Gezamenlijk gezag of eenhoofdig gezag

l.scheepens • March 22, 2020

Opvoedkwestie of gezagsbeslissing

Als beide ouders belast zijn met het ouderlijk gezag houdt dit onder andere in dat belangrijke beslissingen over hun kind(eren) gezamenlijk genomen moeten worden. Ook zullen de ouders elkaar steeds op de hoogte moeten houden van belangrijke zaken en ontwikkelingen op het gebied van verzorging, opvoeding en het welzijn van de kinderen.

In de wet staat niet welke beslissingen gezamenlijk genomen moeten worden. Het gaat in ieder geval om medische beslissingen, schoolkeuze, een verhuizing met de kinderen, het aanvragen van een paspoort of visum. Als ouder loop je soms tegen instanties aan die de handtekening vragen van de andere, gezagdragende ouder. Dat kan zijn de gemeente bij het aanvragen van een paspoort voor een kind, maar ook als je alleen met je kind op het vliegtuig wilt stappen voor een vakantie in het buitenland dien je bij controle te beschikken over een toestemmingsformulier dat van een handtekening is voorzien van de gezagdragende ouder.

In uitzonderlijke gevallen kan een ouder op zijn of haar verzoek door de rechtbank worden belast met het eenhoofdig gezag. De rechtbank toetst een dergelijk verzoek aan de wettelijke criteria. Het verzoek zal worden toegewezen indien:

  1. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of;
  2. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.

Het beëindigen van het ouderlijk gezag is een zware maatregel, die alleen wordt toegepast als er echt aanleiding toe is. Redenen daarvoor kunnen zijn:

  • Wanneer de andere ouder steeds onbereikbaar is en overleg onmogelijk is, kan dat reden zijn om het gezag over een kind bij één ouder neer te leggen. Dat een ouder in het buitenland woont is nog geen reden om hem of haar het gezag te ontnemen. Overleg is nog steeds mogelijk.
  • Wanneer een van de ouders geen invulling kan geven aan het ouderlijk gezag door zijn of haar geestelijke toestand of verslaving.
  • Wanneer de vereiste toestemming structureel wordt geweigerd. Als duidelijk wordt dat de mede-gezag dragende ouder de andere ouder via het gezag dwars wil zitten door zonder reden telkens toestemming te weigeren, hetgeen zou betekenen dat belangrijke beslissingen niet genomen kunnen worden, kan dat er toe leiden dat de rechter aanneemt dat er sprake is van de hiervoor onder 1 genoemde grondslag voor een wijziging van het gezag.

Feiten en omstandigheden die opzichzelfstaand onvoldoende grond opleveren voor toewijzing van het eenhoofdig gezag zijn:

  • Een gebrekkige communicatie. Ook ruzie is een vorm van overleg. Ouders hoeven het niet altijd met elkaar eens te zijn. Er bestaat altijd nog de mogelijkheid om de rechter te verzoeken in het kader van een artikel 1:253a BW procedure te vragen een knoop door te hakken.
  • Verschillende opvoedstijlen tussen ouders. Een voorbeeld daarvan is de volgende uitspraak: Gerechtshof Amsterdam 26-03-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1011 In deze zaak ging het om het volgende:



De vrouw stelt dat gezamenlijke gezagsuitoefening niet in het belang van het kind kan worden geacht. De verhouding tussen partijen is zeer moeizaam en de man is niet bereid tot overleg met de vrouw. De man handelt hoe hij zelf wil en heeft het kind bijvoorbeeld zonder overleg opgegeven voor een week ponykamp. Partijen zijn volgens de vrouw aldus samen feitelijk niet in staat de relevante beslissingen te nemen en gezamenlijke gezagsuitoefening is daarom feitelijk niet (constructief) mogelijk.


Het hof constateert toch dat partijen feitelijk sinds circa twee jaar gezamenlijk het gezag over het kind uitoefenen en dat zich in die periode geen concrete gevallen hebben voorgedaan waarbij zij van mening verschilden over te nemen gezagsbeslissingen zoals de keuze voor een middelbare school of een medische behandeling. De voorbeelden die de vrouw noemt waarin het gezamenlijk gezag volgens haar belemmerend werkte, zijn geen gezagsbeslissingen maar opvoedkwesties zoals de te hanteren bedtijd of (on)wenselijkheid van de aanwezigheid van de nieuwe partner van de man bij de avondvierdaagse. Het geval waarin de man het kind een tijdelijke bril heeft laten aanmeten, betreft ook een kwestie van verzorging en opvoeding. Nu partijen voorts positieve stappen zetten om hun communicatie te verbeteren en de zorgregeling goed te laten verlopen, is het hof van oordeel dat er geen onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen haar ouders bij uitoefening van gezamenlijk gezag. Het hof is derhalve van oordeel dat er geen gronden zijn om de man het (gezamenlijk) gezag te ontzeggen.

detective
By l.scheepens November 14, 2025
De kosten voor het inschakelen van een detective/recherchebureau kunnen behoorlijk oplopen. Dat doe je dus eigenlijk alleen maar als er iets mee te winnen valt. In het kader van de alimentatieverplichting kan het inschakelen van een detective winst opleveren. Volgens artikel 1:160 BW vervalt het recht op partneralimentatie niet alleen als er sprake is van hertrouwen van de alimentatiegerechtigde, maar ook als die gaat samenwonen als ware zij/hij gehuwd. Dat laatste wordt niet snel toegegeven. En als het niet wordt erkend dan moet dat door degene die stelt dat er sprake is van samenwonen worden bewezen. Daartoe kan een rapport van een recherchebureau dienen. In een zaak die diende bij de rechtbank Gelderland had de man om vaststelling van partneralimentatie gevraagd. De vrouw beriep zich op artikel 1:160 BW. Volgens haar woonde de man sinds het uiteengaan van partijen samen met zijn nieuwe partner X als waren zij gehuwd. Ter onderbouwing van die stelling heeft de vrouw een rechercherapport van [detectivebureau] overgelegd. De vrouw verzocht de rechtbank het verzoek van haar ex af te wijzen en hem te veroordelen in de kosten van het rechercherapport ad (afgerond) € 13.000. De man erkende dat hij een duurzame affectieve relatie had met X maar niet dat hij zou samenwonen. Hij bracht naar voren dat X een eigen huis had en hij ook. De rechtbank overweegt als volgt. Bij de invulling van het vereiste samenwonen moet aansluiting worden gezocht bij de moderne maatschappij. Het feit dat de man en X beiden nog een eigen woning aanhouden, hoeft op zichzelf niet uit te sluiten dat sprake is van samenleven als gehuwden (HR 19 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ7380 ). Voor het aannemen van samenwoning moet wel duidelijk zijn dat het zwaartepunt van het verblijf in één van de twee woningen ligt, dan wel dat betrokkenen het grootste deel van de tijd bij elkaar doorbrengen, wisselend in de ene en de andere woning. Uit het overgelegde rechercherapport blijkt dat de man en X gedurende de gehele observatieperiode in de woning van de man aanwezig waren, zowel samen als afzonderlijk van elkaar. Zij hebben elkaars huissleutel, doen samen boodschappen, gaan samen winkelen, rijden samen in de auto van de man en hebben samen de tuin versierd met kerstverlichting. De man heeft slechts in het algemeen betwist dat hij samenwoont en aangevoerd dat het rechercherapport ‘niet deugt’ en jegens hem ‘onrechtmatig’ is. Het lag echter op zijn weg om hetgeen door de vrouw gemotiveerd is gesteld in voldoende mate te betwisten. De man heeft geen enkel inzicht gegeven in hoe hij en X het leven met elkaar vormgeven, zoals inzicht in hoe vaak zij wel of niet bij elkaar zijn. De man heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij en X allebei beschikken over een eigen woning, zoals afschriften van bankrekeningen waaruit blijkt dat zij ieder hun eigen woonkosten betalen, of de jaarafrekeningen van het stroom- en gasverbruik in beide woningen sinds december 2022. Ook heeft de man geen financiële stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij niet samenwoont, zoals een uitkeringsspecificatie waaruit zou blijken dat hij een AOW-uitkering krijgt voor een alleenstaande. Voorts had het op de weg van de man gelegen om de stelling dat er sprake is van een gemeenschappelijke huishouding voldoende te betwisten, door te stellen - en zo nodig te onderbouwen - dat hij voor eigen rekening boodschappen doet. De rechtbank concludeert dat de man met X samenwoont als ware hij gehuwd in de zin van artikel 1:160 BW. De rechtbank acht bewezen dat de samenwoning in ieder geval sinds december 2022 bestond, omdat dit niet voldoende is betwist. Dat betekent dat de eventuele aanspraak van de man op een partnerbijdrage al was geëindigd op het moment dat hij het verzoekschrift tot vaststelling van partneralimentatie indiende. De rechtbank wijst het verzoek van de man af. Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW kunnen de kosten voor het inschakelen van een detectivebureau voor vergoeding in aanmerking komen. Daarvoor is vereist, zo volgt uit vast jurisprudentie, dat (1) een sine qua non-verband bestaat tussen de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis en de kosten, (2) de kosten in zodanig verband staan met die gebeurtenis dat zij, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en de schade, aan de aansprakelijke persoon kunnen worden toegerekend, (3) het redelijk was om in verband met een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van die gebeurtenis deskundige bijstand in te roepen en (4) de daartoe gemaakte kosten redelijk zijn. Volgens de rechtbank is hier aan deze voorwaarden voldaan. Immers, indien de man niet was gaan samenwonen met X als ware hij gehuwd en vervolgens een verzoek tot partneralimentatie had ingediend, dan had de vrouw het detectivebureau niet ingeschakeld. De kosten daarvan staan in zodanig verband met de samenwoning van de man, dat deze aan hem kunnen worden toegerekend, die geen melding heeft gemaakt van de samenwoning. Gelet op de zware stelplicht en bewijslast die in het kader van artikel 1:160 BW op de vrouw rust, was het redelijk om deskundige bijstand in te roepen. Voorts acht de rechtbank de door de vrouw aangetoonde kosten van het detectivebureau redelijk, gelet op de omvang van het onderzoek en het rapport. Nu de vrouw deze kosten genoegzaam heeft aangetoond met gespecificeerde nota's, wijst de rechtbank het verzochte bedrag toe. Rechtbank Gelderland 20 oktober 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:8769
By l.scheepens September 22, 2025
Ben je verplicht om meer te gaan werken als je parttime werkt en je wilt aanspraak maken op partneralimentatie?
By l.scheepens September 18, 2025
Moet bij de vaststelling van alimentatie rekening worden gehouden met dividend als inkomen wanneer de aandelen zijn overgenomen tegen betaling van een vergoeding
By l.scheepens September 10, 2025
wat als je afspraken maakt in een convenant en deze worden niet nagekomen?
By l.scheepens September 9, 2025
Zitten er ook nadelen aan mediation? Wie schakel je het beste in als je wilt scheiden? een echtscheidingsadvocaat of een mediator? Wat zijn de verschillen tussen een advocaat en een mediator en waar moet je op letten?
By l.scheepens September 5, 2025
Wat zijn de voordelen van mediation ten opzichte van de echtscheidingsprocedure bij de rechtbank?
By l.scheepens September 2, 2025
Een alsof-beding is een finaal verrekenbeding waarbij echtgenoten zich verplichten om bij einde huwelijk af te rekenen alsof ze in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Het is een huwelijkse voorwaarde die ervoor zorgt dat partijen ieder recht hebben op de helft van de totale waarde van bezittingen minus schulden. Er vindt dus verrekening plaats, in geld. Geen verdeling. Er verandert niets in de eigendom. En toch kunnen ook hier vergoedingsrechten ontstaan, zoals die ook kunnen ontstaan wanneer partijen in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Bij de algehele gemeenschap kan er immers ook sprake zijn van privévermogen. Denk bijvoorbeeld aan de schenking onder uitsluitingsclausule die niet in de gemeenschap valt. Zo kwam het Gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2025 tot het oordeel dat er een vergoedingsrecht ontstaat wanneer er investeringen zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. Partijen waren met elkaar gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. Zij hadden iedere gemeenschap van goederen uitgesloten en overeengekomen dat zij bij het einde van hun huwelijk hun vermogens met elkaar zullen verrekenen alsof zij in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Een aantal goederen waren van die verrekening uitgesloten. De man wil een aantal investeringen die hij heeft gedaan in de woningen van partijen vergoed krijgen. Het hof overweegt dat de vraag of partijen door voor de verrekening aan te sluiten bij de regels voor de wettelijke gemeenschap van goederen, ook hebben beoogd vergoedingsrechten in het leven te roepen, een kwestie is van uitleg van de huwelijkse voorwaarden (Hoge Raad 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1389). In beide gevallen geldt echter dat pas een vergoedingsrecht ontstaat wanneer de investeringen die zijn gedaan, door hem zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. De man moet stellen en onderbouwen dat hij de investeringen uit niet te verrekenen vermogen heeft betaald. Omdat de man er niet in slaagt zijn investeringen aan te tonen worden de door hem verzochte vergoedingen door het hof afgewezen. De uitspraak van het hof Amsterdam is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:GHAMS:2025:496 .
By l.scheepens August 5, 2025
Gaat de alimentatie voor een minderjarig kind voor op de bijdrage voor een meerderjarig kind?
By l.scheepens August 2, 2025
de investering in de gemeenschappelijke woning halveert na het huwelijk in beperkte gemeenschap van goederen
By l.scheepens August 2, 2025
kinderalimentatie op basis van een redelijkerwijs te verdienen inkomen
meer blogs