In de samenlevingsovereenkomst was het volgende opgenomen:
1. Partijen verlenen elkaar over en weer volmacht voor het verrichten van rechtshandelingen ten behoeve van de gewone gang van de huishouding, zoals bedoeld in artikel 1:85 Burgerlijk Wetboek;
2. Partijen verplichten zich ieder bij helfte en ten laste van hun inkomen, bij te dragen in de kosten van de gemeenschappelijke huishouding;
3. Onder de kosten van de huishouding zijn begrepen de kosten van verzekeringen die betrekking hebben op aan partijen tezamen toebehoren goederen, de kosten van gezamenlijke vakanties, de huurprijs van de woning, de kosten van geldleningen en onderhoud van de woning;
4.Indien de samenlevingsovereenkomst eindigt, zijn partijen verplicht er aan mee te werken:
a. dat ieder in bezit gesteld wordt van zijn of haar privé-goederen;
b. dat aan iedere partij worden toebedeeld en geleverd de goederen die hij/zij heeft aangebracht;
c. het overig gemeenschappelijk vermogen zal zo spoedig mogelijk door partijen bij helfte worden verdeeld.
De rechtbank had de vordering van de man afgewezen. Aldus kwam aan het hof de vraag voor te liggen of de vrouw, door gelden van de spaarrekening af te halen, de grenzen van de bevoegdheid uit hoofde van de aan haar verleende volmachten heeft overschreden en daarmee onrechtmatig jegens de man heeft gehandeld.
De man is van mening dat deze vraag bevestigend dient te worden beantwoord. Ter zitting heeft de man er onder meer op gewezen dat partijen, tezamen met het gezin van de dochter van de vrouw, op vakantie zijn geweest naar Tenerife, welke vakantie is bekostigd door de man. De schoonzoon van de vrouw, heeft hier echter een financiële bijdrage aan geleverd, welke bijdrage op 19 juli 2017 op de en/of rekening is bijgeschreven. Vervolgens blijkt uit de rekeningafschriften dat de vrouw € 1.000,-- heeft overgeschreven van de en/of rekening naar haar eigen rekening. De aan de vrouw verstrekte volmacht reikt echter niet zover dat zij zichzelf gelden mag toe eigenen.
De vrouw heeft, kort gezegd, betwist dat zij de grenzen van de volmacht heeft overschreden en dat zij zichzelf gelden heeft toegeëigend. De vrouw stelt dat zij ten behoeve van de gezamenlijke huishouding over de genoemde bankrekeningen beschikte en dat alle door haar overgeboekte bedragen zijn opgegaan aan de kosten van de huishouding dan wel ten goede zijn gekomen aan de man.
Het hof stelt voorop dat vaststaat dat de vrouw, gelet op de volmacht mocht beschikken over de gelden op die rekeningen. Echter, mede in het licht van de samenlevingsovereenkomst die partijen zijn aangegaan en hetgeen partijen daarin zijn overeengekomen, moesten partijen er over en weer redelijkerwijs van uitgaan dat deze volmachten zich in de interne verhouding tussen partijen, slechts uitstrekten tot het bestrijden van de kosten van de gezamenlijke huishouding van partijen. Dat de vrouw daar zelf ook van uitging blijkt uit haar eigen stelling dat zij het geld steeds heeft gebruikt voor de kosten van de gezamenlijke huishouding.
Gelet op het voorgaande mocht de vrouw er in de interne verhouding tussen partijen dan ook niet van uit gaan dat deze volmachten óók gebruik mochten worden voor vermogensopbouw ten behoeve van haar zelf. Voor zover de vrouw het geld hiervoor wel heeft gebruikt is dan ook sprake van een onrechtmatige onttrekking.
Om te beoordelen of daarvan sprake is, ziet het hof, gelet ook op hetgeen de man naar voren heeft gebracht ter zake de bijschrijving ad € 1.000,-- en de daaropvolgende afschrijving van eenzelfde geldbedrag naar rekening van de vrouw en gelet op het feit dat uit de in het geding gebrachte rekeningafschriften blijkt dat er diverse keren geldbedragen zijn overgeschreven van de en/of rekening naar rekening van de vrouw, aanleiding om inzage te verkrijgen in de het saldoverloop van rekening t.n.v. de vrouw. Tevens dient de vrouw, zo mogelijk met onderliggende bescheiden, uitleg te geven over de overboekingen.