Invloed van schulden op draagkracht
l.scheepens • September 5, 2019
Tellen schulden mee bij de vaststelling van kinderalimentatie?
| Ingevolge artikel 1:397 lid 1 BW dient bij het bepalen van het bedrag aan kinderalimentatie enerzijds rekening te worden gehouden met de behoefte van het kind en anderzijds met de draagkracht van de alimentatieplichtige. De voor alimentatie beschikbare draagkracht wordt bepaald aan de hand van inkomen en lasten. Bij kinderalimentatie wordt gerekend met forfaitaire lasten, dat wil zeggen dat niet de werkelijke lasten tellen maar een bepaald deel van het inkomen wordt in aanmerking genomen voor bijvoorbeeld de woonlasten. Het invoeren van de berekeningsmethode met forfaitaire lasten scheelt een groot aantal wijzigingsverzoeken dat wordt ingediend bij de rechtbank. Waar vroeger een procedure kon worden gestart indien de alimentatieplichtige opnieuw ging samenwonen is dat nu verleden tijd. De forfaitaire woonlast blijft immers hetzelfde ook als iemand gaat samenwonen. De premie ziektekostenverzekering wordt forfaitair vastgesteld en voor alle overige lasten (gas, water, licht, eten, drinken, telefoon etcetera) geldt ook een bepaald bedrag. Tenminste: als het gaat om de vaststelling van kinderalimentatie, niet bij de vaststelling van partneralimentatie. Voor de aflossing op schulden geldt geen forfaitair bedrag. Telt dan het werkelijke bedrag dat maandelijks wordt afgelost? Niet zonder meer. Als een maandelijkse aflossing op schulden wordt opgevoerd in de draagkrachtberekening, komen er veel vragen die beantwoord zullen moeten worden en deze antwoorden worden heel kritisch tegen het licht gehouden. Het gaat daarbij niet alleen om het bestaan van de schuld die bewezen moet worden. Vragen als: wanneer is de schuld ontstaan, wordt er afgelost op de schuld, was er een noodzaak voor het ontstaan van de schuld, wat is de looptijd van de schuld? Een schuld die tijdens het huwelijk is ontstaan door toedoen van beide echtgenoten wordt anders bezien dan een schuld die na het huwelijks is ontstaan. Er kan echter een noodzaak zijn geweest om de schuld aan te gaan na het huwelijk. Dat eerder niet werd afgelost op de schuld kan goede redenen hebben. Alles omtrent de schulden moet echter in een procedure goed worden uiteengezet en met bewijzen worden onderbouwd. Dat betekent omgekeerd dat ook de rechter die moet oordelen over de draagkracht zijn beslissing goed dient te motiveren. Zo blijkt ook uit een recente uitspraak van de Hoge Raad 5 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1086. De Hoge Raad vernietigde een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag omdat het hof zonder toereikende motivatie voorbij ging aan hetgeen aangaande de schulden expliciet naar voren was gebracht door de man. De Hoge Raad overweegt: ‘Het hof overweegt ten aanzien van de door de man gestelde schulden dat het in totaal om een bedrag ad € 54.049 gaat. Gelet op de stellingen van partijen ten aanzien van de (afbetaling van de) schulden als voornoemd, acht het hof het redelijk om bij de bepaling van de draagkracht van de man rekening te houden met een aflossing van € 500 per maand in de periode van 1 december 2016 tot en met 31 december 2018 (…).’ Het hof heeft niet toegelicht waarom het redelijk is om rekening te houden met een aflossing van € 500 per maand en is niet ingegaan op de stelling van M dat hij door middel van loonbeslag in 2017 een bedrag van € 761,89 per maand afloste en in 2018 maandelijks € 1.135,26. Het oordeel van het hof met betrekking tot het aflossingsbedrag van € 500 per maand is daarom niet voldoende gemotiveerd. De Hoge Raad vernietigt en verwijst vervolgens naar een ander Gerechtshof. Mr. Lilian Scheepens |

De kosten voor het inschakelen van een detective/recherchebureau kunnen behoorlijk oplopen. Dat doe je dus eigenlijk alleen maar als er iets mee te winnen valt. In het kader van de alimentatieverplichting kan het inschakelen van een detective winst opleveren. Volgens artikel 1:160 BW vervalt het recht op partneralimentatie niet alleen als er sprake is van hertrouwen van de alimentatiegerechtigde, maar ook als die gaat samenwonen als ware zij/hij gehuwd. Dat laatste wordt niet snel toegegeven. En als het niet wordt erkend dan moet dat door degene die stelt dat er sprake is van samenwonen worden bewezen. Daartoe kan een rapport van een recherchebureau dienen. In een zaak die diende bij de rechtbank Gelderland had de man om vaststelling van partneralimentatie gevraagd. De vrouw beriep zich op artikel 1:160 BW. Volgens haar woonde de man sinds het uiteengaan van partijen samen met zijn nieuwe partner X als waren zij gehuwd. Ter onderbouwing van die stelling heeft de vrouw een rechercherapport van [detectivebureau] overgelegd. De vrouw verzocht de rechtbank het verzoek van haar ex af te wijzen en hem te veroordelen in de kosten van het rechercherapport ad (afgerond) € 13.000. De man erkende dat hij een duurzame affectieve relatie had met X maar niet dat hij zou samenwonen. Hij bracht naar voren dat X een eigen huis had en hij ook. De rechtbank overweegt als volgt. Bij de invulling van het vereiste samenwonen moet aansluiting worden gezocht bij de moderne maatschappij. Het feit dat de man en X beiden nog een eigen woning aanhouden, hoeft op zichzelf niet uit te sluiten dat sprake is van samenleven als gehuwden (HR 19 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ7380 ). Voor het aannemen van samenwoning moet wel duidelijk zijn dat het zwaartepunt van het verblijf in één van de twee woningen ligt, dan wel dat betrokkenen het grootste deel van de tijd bij elkaar doorbrengen, wisselend in de ene en de andere woning. Uit het overgelegde rechercherapport blijkt dat de man en X gedurende de gehele observatieperiode in de woning van de man aanwezig waren, zowel samen als afzonderlijk van elkaar. Zij hebben elkaars huissleutel, doen samen boodschappen, gaan samen winkelen, rijden samen in de auto van de man en hebben samen de tuin versierd met kerstverlichting. De man heeft slechts in het algemeen betwist dat hij samenwoont en aangevoerd dat het rechercherapport ‘niet deugt’ en jegens hem ‘onrechtmatig’ is. Het lag echter op zijn weg om hetgeen door de vrouw gemotiveerd is gesteld in voldoende mate te betwisten. De man heeft geen enkel inzicht gegeven in hoe hij en X het leven met elkaar vormgeven, zoals inzicht in hoe vaak zij wel of niet bij elkaar zijn. De man heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij en X allebei beschikken over een eigen woning, zoals afschriften van bankrekeningen waaruit blijkt dat zij ieder hun eigen woonkosten betalen, of de jaarafrekeningen van het stroom- en gasverbruik in beide woningen sinds december 2022. Ook heeft de man geen financiële stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij niet samenwoont, zoals een uitkeringsspecificatie waaruit zou blijken dat hij een AOW-uitkering krijgt voor een alleenstaande. Voorts had het op de weg van de man gelegen om de stelling dat er sprake is van een gemeenschappelijke huishouding voldoende te betwisten, door te stellen - en zo nodig te onderbouwen - dat hij voor eigen rekening boodschappen doet. De rechtbank concludeert dat de man met X samenwoont als ware hij gehuwd in de zin van artikel 1:160 BW. De rechtbank acht bewezen dat de samenwoning in ieder geval sinds december 2022 bestond, omdat dit niet voldoende is betwist. Dat betekent dat de eventuele aanspraak van de man op een partnerbijdrage al was geëindigd op het moment dat hij het verzoekschrift tot vaststelling van partneralimentatie indiende. De rechtbank wijst het verzoek van de man af. Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW kunnen de kosten voor het inschakelen van een detectivebureau voor vergoeding in aanmerking komen. Daarvoor is vereist, zo volgt uit vast jurisprudentie, dat (1) een sine qua non-verband bestaat tussen de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis en de kosten, (2) de kosten in zodanig verband staan met die gebeurtenis dat zij, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en de schade, aan de aansprakelijke persoon kunnen worden toegerekend, (3) het redelijk was om in verband met een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van die gebeurtenis deskundige bijstand in te roepen en (4) de daartoe gemaakte kosten redelijk zijn. Volgens de rechtbank is hier aan deze voorwaarden voldaan. Immers, indien de man niet was gaan samenwonen met X als ware hij gehuwd en vervolgens een verzoek tot partneralimentatie had ingediend, dan had de vrouw het detectivebureau niet ingeschakeld. De kosten daarvan staan in zodanig verband met de samenwoning van de man, dat deze aan hem kunnen worden toegerekend, die geen melding heeft gemaakt van de samenwoning. Gelet op de zware stelplicht en bewijslast die in het kader van artikel 1:160 BW op de vrouw rust, was het redelijk om deskundige bijstand in te roepen. Voorts acht de rechtbank de door de vrouw aangetoonde kosten van het detectivebureau redelijk, gelet op de omvang van het onderzoek en het rapport. Nu de vrouw deze kosten genoegzaam heeft aangetoond met gespecificeerde nota's, wijst de rechtbank het verzochte bedrag toe. Rechtbank Gelderland 20 oktober 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:8769

Een alsof-beding is een finaal verrekenbeding waarbij echtgenoten zich verplichten om bij einde huwelijk af te rekenen alsof ze in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Het is een huwelijkse voorwaarde die ervoor zorgt dat partijen ieder recht hebben op de helft van de totale waarde van bezittingen minus schulden. Er vindt dus verrekening plaats, in geld. Geen verdeling. Er verandert niets in de eigendom. En toch kunnen ook hier vergoedingsrechten ontstaan, zoals die ook kunnen ontstaan wanneer partijen in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Bij de algehele gemeenschap kan er immers ook sprake zijn van privévermogen. Denk bijvoorbeeld aan de schenking onder uitsluitingsclausule die niet in de gemeenschap valt. Zo kwam het Gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2025 tot het oordeel dat er een vergoedingsrecht ontstaat wanneer er investeringen zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. Partijen waren met elkaar gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. Zij hadden iedere gemeenschap van goederen uitgesloten en overeengekomen dat zij bij het einde van hun huwelijk hun vermogens met elkaar zullen verrekenen alsof zij in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Een aantal goederen waren van die verrekening uitgesloten. De man wil een aantal investeringen die hij heeft gedaan in de woningen van partijen vergoed krijgen. Het hof overweegt dat de vraag of partijen door voor de verrekening aan te sluiten bij de regels voor de wettelijke gemeenschap van goederen, ook hebben beoogd vergoedingsrechten in het leven te roepen, een kwestie is van uitleg van de huwelijkse voorwaarden (Hoge Raad 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1389). In beide gevallen geldt echter dat pas een vergoedingsrecht ontstaat wanneer de investeringen die zijn gedaan, door hem zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. De man moet stellen en onderbouwen dat hij de investeringen uit niet te verrekenen vermogen heeft betaald. Omdat de man er niet in slaagt zijn investeringen aan te tonen worden de door hem verzochte vergoedingen door het hof afgewezen. De uitspraak van het hof Amsterdam is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:GHAMS:2025:496 .






