelijkse voorwaarden vormen een contract waarbij partijen afspraken maken over (onder meer) de verdeling/verrekening van vermogen bij echtscheiding. 'Afspraak = Afspraak" en bij de toetsing van huwelijkse voorwaarden dient de rechter dan ook de nodige terughoudendheid te betrachten. In uitzonderlijke gevallen kan het echter zo zijn dat een – als gevolg van tussen partijen gesloten huwelijkse voorwaarden – geldende contractuele regel buiten toepassing dient te blijven indien die toepassing naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Daarbij dient de rechter tal van omstandigheden te betrekken, waaronder de aard en inhoud van de huwelijkse voorwaarden en de wijze waarop deze tot stand zijn gekomen.

De rechtbank Limburg komt in haar uitspraak van 26-2-2021 tot de conclusie dat onverkorte toepassing van de tussen partijen overeengekomen huwelijkse voorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en wijst het verzoek van de vrouw om de man te veroordelen tot (kort gezegd) de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden af.

Partijen hadden elkaar in 2017 leren kennen via een datingsite en waren onder huwelijkse voorwaarden eind 2017gehuwd. Tot samenwonen komt het niet. Krap twee jaar later dient de vrouw het eenzijdig verzoekschrift tot echtscheiding in en zij vordert onder meer nakoming van het finaal verrekenbeding. In de huwelijkse voorwaarden is opgenomen een zogenaamd 'alsof-beding' waarbijingeval het huwelijk door echtscheiding wordt ontbonden er verrekening plaatsvindt zo, dat ieder van de echtgenoten gerechtigd zijn tot een waarde gelijk aan die, waartoe zij gerechtigd zijn indien er een wettelijke algehele gemeenschap van goederen tussen de echtgenoten had bestaan.

De man heeft bepleit dat onverkorte toepassing van de huwelijkse voorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Volgens hem zou dat immers een onaanvaardbare verrekening met zich meebrengen en tot een onaanvaardbaar resultaat leiden; de man zou dan zijn boerderij en landbouwgronden, derhalve zijn bron van bestaan, moeten verkopen om de vrouw te kunnen uitkeren. In dit kader heeft de man gesteld dat het de vrouw in het huwelijk niet te doen was om de man, maar louter om zijn geld, hetgeen blijkt uit de vele uitgaven die de man ten behoeve van de vrouw heeft gedaan en geacht werd te doen. De man noemt de vrouw een “golddigger”. Met valse beloftes en valse voorwendselen als zou zij nooit van hem scheiden, op korte termijn bij hem komen wonen en hem kinderen zou willen, heeft zij hem een valse toekomst voorgehouden en heeft zij hem bewogen een huwelijk aan te gaan, waarbij thans vaststaat dat de vrouw nimmer de intentie heeft gehad haar beloftes na te komen of aan haar richting de man uitgesproken toekomstplannen enig gevolg te geven. De man is met de vrouw getrouwd uit liefde en heeft nooit ruzie met haar gehad; het verzoekschrift tot echtscheiding van de vrouw sloeg bij hem dan ook in als een bom. Gezien de valse voorwendselen van de vrouw om met de man te huwen, de korte duur van het huwelijk, het moreel verwerpelijke gedrag van de vrouw, het feit dat partijen nimmer een gemeenschappelijke huishouding hebben gevoerd, het feit dat partijen gezamenlijk geen vermogen hebben opgebouwd, het feit dat de man 40 jaar lang heeft geboerd en vermogen heeft opgebouwd (waaronder vermogen van zijn ouders) en de vrouw daar niets aan heeft bijgedragen en geen gezamenlijke kinderen heeft opgevoed, maakt dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat het in de huwelijkse voorwaarden opgenomen verrekenbeding door de man moet worden nagekomen.Aldus de man.

Bij tussenuitspraak (30-01-2020, ECLI:NL:RBLIM:2020:732) stelt de rechtbank de man in de gelegenheid te bewijzen dat de vrouw, met valse beloftes en onder valse voorwendselen als zou zij nooit uit de echt scheiden, dat zij op korte termijn bij de man zou komen wonen en met de man kinderen zou willen, de man heeft bewogen een huwelijk aan te gaan terwijl zij nimmer de intentie heeft gehad om haar beloftes na te komen of aan haar richting de man uitgesproken toekomstplannen enig gevolg te geven.

In het vervolg van de procedure worden er vier getuigen gehoord. Twee notarissen, de vrouw en de man zelf. De eerste notaris verklaarde (onder meer) dat de vrouw (begin 20) tijdens het eerste gesprek dat zij alleen met de notaris had, niet had kunnen antwoorden op de vraag wat de achternaam was van haar toekomstige man, noch wist zij zijn geboortedatum. Zij was zelf begonnen over het finaal verrekenbeding dat zij wilde laten opnemen in de huwelijkse voorwaarden. Bij de notaris gingen op dat moment al de alarmbellen rinkelen. Tijdens het tweede gesprek dat de notaris had met beiden, vertelde de man dat hij een veebedrijf had. De vrouw was kapster. Het grote leeftijdsverschil (36 jaar) was de notaris ook opgevallen. De notaris had het gesprek beëindigd met de mededeling dat partijen er nog maar eens goed over na moesten denken.

De tweede notaris was het ook wel opgevallen dat de vrouw vooral de boventoon voerde, maar hem was niet verteld dat de man vermogend was. (Wijs geworden door het consult bij de eerste notaris had de vrouw de man vooraf geïnstrueerd de notaris niet te veel te vertellen.)

De rechtbank achtte de verklaring van de vrouw op diverse onderdelen ongeloofwaardig en concludeerde dat de vrouw van begin af aan de intentie heeft gehad om niet haar beloftes na te komen of om aan haar tegen de man uitgesproken toekomstplannen enig gevolg te geven. Vóór het huwelijk regelt de vrouw op korte termijn de beoogde huwelijkse voorwaarden die haar bij echtscheiding recht geeft op een vordering op de man ter grootte van de helft van zijn vermogen (minus de helft van haar vermogen maar over de omvang daarvan heeft de vrouw zelf gesteld dat zij “geen noemenswaardig vermogen” heeft) en na het huwelijk komt de vrouw geen van de beloftes na jegens de man en besluit ze op een volslagen onverwacht moment voor de man en zonder plausibele en ongeloofwaardige reden om de echtscheiding in gang te zetten en door te zetten.

De rechtbank komt tot de conclusie dat de man het bewijs heeft geleverd. Daarmee doet zich de situatie voor dat naar het oordeel van de rechtbank onverkorte toepassing van de tussen partijen overeengekomen huwelijkse voorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, omdat het de vrouw niet om het huwelijk (inclusief kinderen krijgen en samenwonen) te doen is geweest, maar om via het huwelijk en de daarop volgende echtscheiding te beschikken over het geld van de man ofwel zijn vermogen. Daarbij weegt mee dat de vrouw geen enkele bijdrage heeft geleverd aan de opbouw van het vermogen van de man en de man zijn vermogen tijdens zijn arbeidzaam leven als boer gedurende circa 40 jaar heeft opgebouwd. Tot slot weegt mee dat onverkorte toepassing van de huwelijkse voorwaarden er toe zou leiden dat de man zijn bron van bestaan (bedrijf) zou moeten verkopen teneinde de vrouw uit te kunnen keren.

Het verzoek van de vrouw om de man te veroordelen tot (kort gezegd) de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden wordt afgewezen.

De uitspraak is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:RBLIM:2020:732



detective
By l.scheepens November 14, 2025
De kosten voor het inschakelen van een detective/recherchebureau kunnen behoorlijk oplopen. Dat doe je dus eigenlijk alleen maar als er iets mee te winnen valt. In het kader van de alimentatieverplichting kan het inschakelen van een detective winst opleveren. Volgens artikel 1:160 BW vervalt het recht op partneralimentatie niet alleen als er sprake is van hertrouwen van de alimentatiegerechtigde, maar ook als die gaat samenwonen als ware zij/hij gehuwd. Dat laatste wordt niet snel toegegeven. En als het niet wordt erkend dan moet dat door degene die stelt dat er sprake is van samenwonen worden bewezen. Daartoe kan een rapport van een recherchebureau dienen. In een zaak die diende bij de rechtbank Gelderland had de man om vaststelling van partneralimentatie gevraagd. De vrouw beriep zich op artikel 1:160 BW. Volgens haar woonde de man sinds het uiteengaan van partijen samen met zijn nieuwe partner X als waren zij gehuwd. Ter onderbouwing van die stelling heeft de vrouw een rechercherapport van [detectivebureau] overgelegd. De vrouw verzocht de rechtbank het verzoek van haar ex af te wijzen en hem te veroordelen in de kosten van het rechercherapport ad (afgerond) € 13.000. De man erkende dat hij een duurzame affectieve relatie had met X maar niet dat hij zou samenwonen. Hij bracht naar voren dat X een eigen huis had en hij ook. De rechtbank overweegt als volgt. Bij de invulling van het vereiste samenwonen moet aansluiting worden gezocht bij de moderne maatschappij. Het feit dat de man en X beiden nog een eigen woning aanhouden, hoeft op zichzelf niet uit te sluiten dat sprake is van samenleven als gehuwden (HR 19 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ7380 ). Voor het aannemen van samenwoning moet wel duidelijk zijn dat het zwaartepunt van het verblijf in één van de twee woningen ligt, dan wel dat betrokkenen het grootste deel van de tijd bij elkaar doorbrengen, wisselend in de ene en de andere woning. Uit het overgelegde rechercherapport blijkt dat de man en X gedurende de gehele observatieperiode in de woning van de man aanwezig waren, zowel samen als afzonderlijk van elkaar. Zij hebben elkaars huissleutel, doen samen boodschappen, gaan samen winkelen, rijden samen in de auto van de man en hebben samen de tuin versierd met kerstverlichting. De man heeft slechts in het algemeen betwist dat hij samenwoont en aangevoerd dat het rechercherapport ‘niet deugt’ en jegens hem ‘onrechtmatig’ is. Het lag echter op zijn weg om hetgeen door de vrouw gemotiveerd is gesteld in voldoende mate te betwisten. De man heeft geen enkel inzicht gegeven in hoe hij en X het leven met elkaar vormgeven, zoals inzicht in hoe vaak zij wel of niet bij elkaar zijn. De man heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij en X allebei beschikken over een eigen woning, zoals afschriften van bankrekeningen waaruit blijkt dat zij ieder hun eigen woonkosten betalen, of de jaarafrekeningen van het stroom- en gasverbruik in beide woningen sinds december 2022. Ook heeft de man geen financiële stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij niet samenwoont, zoals een uitkeringsspecificatie waaruit zou blijken dat hij een AOW-uitkering krijgt voor een alleenstaande. Voorts had het op de weg van de man gelegen om de stelling dat er sprake is van een gemeenschappelijke huishouding voldoende te betwisten, door te stellen - en zo nodig te onderbouwen - dat hij voor eigen rekening boodschappen doet. De rechtbank concludeert dat de man met X samenwoont als ware hij gehuwd in de zin van artikel 1:160 BW. De rechtbank acht bewezen dat de samenwoning in ieder geval sinds december 2022 bestond, omdat dit niet voldoende is betwist. Dat betekent dat de eventuele aanspraak van de man op een partnerbijdrage al was geëindigd op het moment dat hij het verzoekschrift tot vaststelling van partneralimentatie indiende. De rechtbank wijst het verzoek van de man af. Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW kunnen de kosten voor het inschakelen van een detectivebureau voor vergoeding in aanmerking komen. Daarvoor is vereist, zo volgt uit vast jurisprudentie, dat (1) een sine qua non-verband bestaat tussen de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis en de kosten, (2) de kosten in zodanig verband staan met die gebeurtenis dat zij, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en de schade, aan de aansprakelijke persoon kunnen worden toegerekend, (3) het redelijk was om in verband met een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van die gebeurtenis deskundige bijstand in te roepen en (4) de daartoe gemaakte kosten redelijk zijn. Volgens de rechtbank is hier aan deze voorwaarden voldaan. Immers, indien de man niet was gaan samenwonen met X als ware hij gehuwd en vervolgens een verzoek tot partneralimentatie had ingediend, dan had de vrouw het detectivebureau niet ingeschakeld. De kosten daarvan staan in zodanig verband met de samenwoning van de man, dat deze aan hem kunnen worden toegerekend, die geen melding heeft gemaakt van de samenwoning. Gelet op de zware stelplicht en bewijslast die in het kader van artikel 1:160 BW op de vrouw rust, was het redelijk om deskundige bijstand in te roepen. Voorts acht de rechtbank de door de vrouw aangetoonde kosten van het detectivebureau redelijk, gelet op de omvang van het onderzoek en het rapport. Nu de vrouw deze kosten genoegzaam heeft aangetoond met gespecificeerde nota's, wijst de rechtbank het verzochte bedrag toe. Rechtbank Gelderland 20 oktober 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:8769
By l.scheepens September 22, 2025
Ben je verplicht om meer te gaan werken als je parttime werkt en je wilt aanspraak maken op partneralimentatie?
By l.scheepens September 18, 2025
Moet bij de vaststelling van alimentatie rekening worden gehouden met dividend als inkomen wanneer de aandelen zijn overgenomen tegen betaling van een vergoeding
By l.scheepens September 10, 2025
wat als je afspraken maakt in een convenant en deze worden niet nagekomen?
By l.scheepens September 9, 2025
Zitten er ook nadelen aan mediation? Wie schakel je het beste in als je wilt scheiden? een echtscheidingsadvocaat of een mediator? Wat zijn de verschillen tussen een advocaat en een mediator en waar moet je op letten?
By l.scheepens September 5, 2025
Wat zijn de voordelen van mediation ten opzichte van de echtscheidingsprocedure bij de rechtbank?
By l.scheepens September 2, 2025
Een alsof-beding is een finaal verrekenbeding waarbij echtgenoten zich verplichten om bij einde huwelijk af te rekenen alsof ze in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Het is een huwelijkse voorwaarde die ervoor zorgt dat partijen ieder recht hebben op de helft van de totale waarde van bezittingen minus schulden. Er vindt dus verrekening plaats, in geld. Geen verdeling. Er verandert niets in de eigendom. En toch kunnen ook hier vergoedingsrechten ontstaan, zoals die ook kunnen ontstaan wanneer partijen in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Bij de algehele gemeenschap kan er immers ook sprake zijn van privévermogen. Denk bijvoorbeeld aan de schenking onder uitsluitingsclausule die niet in de gemeenschap valt. Zo kwam het Gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2025 tot het oordeel dat er een vergoedingsrecht ontstaat wanneer er investeringen zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. Partijen waren met elkaar gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. Zij hadden iedere gemeenschap van goederen uitgesloten en overeengekomen dat zij bij het einde van hun huwelijk hun vermogens met elkaar zullen verrekenen alsof zij in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Een aantal goederen waren van die verrekening uitgesloten. De man wil een aantal investeringen die hij heeft gedaan in de woningen van partijen vergoed krijgen. Het hof overweegt dat de vraag of partijen door voor de verrekening aan te sluiten bij de regels voor de wettelijke gemeenschap van goederen, ook hebben beoogd vergoedingsrechten in het leven te roepen, een kwestie is van uitleg van de huwelijkse voorwaarden (Hoge Raad 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1389). In beide gevallen geldt echter dat pas een vergoedingsrecht ontstaat wanneer de investeringen die zijn gedaan, door hem zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. De man moet stellen en onderbouwen dat hij de investeringen uit niet te verrekenen vermogen heeft betaald. Omdat de man er niet in slaagt zijn investeringen aan te tonen worden de door hem verzochte vergoedingen door het hof afgewezen. De uitspraak van het hof Amsterdam is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:GHAMS:2025:496 .
By l.scheepens August 5, 2025
Gaat de alimentatie voor een minderjarig kind voor op de bijdrage voor een meerderjarig kind?
By l.scheepens August 2, 2025
de investering in de gemeenschappelijke woning halveert na het huwelijk in beperkte gemeenschap van goederen
By l.scheepens August 2, 2025
kinderalimentatie op basis van een redelijkerwijs te verdienen inkomen
meer blogs