Man/Vrouw VOF en echtscheiding

l.scheepens • April 10, 2021

Een samenwerkingsverband in de vorm van een vennootschap onder firma (VOF) aangegaan door twee echtgenoten heet ook wel een man/vrouw firma genoemd. Bij echtscheiding is het vaak ook niet meer mogelijk om zakelijk samen verder te gaan. De oplossing kan zijn dat één van de ex-echtgenoten de VOF voortzet en de ander uitkoopt. Soms is het mogelijk de onderneming van de VOF te splitsen, zodat iedere ex-echtgenoot na de scheiding met een deel van de onderneming verder kan. De echtscheiding hoeft niet tot gevolg dat ook de man/vrouw firma wordt ontbonden, tenzij de vennootschapsakte zulks bepaalt. Zonder regeling in de vennootschapsakte blijft de man-vrouw firma bestaan totdat partijen overeenstemming bereiken over de ontbinding van de VOF, door afspraken te maken over de voortzetting of splitsing van de onderneming van de VOF. De man-vrouw firma kan ook formeel wordt opgezegd of door de rechter wordt ontbonden.

In de VOF akte kan een voortzettingsbeding (ook wel: verblijvingsbeding genaamd) zijn opgenomen waarin al is bepaald wie van de vennoten de onderneming mag voortzetten. Een dergelijk beding regelt meestal ook op welke wijze de vergoeding moet worden bepaald die de voortzettende vennoot aan de niet-voortzettende vennoot dient te voldoen. Zonder een voortzettingsbeding moeten de vennoten na de opzegging/ontbinding de man/vrouw firma afwikkelen en overgaan tot vereffening en verdeling. In het kader van de vereffening kan de onderneming van de VOF bijvoorbeeld geheel of gedeeltelijk worden verkocht. De koper kan een derde zijn, maar ook één van de ex-vennoten. Als het niet lukt de onderneming te verkopen, zit er niets anders op dan de VOF te vereffenen. Dit betekent dat de zaken worden afgewikkeld, de lopende contracten worden beëindigd of overgedragen, de vorderingen worden geïncasseerd, de activa te gelde worden gemaakt en de schulden worden voldaan. De opbrengst kan vervolgens tussen de vennoten worden verdeeld.

Indien partijen zijn gehuwd op huwelijkse voorwaarden en er geen sprake is van een gemeenschap van goederen, worden de echtscheiding en de ontbinding van de man/vrouw VOF apart afgewikkeld. De ex-echtgenoten moeten bij de afwikkeling rekening houden met de crediteuren van de man/vrouw VOF. De crediteuren kunnen zich immers verhalen op het privé vermogen van beide echtgenoten, ook als er huwelijkse voorwaarden van toepassing zijn.

Wanneer partijen in gemeenschap van goederen zijn gehuwd en de echtgenoten ook vennoot zijn in een man/vrouw firma, zijn er twee vermogens, te weten de gemeenschap van goederen die partijen bij het aangaan van het huwelijk hebben gevormd en het vermogen van de man/vrouw firma dat partijen bij het starten van de VOF hebben gevormd.

Wanneer er sprake is van een beperkte gemeenschap van goederen, hebben de echtgenoten daarnaast ook nog ieder een privé vermogen.


Het vermogen van de man-vrouw firma behoort aan de echtgenoten gezamenlijk toe in hun hoedanigheid van vennoot. In die hoedanigheid hebben de echtgenoten ieder een aandeel in dit vermogen zij het dat zij niet over dit aandeel kunnen beschikken, omdat dit vermogen ten dienste staat van de man-vrouw firma (het wordt ook wel een “afgescheiden” vermogen genoemd). Dat betekent ook dat een echtgenoot tijdens het bestaan van de man-vrouw firma niet de scheiding en deling van dit gemeenschappelijk vermogen kan vorderen, ook niet bij de echtscheiding. Dat is anders wanneer de vennootschapsakte bepaalt dat op het moment van de echtscheiding ook de man/vrouw firma eindigt. In dat geval moet de VOF namelijk worden vereffend en het vermogen van de man/vrouw firma worden verdeeld.

Zo lang de man-vrouw firma bestaat, kunnen de vennoten niet beschikken over de goederen die behoren tot het vermogen van de man/vrouw firma. Bij een huwelijk in gemeenschap van goederen behoort de waarde van het aandeel (de economische deelgerechtigdheid) van iedere echtgenoot tot het totale vermogen van de man/vrouw firma, wel tot de huwelijksgemeenschap.

Bij de echtscheiding waarbij sprake is van een algehele gemeenschap van goederen, dient rekening te worden gehouden met de economische deelgerechtigdheid van de ex-echtgenoten tot het vermogen van de man/vrouw firma. Bij een beperkte gemeenschap van goederen geldt hetzelfde, indien de economische deelgerechtigdheid tot die beperkte gemeenschap van goederen behoort.

Wanneer eerst de man/vrouw firma wordt ontbonden en vereffend en daarna het huwelijk, dan behoort de waarde van het aandeel van iedere echtgenoot in het vermogen van de man/vrouw firma ook tot de huwelijksgemeenschap. Hetgeen bij de verdeling aan de voormalige vennoten is toegedeeld, is in de tussen hen als echtgenoten gevormde gemeenschap van goederen gevallen. Indien de onderneming (bijvoorbeeld op grond van een voortzettingsbeding) aan één van de vennoten is toegedeeld tegen betaling van een vergoeding, dan zijn beide ex-vennoten in hun hoedanigheid van echtgenoten dus – ieder voor de helft – economisch deelgerechtigd tot de onderneming en tot de daarvoor door de voortzettende vennoot betaalde of nog te betalen vergoeding. In feite moeten de ex-echtgenoten nog een keer met elkaar afrekenen per de datum van de ontbinding van het huwelijk. Partijen kunnen overeenkomen dat de echtscheiding en de ontbinding van de man/vrouw firma gelijktijdig plaatsvinden en afrekenen op basis van het uitgangspunt dat de ontbinding van het huwelijk en de ontbinding van de man/vrouw firma met ingang van dezelfde datum effectief zijn.

Omdat beide vennoten van de man/vrouw firma hoofdelijk aansprakelijk zijn voor alle schulden van de VOF kunnen de schuldeisers van de VOF zich verhalen op het privé vermogen van beide echtgenoten, ongeacht of zij in gemeenschap van goederen of onder huwelijkse voorwaarden met elkaar zijn getrouwd.De ex-vennoten kunnen wel afspraken maken over wie welke schulden van de man/vrouw firma voldoet, maar de schuldeisers zijn aan die afspraken niet gebonden tenzij zij daarmee hebben ingestemd. Wanneer iemand meer dan zijn bijdrage betaalt kan hij dat meerdere van de andere hoofdelijk aansprakelijke partij terugvorderen.



detective
By l.scheepens November 14, 2025
De kosten voor het inschakelen van een detective/recherchebureau kunnen behoorlijk oplopen. Dat doe je dus eigenlijk alleen maar als er iets mee te winnen valt. In het kader van de alimentatieverplichting kan het inschakelen van een detective winst opleveren. Volgens artikel 1:160 BW vervalt het recht op partneralimentatie niet alleen als er sprake is van hertrouwen van de alimentatiegerechtigde, maar ook als die gaat samenwonen als ware zij/hij gehuwd. Dat laatste wordt niet snel toegegeven. En als het niet wordt erkend dan moet dat door degene die stelt dat er sprake is van samenwonen worden bewezen. Daartoe kan een rapport van een recherchebureau dienen. In een zaak die diende bij de rechtbank Gelderland had de man om vaststelling van partneralimentatie gevraagd. De vrouw beriep zich op artikel 1:160 BW. Volgens haar woonde de man sinds het uiteengaan van partijen samen met zijn nieuwe partner X als waren zij gehuwd. Ter onderbouwing van die stelling heeft de vrouw een rechercherapport van [detectivebureau] overgelegd. De vrouw verzocht de rechtbank het verzoek van haar ex af te wijzen en hem te veroordelen in de kosten van het rechercherapport ad (afgerond) € 13.000. De man erkende dat hij een duurzame affectieve relatie had met X maar niet dat hij zou samenwonen. Hij bracht naar voren dat X een eigen huis had en hij ook. De rechtbank overweegt als volgt. Bij de invulling van het vereiste samenwonen moet aansluiting worden gezocht bij de moderne maatschappij. Het feit dat de man en X beiden nog een eigen woning aanhouden, hoeft op zichzelf niet uit te sluiten dat sprake is van samenleven als gehuwden (HR 19 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ7380 ). Voor het aannemen van samenwoning moet wel duidelijk zijn dat het zwaartepunt van het verblijf in één van de twee woningen ligt, dan wel dat betrokkenen het grootste deel van de tijd bij elkaar doorbrengen, wisselend in de ene en de andere woning. Uit het overgelegde rechercherapport blijkt dat de man en X gedurende de gehele observatieperiode in de woning van de man aanwezig waren, zowel samen als afzonderlijk van elkaar. Zij hebben elkaars huissleutel, doen samen boodschappen, gaan samen winkelen, rijden samen in de auto van de man en hebben samen de tuin versierd met kerstverlichting. De man heeft slechts in het algemeen betwist dat hij samenwoont en aangevoerd dat het rechercherapport ‘niet deugt’ en jegens hem ‘onrechtmatig’ is. Het lag echter op zijn weg om hetgeen door de vrouw gemotiveerd is gesteld in voldoende mate te betwisten. De man heeft geen enkel inzicht gegeven in hoe hij en X het leven met elkaar vormgeven, zoals inzicht in hoe vaak zij wel of niet bij elkaar zijn. De man heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij en X allebei beschikken over een eigen woning, zoals afschriften van bankrekeningen waaruit blijkt dat zij ieder hun eigen woonkosten betalen, of de jaarafrekeningen van het stroom- en gasverbruik in beide woningen sinds december 2022. Ook heeft de man geen financiële stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij niet samenwoont, zoals een uitkeringsspecificatie waaruit zou blijken dat hij een AOW-uitkering krijgt voor een alleenstaande. Voorts had het op de weg van de man gelegen om de stelling dat er sprake is van een gemeenschappelijke huishouding voldoende te betwisten, door te stellen - en zo nodig te onderbouwen - dat hij voor eigen rekening boodschappen doet. De rechtbank concludeert dat de man met X samenwoont als ware hij gehuwd in de zin van artikel 1:160 BW. De rechtbank acht bewezen dat de samenwoning in ieder geval sinds december 2022 bestond, omdat dit niet voldoende is betwist. Dat betekent dat de eventuele aanspraak van de man op een partnerbijdrage al was geëindigd op het moment dat hij het verzoekschrift tot vaststelling van partneralimentatie indiende. De rechtbank wijst het verzoek van de man af. Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW kunnen de kosten voor het inschakelen van een detectivebureau voor vergoeding in aanmerking komen. Daarvoor is vereist, zo volgt uit vast jurisprudentie, dat (1) een sine qua non-verband bestaat tussen de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis en de kosten, (2) de kosten in zodanig verband staan met die gebeurtenis dat zij, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en de schade, aan de aansprakelijke persoon kunnen worden toegerekend, (3) het redelijk was om in verband met een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van die gebeurtenis deskundige bijstand in te roepen en (4) de daartoe gemaakte kosten redelijk zijn. Volgens de rechtbank is hier aan deze voorwaarden voldaan. Immers, indien de man niet was gaan samenwonen met X als ware hij gehuwd en vervolgens een verzoek tot partneralimentatie had ingediend, dan had de vrouw het detectivebureau niet ingeschakeld. De kosten daarvan staan in zodanig verband met de samenwoning van de man, dat deze aan hem kunnen worden toegerekend, die geen melding heeft gemaakt van de samenwoning. Gelet op de zware stelplicht en bewijslast die in het kader van artikel 1:160 BW op de vrouw rust, was het redelijk om deskundige bijstand in te roepen. Voorts acht de rechtbank de door de vrouw aangetoonde kosten van het detectivebureau redelijk, gelet op de omvang van het onderzoek en het rapport. Nu de vrouw deze kosten genoegzaam heeft aangetoond met gespecificeerde nota's, wijst de rechtbank het verzochte bedrag toe. Rechtbank Gelderland 20 oktober 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:8769
By l.scheepens September 22, 2025
Ben je verplicht om meer te gaan werken als je parttime werkt en je wilt aanspraak maken op partneralimentatie?
By l.scheepens September 18, 2025
Moet bij de vaststelling van alimentatie rekening worden gehouden met dividend als inkomen wanneer de aandelen zijn overgenomen tegen betaling van een vergoeding
By l.scheepens September 10, 2025
wat als je afspraken maakt in een convenant en deze worden niet nagekomen?
By l.scheepens September 9, 2025
Zitten er ook nadelen aan mediation? Wie schakel je het beste in als je wilt scheiden? een echtscheidingsadvocaat of een mediator? Wat zijn de verschillen tussen een advocaat en een mediator en waar moet je op letten?
By l.scheepens September 5, 2025
Wat zijn de voordelen van mediation ten opzichte van de echtscheidingsprocedure bij de rechtbank?
By l.scheepens September 2, 2025
Een alsof-beding is een finaal verrekenbeding waarbij echtgenoten zich verplichten om bij einde huwelijk af te rekenen alsof ze in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Het is een huwelijkse voorwaarde die ervoor zorgt dat partijen ieder recht hebben op de helft van de totale waarde van bezittingen minus schulden. Er vindt dus verrekening plaats, in geld. Geen verdeling. Er verandert niets in de eigendom. En toch kunnen ook hier vergoedingsrechten ontstaan, zoals die ook kunnen ontstaan wanneer partijen in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Bij de algehele gemeenschap kan er immers ook sprake zijn van privévermogen. Denk bijvoorbeeld aan de schenking onder uitsluitingsclausule die niet in de gemeenschap valt. Zo kwam het Gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2025 tot het oordeel dat er een vergoedingsrecht ontstaat wanneer er investeringen zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. Partijen waren met elkaar gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. Zij hadden iedere gemeenschap van goederen uitgesloten en overeengekomen dat zij bij het einde van hun huwelijk hun vermogens met elkaar zullen verrekenen alsof zij in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Een aantal goederen waren van die verrekening uitgesloten. De man wil een aantal investeringen die hij heeft gedaan in de woningen van partijen vergoed krijgen. Het hof overweegt dat de vraag of partijen door voor de verrekening aan te sluiten bij de regels voor de wettelijke gemeenschap van goederen, ook hebben beoogd vergoedingsrechten in het leven te roepen, een kwestie is van uitleg van de huwelijkse voorwaarden (Hoge Raad 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1389). In beide gevallen geldt echter dat pas een vergoedingsrecht ontstaat wanneer de investeringen die zijn gedaan, door hem zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. De man moet stellen en onderbouwen dat hij de investeringen uit niet te verrekenen vermogen heeft betaald. Omdat de man er niet in slaagt zijn investeringen aan te tonen worden de door hem verzochte vergoedingen door het hof afgewezen. De uitspraak van het hof Amsterdam is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:GHAMS:2025:496 .
By l.scheepens August 5, 2025
Gaat de alimentatie voor een minderjarig kind voor op de bijdrage voor een meerderjarig kind?
By l.scheepens August 2, 2025
de investering in de gemeenschappelijke woning halveert na het huwelijk in beperkte gemeenschap van goederen
By l.scheepens August 2, 2025
kinderalimentatie op basis van een redelijkerwijs te verdienen inkomen
meer blogs