Terugvordering alimentatie 

l.scheepens • April 24, 2020

Kan teveel betaalde alimentatie worden teruggevorderd?

Indien er sprake is van een wijziging van omstandigheden waardoor de eerder vastgelegde alimentatie niet meer voldoet aan de wettelijke maatstaven, dan kan een wijzigingsverzoek worden ingediend bij de rechtbank. Volgens artikel 1:402 BW kan de rechter de ingangsdatum van de wijziging alimentatie zelf bepalen. De meest gangbare ingangsdatum is de datum indiening verzoekschrift omdat de onderhoudsgerechtigde vanaf die datum rekening kan houden met de verlaging. Ook kan als datum worden gekozen de datum waarop de omstandigheden zijn gewijzigd, zeker wanneer deze wijziging is gecommuniceerd met de alimentatiegerechtigde. Een verlaging van de alimentatie met terugwerkende kracht heeft echter grote gevolgen voor degene die alimentatie ontvangt. Daarom dient de rechter behoedzaam om te gaan met deze bevoegdheid. In welke gevallen dient daadwerkelijk te worden terugbetaald?

Aangezien de rechter zelf kan beslissen op welke datum de wijziging intreedt, dient de rechter met in acht neming van alle omstandigheden van het geval, te oordelen of en in hoeverre in redelijkheid terugbetaling kan worden verlangd van de onderhoudsgerechtigde. In de eerste plaats is natuurlijk van belang dat het verzoek tot wijziging met terugwerkende kracht voldoende is onderbouwd. Niet alleen de reden waarom men gewacht heeft met het indienen van het verzoek moet valide zijn maar ook dient het verzoek voorzien te worden van de nodige berekeningen en onderliggende bescheiden. Te lang stilzitten kan voor eigen rekening en risico komen dus zelfs een goed onderbouwd verzoek is geen garantie dat de rechter ook daadwerkelijk met terugwerkende kracht een verlaging zal toekennen.

Een terugbetalingsverplichting kan voor de alimentatiegerechtigde voor grote problemen zorgen. Het is altijd goed om na te gaan wat er in de aanloop naar de procedure is gebeurd. Kon de alimentatiegerechtigde rekening houden met de wijziging? Wanneer bijvoorbeeld de alimentatieplichtige werkloos wordt en dit heeft medegedeeld, maar de alimentatiegerechtigde desondanks het LBIO inschakelt om de alimentatie in te vorderen, kan dat ertoe leiden dat de betaalde alimentatie kan worden teruggevorderd. Daarbij maakt het dan wel verschil of de alimentatiegerechtigde een keuze had. De kosten van de kinderen lopen ook gewoon door en als de alimentatiegerechtigde door een laag eigen inkomen afhankelijk is van de kinderalimentatie om in de kosten van de kinderen te voorzien, dan zal de rechter uiteindelijk vaak beslissen dat de kinderalimentatie wel omlaag gaat met ingang van de datum indiening verzoekschrift, maar dat hetgeen al betaald is, niet kan worden teruggevorderd.

Het is een misvatting om te denken dat men met het indienen van het verzoek gelijk kan beginnen met het lagere bedrag dat in het verzoekschrift wordt voorgesteld. De eerdere beschikking waarin het alimentatiebedrag is vastgelegd, blijft immers van kracht totdat op het verzoekschrift is beslist. Tussen het indienen van het verzoekschrift en de beslissing daarop verstrijkt ruim een half jaar. In de tussentijd kan met executoriale maatregelen zoals loonbeslag betaling worden afgedwongen. Dat is iets waar de alimentatieplichtige rekening mee dient te houden. Anderzijds dient de alimentatiegerechtigde er rekening mee te houden dat een te roekeloze invordering kan worden afgestraft met een terugbetalingsverplichting.

Dan zijn er nog omstandigheden aan de zijde van de alimentatiegerechtigde die voor een verlaging van de alimentatie kunnen zorgen maar die niet gemeld zijn aan de alimentatieplichtige. Bijvoorbeeld samenwonen als waren zij gehuwd. Als dat wordt verzwegen maar achteraf wordt vastgesteld zal dat leiden tot een terugbetalingsverplichting. Immers vanaf de vastgestelde datum samenwoning bestaat er geen recht meer op de alimentatie. Daarbij bestaat dus ook geen vrije keuze voor wat betreft de ingangsdatum.

Een hoger, niet gemeld, salaris hoeft niet direct voor een wijziging van de alimentatie te zorgen. Vaak is de alimentatie lager dan de eerder vastgestelde behoefte. Bovendien wordt de alimentatieberekening in zijn geheel opnieuw gemaakt en zijn er meestal meerdere wijzigingen geweest die van invloed zijn op de uitkomst van de berekening. Indien bijvoorbeeld de alimentatiegerechtigde meer is gaan verdienen, maar de alimentatieplichtige ook, hoeft dat per saldo dus nog geen verschil te maken voor de kinderalimentatie als voorheen slechts gedeeltelijk in de behoefte van de kinderen werd voorzien. Het kan echter zeker geen kwaad voor de alimentatieplichtige om af en toe eens te informeren. Als een hoger inkomen dan wordt verzwegen zou dat tevens wel eens gevolgen kunnen hebben voor de ingangsdatum.

detective
By l.scheepens November 14, 2025
De kosten voor het inschakelen van een detective/recherchebureau kunnen behoorlijk oplopen. Dat doe je dus eigenlijk alleen maar als er iets mee te winnen valt. In het kader van de alimentatieverplichting kan het inschakelen van een detective winst opleveren. Volgens artikel 1:160 BW vervalt het recht op partneralimentatie niet alleen als er sprake is van hertrouwen van de alimentatiegerechtigde, maar ook als die gaat samenwonen als ware zij/hij gehuwd. Dat laatste wordt niet snel toegegeven. En als het niet wordt erkend dan moet dat door degene die stelt dat er sprake is van samenwonen worden bewezen. Daartoe kan een rapport van een recherchebureau dienen. In een zaak die diende bij de rechtbank Gelderland had de man om vaststelling van partneralimentatie gevraagd. De vrouw beriep zich op artikel 1:160 BW. Volgens haar woonde de man sinds het uiteengaan van partijen samen met zijn nieuwe partner X als waren zij gehuwd. Ter onderbouwing van die stelling heeft de vrouw een rechercherapport van [detectivebureau] overgelegd. De vrouw verzocht de rechtbank het verzoek van haar ex af te wijzen en hem te veroordelen in de kosten van het rechercherapport ad (afgerond) € 13.000. De man erkende dat hij een duurzame affectieve relatie had met X maar niet dat hij zou samenwonen. Hij bracht naar voren dat X een eigen huis had en hij ook. De rechtbank overweegt als volgt. Bij de invulling van het vereiste samenwonen moet aansluiting worden gezocht bij de moderne maatschappij. Het feit dat de man en X beiden nog een eigen woning aanhouden, hoeft op zichzelf niet uit te sluiten dat sprake is van samenleven als gehuwden (HR 19 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ7380 ). Voor het aannemen van samenwoning moet wel duidelijk zijn dat het zwaartepunt van het verblijf in één van de twee woningen ligt, dan wel dat betrokkenen het grootste deel van de tijd bij elkaar doorbrengen, wisselend in de ene en de andere woning. Uit het overgelegde rechercherapport blijkt dat de man en X gedurende de gehele observatieperiode in de woning van de man aanwezig waren, zowel samen als afzonderlijk van elkaar. Zij hebben elkaars huissleutel, doen samen boodschappen, gaan samen winkelen, rijden samen in de auto van de man en hebben samen de tuin versierd met kerstverlichting. De man heeft slechts in het algemeen betwist dat hij samenwoont en aangevoerd dat het rechercherapport ‘niet deugt’ en jegens hem ‘onrechtmatig’ is. Het lag echter op zijn weg om hetgeen door de vrouw gemotiveerd is gesteld in voldoende mate te betwisten. De man heeft geen enkel inzicht gegeven in hoe hij en X het leven met elkaar vormgeven, zoals inzicht in hoe vaak zij wel of niet bij elkaar zijn. De man heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij en X allebei beschikken over een eigen woning, zoals afschriften van bankrekeningen waaruit blijkt dat zij ieder hun eigen woonkosten betalen, of de jaarafrekeningen van het stroom- en gasverbruik in beide woningen sinds december 2022. Ook heeft de man geen financiële stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij niet samenwoont, zoals een uitkeringsspecificatie waaruit zou blijken dat hij een AOW-uitkering krijgt voor een alleenstaande. Voorts had het op de weg van de man gelegen om de stelling dat er sprake is van een gemeenschappelijke huishouding voldoende te betwisten, door te stellen - en zo nodig te onderbouwen - dat hij voor eigen rekening boodschappen doet. De rechtbank concludeert dat de man met X samenwoont als ware hij gehuwd in de zin van artikel 1:160 BW. De rechtbank acht bewezen dat de samenwoning in ieder geval sinds december 2022 bestond, omdat dit niet voldoende is betwist. Dat betekent dat de eventuele aanspraak van de man op een partnerbijdrage al was geëindigd op het moment dat hij het verzoekschrift tot vaststelling van partneralimentatie indiende. De rechtbank wijst het verzoek van de man af. Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW kunnen de kosten voor het inschakelen van een detectivebureau voor vergoeding in aanmerking komen. Daarvoor is vereist, zo volgt uit vast jurisprudentie, dat (1) een sine qua non-verband bestaat tussen de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis en de kosten, (2) de kosten in zodanig verband staan met die gebeurtenis dat zij, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en de schade, aan de aansprakelijke persoon kunnen worden toegerekend, (3) het redelijk was om in verband met een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van die gebeurtenis deskundige bijstand in te roepen en (4) de daartoe gemaakte kosten redelijk zijn. Volgens de rechtbank is hier aan deze voorwaarden voldaan. Immers, indien de man niet was gaan samenwonen met X als ware hij gehuwd en vervolgens een verzoek tot partneralimentatie had ingediend, dan had de vrouw het detectivebureau niet ingeschakeld. De kosten daarvan staan in zodanig verband met de samenwoning van de man, dat deze aan hem kunnen worden toegerekend, die geen melding heeft gemaakt van de samenwoning. Gelet op de zware stelplicht en bewijslast die in het kader van artikel 1:160 BW op de vrouw rust, was het redelijk om deskundige bijstand in te roepen. Voorts acht de rechtbank de door de vrouw aangetoonde kosten van het detectivebureau redelijk, gelet op de omvang van het onderzoek en het rapport. Nu de vrouw deze kosten genoegzaam heeft aangetoond met gespecificeerde nota's, wijst de rechtbank het verzochte bedrag toe. Rechtbank Gelderland 20 oktober 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:8769
By l.scheepens September 22, 2025
Ben je verplicht om meer te gaan werken als je parttime werkt en je wilt aanspraak maken op partneralimentatie?
By l.scheepens September 18, 2025
Moet bij de vaststelling van alimentatie rekening worden gehouden met dividend als inkomen wanneer de aandelen zijn overgenomen tegen betaling van een vergoeding
By l.scheepens September 10, 2025
wat als je afspraken maakt in een convenant en deze worden niet nagekomen?
By l.scheepens September 9, 2025
Zitten er ook nadelen aan mediation? Wie schakel je het beste in als je wilt scheiden? een echtscheidingsadvocaat of een mediator? Wat zijn de verschillen tussen een advocaat en een mediator en waar moet je op letten?
By l.scheepens September 5, 2025
Wat zijn de voordelen van mediation ten opzichte van de echtscheidingsprocedure bij de rechtbank?
By l.scheepens September 2, 2025
Een alsof-beding is een finaal verrekenbeding waarbij echtgenoten zich verplichten om bij einde huwelijk af te rekenen alsof ze in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Het is een huwelijkse voorwaarde die ervoor zorgt dat partijen ieder recht hebben op de helft van de totale waarde van bezittingen minus schulden. Er vindt dus verrekening plaats, in geld. Geen verdeling. Er verandert niets in de eigendom. En toch kunnen ook hier vergoedingsrechten ontstaan, zoals die ook kunnen ontstaan wanneer partijen in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Bij de algehele gemeenschap kan er immers ook sprake zijn van privévermogen. Denk bijvoorbeeld aan de schenking onder uitsluitingsclausule die niet in de gemeenschap valt. Zo kwam het Gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2025 tot het oordeel dat er een vergoedingsrecht ontstaat wanneer er investeringen zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. Partijen waren met elkaar gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. Zij hadden iedere gemeenschap van goederen uitgesloten en overeengekomen dat zij bij het einde van hun huwelijk hun vermogens met elkaar zullen verrekenen alsof zij in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Een aantal goederen waren van die verrekening uitgesloten. De man wil een aantal investeringen die hij heeft gedaan in de woningen van partijen vergoed krijgen. Het hof overweegt dat de vraag of partijen door voor de verrekening aan te sluiten bij de regels voor de wettelijke gemeenschap van goederen, ook hebben beoogd vergoedingsrechten in het leven te roepen, een kwestie is van uitleg van de huwelijkse voorwaarden (Hoge Raad 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1389). In beide gevallen geldt echter dat pas een vergoedingsrecht ontstaat wanneer de investeringen die zijn gedaan, door hem zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. De man moet stellen en onderbouwen dat hij de investeringen uit niet te verrekenen vermogen heeft betaald. Omdat de man er niet in slaagt zijn investeringen aan te tonen worden de door hem verzochte vergoedingen door het hof afgewezen. De uitspraak van het hof Amsterdam is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:GHAMS:2025:496 .
By l.scheepens August 5, 2025
Gaat de alimentatie voor een minderjarig kind voor op de bijdrage voor een meerderjarig kind?
By l.scheepens August 2, 2025
de investering in de gemeenschappelijke woning halveert na het huwelijk in beperkte gemeenschap van goederen
By l.scheepens August 2, 2025
kinderalimentatie op basis van een redelijkerwijs te verdienen inkomen
meer blogs