Kinderalimentatie vrij te bepalen?

l.scheepens • March 4, 2021

over contractsvrijheid bij vaststelling hoogte bijdrage voor de kinderen



Over de vraag in hoeverre kinderalimentatie van openbare orde is en het de rechter vrijstaat om voorbij te gaan aan een door de ouders gesloten kinderalimentatie-overeenkomst, lijken in de jurisprudentie en in de literatuur verschillende opvattingen te bestaan. Degenen die betogen dat kinderalimentatie van openbare orde is, wijzen daarbij vaak op HR 24 november 1972 (NJ 1973, 288). In die uitspraak oordeelde de Hoge Raad dat de rechter die - op grond van artikel 1:406 BW (voor het eerst) - kinderalimentatie vaststelt, daarover zelfstandig oordeelt met inachtneming van de wettelijke maatstaven, zonder gebonden te zijn aan wat de ouders onderling over die alimentatie zijn overeengekomen. Die uitspraak is echter gegeven in een geheel andere tijd, waarin na echtscheiding nog aan één van de ouders het gezag over de kinderen werd toegekend. Dat is nu anders. Tegenwoordig is het uitgangspunt dat de ouders na de echtscheiding of het verbreken van hun relatie gezamenlijk het gezag uit blijven oefenen. Ook zijn zij verplicht om bij het uiteengaan een ouderschapsplan te sluiten, waarin zij juist afspraken dienen te maken over (onder meer) de kinderalimentatie. De wetgever wil de ouders dus juist stimuleren om samen afspraken maken over de kinderalimentatie. Daarmee verdraagt zich niet goed dat de rechter vervolgens zomaar over deze gemaakte afspraak heen zou kunnen stappen. Wel heeft de wetgever in artikel 1:400 lid 2 BW bepaald dat overeenkomsten waarbij van het krachtens de wet verschuldigde levensonderhoud wordt afgezien, nietig zijn. Daarmee heeft de wetgever als het ware een ondergrens gegeven voor de contractsvrijheid van partijen. Een door hen gemaakte afspraak kan niet tot gevolg hebben dat in feite wordt afgezien van de kinderalimentatie die volgens de wet verschuldigd zou zijn.

Kortom, de afspraken die partijen maken, zijn niet zonder meer geldig, maar de rechter mag hier ook niet zomaar van afwijken.

Als de rechter na eigen onderzoek vaststelt dat rekening is gehouden met de behoefte van de kinderen en de draagkracht van partijen (en er dus niet is gecontracteerd in strijd met de dwingendrechtelijke bepaling van artikel 1:404 BW), kunnen de afspraken in stand worden gelaten. Deze regels zijn er om ervoor te zorgen dat kinderen niet tekort komen als gevolg van de afspraken tussen hun ouders.

Het voorgaande is ontleend aan een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 3 februari 2021. Uitspraak werd gedaan in een zaak waarin vader af wilde van de afspraak met moeder over de hoogte van de bijdrage voor hun kinderen. Moeder had de rechtbank gevraagd de alimentatie vast te stellen op basis van de uitgangspunten van de vaststellingsovereenkomst. Vader stelde echter dathij niet aan de overeenkomst kon worden gehouden, omdat hij zich niet voldoende heeft laten inlichten over de wettelijke maatstaven. Het staat partijen bovendien niet zonder meer vrij een afspraak als de onderhavige te maken, aldus vader. Volgens vader was er sprake van eengrove miskenning van de wettelijke maatstaven. De rechtbank was het niet met hem eens omdat partijen bij hetmaken van het ouderschapsplan en de vaststellingsovereenkomst bewust zijn afgeweken van de wettelijke maatstaven. Zo staat over de hoogte van het netto gezinsinkomen vermeld: ‘ Dit is weliswaar lager dan het bedrag waarmee in de alimentatieberekeningen is gerekend die in de periode 2013 tot 2019 door partijen zelf zijn gemaakt, maar partijen gaan akkoord met deze bedragen en achten deze een goede basis voor de toekomstige berekeningen .’ In de slotopmerkingen staat vervolgens: ‘ I nkomsten van de huidige of eventuele toekomstige partners van zowel vader als moeder zullen op geen enkele wijze worden meegenomen in de berekeningen ter vaststelling van de kinderalimentatie’ . Daar komt bij dat vader aan moeder heeft bericht: ‘ De gemaakte afspraak om enkel met het salaris van jou en mij uit te gaan, is een coulante afspraak mijnerzijds. Deze wil ik graag blijven respecteren als er ook rekening wordt gehouden met de in deze mail genoemde punten: 1. cost of living, 2. zorgkorting, 3. onderhoudsverplichtingskosten (weerzienskosten) en 5. kosten zomervakantie. ’ Hieruit blijkt volgens de rechtbank een bewuste afwijking van de wettelijke maatstaven en uitgangspunten bij de berekening van de hoogte van kinderalimentatie.

Moeder is inmiddels hertrouwd zodat de stiefvader volgens huidige wetgeving ook een onderhoudsverplichting heeft ten aanzien van de kinderen die tot hun gezin behoren. Een berekening volgens de wettelijke maatstaven (De Tremanormen) waarbij rekening wordt gehouden met de draagkracht van de stiefvader zou gunstig uitvallen voor vader. Daar steekt de rechtbank een stokje voor door vader aan de afspraken te houden.Hierbij betrekt de rechtbank de omstandigheid dat er wetgeving in voorbereiding is die zal regelen dat stiefouders niet langer hoeven bij te dragen voor stiefkinderen, met als achtergrond dat dit de verantwoordelijkheid van ouders voor hun kinderen is.






De rechtbank volgt vader ook niet in zijn stelling dat het niet relevant zou zijn of partijen bewust of onbewust zijn afgeweken. Vader verwijst in dit kader naar Hof Arnhem-Leeuwarden 5 maart 2019 ( ECLI:NL:GHARL:2019:1973 ), waarin het hof concludeerde dat het voldoende is om aan te nemen dat de overeenkomst is aangegaan met grove miskenning van de wettelijke maatstaven als er sprake is van een duidelijke wanverhouding tussen de onderhoudsbijdrage waartoe de rechter zou hebben beslist en die welke partijen zijn overeengekomen, en de overeenkomst dus voor wijziging vatbaar is. Volgens het hof kan dan in het midden blijven of partijen al dan niet bewust van de wettelijke maatstaven zijn afgeweken. Die uitspraak is echter van vóór HR 1 november 2019 ( ECLI:NL:HR:2019:1689 ), waaruit volgt dat contractsvrijheid wordt begrensd door de wettelijke maatstaven. Dit om te voorkomen dat de kinderen worden benadeeld door de financiële afspraken die hun ouders maken.
Nu niet gebleken is van zodanige gewijzigde omstandigheden dat het in hoge mate onbillijk zou zijn als moeder vader aan de overeenkomst zou houden, wijst de rechtbank het verzoek van moeder toe.

De uitspraak van de rechtbank Gelderland is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:RBGEL:2021:510.


detective
By l.scheepens November 14, 2025
De kosten voor het inschakelen van een detective/recherchebureau kunnen behoorlijk oplopen. Dat doe je dus eigenlijk alleen maar als er iets mee te winnen valt. In het kader van de alimentatieverplichting kan het inschakelen van een detective winst opleveren. Volgens artikel 1:160 BW vervalt het recht op partneralimentatie niet alleen als er sprake is van hertrouwen van de alimentatiegerechtigde, maar ook als die gaat samenwonen als ware zij/hij gehuwd. Dat laatste wordt niet snel toegegeven. En als het niet wordt erkend dan moet dat door degene die stelt dat er sprake is van samenwonen worden bewezen. Daartoe kan een rapport van een recherchebureau dienen. In een zaak die diende bij de rechtbank Gelderland had de man om vaststelling van partneralimentatie gevraagd. De vrouw beriep zich op artikel 1:160 BW. Volgens haar woonde de man sinds het uiteengaan van partijen samen met zijn nieuwe partner X als waren zij gehuwd. Ter onderbouwing van die stelling heeft de vrouw een rechercherapport van [detectivebureau] overgelegd. De vrouw verzocht de rechtbank het verzoek van haar ex af te wijzen en hem te veroordelen in de kosten van het rechercherapport ad (afgerond) € 13.000. De man erkende dat hij een duurzame affectieve relatie had met X maar niet dat hij zou samenwonen. Hij bracht naar voren dat X een eigen huis had en hij ook. De rechtbank overweegt als volgt. Bij de invulling van het vereiste samenwonen moet aansluiting worden gezocht bij de moderne maatschappij. Het feit dat de man en X beiden nog een eigen woning aanhouden, hoeft op zichzelf niet uit te sluiten dat sprake is van samenleven als gehuwden (HR 19 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ7380 ). Voor het aannemen van samenwoning moet wel duidelijk zijn dat het zwaartepunt van het verblijf in één van de twee woningen ligt, dan wel dat betrokkenen het grootste deel van de tijd bij elkaar doorbrengen, wisselend in de ene en de andere woning. Uit het overgelegde rechercherapport blijkt dat de man en X gedurende de gehele observatieperiode in de woning van de man aanwezig waren, zowel samen als afzonderlijk van elkaar. Zij hebben elkaars huissleutel, doen samen boodschappen, gaan samen winkelen, rijden samen in de auto van de man en hebben samen de tuin versierd met kerstverlichting. De man heeft slechts in het algemeen betwist dat hij samenwoont en aangevoerd dat het rechercherapport ‘niet deugt’ en jegens hem ‘onrechtmatig’ is. Het lag echter op zijn weg om hetgeen door de vrouw gemotiveerd is gesteld in voldoende mate te betwisten. De man heeft geen enkel inzicht gegeven in hoe hij en X het leven met elkaar vormgeven, zoals inzicht in hoe vaak zij wel of niet bij elkaar zijn. De man heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij en X allebei beschikken over een eigen woning, zoals afschriften van bankrekeningen waaruit blijkt dat zij ieder hun eigen woonkosten betalen, of de jaarafrekeningen van het stroom- en gasverbruik in beide woningen sinds december 2022. Ook heeft de man geen financiële stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij niet samenwoont, zoals een uitkeringsspecificatie waaruit zou blijken dat hij een AOW-uitkering krijgt voor een alleenstaande. Voorts had het op de weg van de man gelegen om de stelling dat er sprake is van een gemeenschappelijke huishouding voldoende te betwisten, door te stellen - en zo nodig te onderbouwen - dat hij voor eigen rekening boodschappen doet. De rechtbank concludeert dat de man met X samenwoont als ware hij gehuwd in de zin van artikel 1:160 BW. De rechtbank acht bewezen dat de samenwoning in ieder geval sinds december 2022 bestond, omdat dit niet voldoende is betwist. Dat betekent dat de eventuele aanspraak van de man op een partnerbijdrage al was geëindigd op het moment dat hij het verzoekschrift tot vaststelling van partneralimentatie indiende. De rechtbank wijst het verzoek van de man af. Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW kunnen de kosten voor het inschakelen van een detectivebureau voor vergoeding in aanmerking komen. Daarvoor is vereist, zo volgt uit vast jurisprudentie, dat (1) een sine qua non-verband bestaat tussen de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis en de kosten, (2) de kosten in zodanig verband staan met die gebeurtenis dat zij, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en de schade, aan de aansprakelijke persoon kunnen worden toegerekend, (3) het redelijk was om in verband met een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van die gebeurtenis deskundige bijstand in te roepen en (4) de daartoe gemaakte kosten redelijk zijn. Volgens de rechtbank is hier aan deze voorwaarden voldaan. Immers, indien de man niet was gaan samenwonen met X als ware hij gehuwd en vervolgens een verzoek tot partneralimentatie had ingediend, dan had de vrouw het detectivebureau niet ingeschakeld. De kosten daarvan staan in zodanig verband met de samenwoning van de man, dat deze aan hem kunnen worden toegerekend, die geen melding heeft gemaakt van de samenwoning. Gelet op de zware stelplicht en bewijslast die in het kader van artikel 1:160 BW op de vrouw rust, was het redelijk om deskundige bijstand in te roepen. Voorts acht de rechtbank de door de vrouw aangetoonde kosten van het detectivebureau redelijk, gelet op de omvang van het onderzoek en het rapport. Nu de vrouw deze kosten genoegzaam heeft aangetoond met gespecificeerde nota's, wijst de rechtbank het verzochte bedrag toe. Rechtbank Gelderland 20 oktober 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:8769
By l.scheepens September 22, 2025
Ben je verplicht om meer te gaan werken als je parttime werkt en je wilt aanspraak maken op partneralimentatie?
By l.scheepens September 18, 2025
Moet bij de vaststelling van alimentatie rekening worden gehouden met dividend als inkomen wanneer de aandelen zijn overgenomen tegen betaling van een vergoeding
By l.scheepens September 10, 2025
wat als je afspraken maakt in een convenant en deze worden niet nagekomen?
By l.scheepens September 9, 2025
Zitten er ook nadelen aan mediation? Wie schakel je het beste in als je wilt scheiden? een echtscheidingsadvocaat of een mediator? Wat zijn de verschillen tussen een advocaat en een mediator en waar moet je op letten?
By l.scheepens September 5, 2025
Wat zijn de voordelen van mediation ten opzichte van de echtscheidingsprocedure bij de rechtbank?
By l.scheepens September 2, 2025
Een alsof-beding is een finaal verrekenbeding waarbij echtgenoten zich verplichten om bij einde huwelijk af te rekenen alsof ze in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Het is een huwelijkse voorwaarde die ervoor zorgt dat partijen ieder recht hebben op de helft van de totale waarde van bezittingen minus schulden. Er vindt dus verrekening plaats, in geld. Geen verdeling. Er verandert niets in de eigendom. En toch kunnen ook hier vergoedingsrechten ontstaan, zoals die ook kunnen ontstaan wanneer partijen in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Bij de algehele gemeenschap kan er immers ook sprake zijn van privévermogen. Denk bijvoorbeeld aan de schenking onder uitsluitingsclausule die niet in de gemeenschap valt. Zo kwam het Gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2025 tot het oordeel dat er een vergoedingsrecht ontstaat wanneer er investeringen zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. Partijen waren met elkaar gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. Zij hadden iedere gemeenschap van goederen uitgesloten en overeengekomen dat zij bij het einde van hun huwelijk hun vermogens met elkaar zullen verrekenen alsof zij in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Een aantal goederen waren van die verrekening uitgesloten. De man wil een aantal investeringen die hij heeft gedaan in de woningen van partijen vergoed krijgen. Het hof overweegt dat de vraag of partijen door voor de verrekening aan te sluiten bij de regels voor de wettelijke gemeenschap van goederen, ook hebben beoogd vergoedingsrechten in het leven te roepen, een kwestie is van uitleg van de huwelijkse voorwaarden (Hoge Raad 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1389). In beide gevallen geldt echter dat pas een vergoedingsrecht ontstaat wanneer de investeringen die zijn gedaan, door hem zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. De man moet stellen en onderbouwen dat hij de investeringen uit niet te verrekenen vermogen heeft betaald. Omdat de man er niet in slaagt zijn investeringen aan te tonen worden de door hem verzochte vergoedingen door het hof afgewezen. De uitspraak van het hof Amsterdam is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:GHAMS:2025:496 .
By l.scheepens August 5, 2025
Gaat de alimentatie voor een minderjarig kind voor op de bijdrage voor een meerderjarig kind?
By l.scheepens August 2, 2025
de investering in de gemeenschappelijke woning halveert na het huwelijk in beperkte gemeenschap van goederen
By l.scheepens August 2, 2025
kinderalimentatie op basis van een redelijkerwijs te verdienen inkomen
meer blogs