Openheid van zaken

l.scheepens • December 10, 2020

recht op inzage afdwingbaar?

Gelijk hebben en gelijk krijgen zijn twee verschillende dingen. In een procedure is het op de eerste plaats van belang dat een partij aan haar stelplicht voldoet en de stellingen voldoende worden gemotiveerd. Degene die feiten stelt zal deze ook moeten kunnen bewijzen als deze door de wederpartij niet worden erkend. Bewijs is dus van groot belang. Bij gebrek aan bewijs kan het soms lastig zijn om te voldoen aan de stelplicht.
Op grond van art. 21 Rv zijn partijen verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Zodoende kan op een procespartij een spontane mededelingsplicht rusten ten aanzien van feiten die voor het eigen standpunt ongunstig zijn. Een partij mag daarbij wel de relevante feiten vanuit de eigen invalshoek interpreteren. Op grond van artikel 22 Rv kan de rechter partijen bevelen bepaalde, op de zaak betrekking hebbende bescheiden over te leggen. Het gaat om een zelfstandige bevoegdheid van de rechter. Partijen kunnen niet zelf op grond van artikel 21 of 22 Rv informatie bij een andere partij opvragen, met andere woorden: zij kunnen daaraan geen eigen vorderingsrecht ontlenen. Toch kan art. 22 Rv dienen om met een gemotiveerd verzoek de beschikking te krijgen over bepaalde informatie. Een gemotiveerd verzoek kan de rechter niet zonder meer naast zich neerleggen. De Hoge Raad heeft eerder in een alimentatieprocedure ( HR 27 maart 2009, NJ 2009, 254) geoordeeld dat de rechter een motiveringsplicht heeft wanneer een verzoek om gebruik te maken van de bevoegdheid uit hoofde van art. 22 Rv wordt afgewezen. In die procedure was volgens de stelling van de man sprake van een bepaald inkomen aan de zijde van zijn (ex)vrouw. Hij wenste die stelling aannemelijk te maken aan de hand van door de vrouw over te leggen financiële stukken en deed daarbij het verzoek aan de rechter om gebruik te maken van de in art. 22 Rv neergelegde bevoegdheid om de vrouw te bevelen bepaalde stukken over te leggen. De rechter mocht dat verzoek niet zomaar afwijzen volgens de Hoge Raad. Een dergelijk verzoek dient wel specifiek en goed gemotiveerd te zijn. Een partij kan het verschaffen van informatie slechts weigeren in geval van gewichtige redenen (art. 22, tweede zin, Rv). De rechter beslist of de weigering gerechtvaardigd is, bij gebreke waarvan hij daaruit de gevolgtrekking kan maken die hij geraden acht.

Een belangrijke exhibitieplicht is geregeld in art. 843a Rv. Deze bepaling omschrijft wanneer een partij inzage, een afschrift of uittreksel kan vorderen van bepaalde bescheiden.Onder bescheiden worden mede verstaan: op een gegevensdrager aangebrachte gegevens. Art. 843a Rv voorziet niet in een onbeperkt recht op inzage. Voor het vorderen van inzage van bescheiden gelden drie voorwaarden: er moet sprake zijn van een rechtmatig belang, het moet gaan om bepaalde bescheiden, én de bescheiden moeten zien op een rechtsbetrekking waarin de eisende partij is. Een rechtmatig belang is aanwezig indien de eiser de betreffende bescheiden nodig heeft om zijn rechtspositie te bepalen of aan de op hem rustende bewijslast te kunnen voldoen. Uit het begrip ‘bepaalde bescheiden’ volgt dat de bescheiden waarvan inzage wordt gevorderd in elk geval voldoende gespecificeerd moeten zijn.

In de praktijk komt het regelmatig voor dat partijen op het moment dat de echtscheidingsprocedure start al gescheiden wonen en soms ook al de financiën hebben gesplist en één van partijen al (langer) gebruik maakt van een ‘eigen’ rekening. Het verzoek aan de rechter om de andere partij te bevelen bankafschriften in het geding te brengen wordt niet zonder meer toegewezen. De stelling dat de andere partij informatie achterhoudt of verplicht is openheid van zaken te geven, is niet voldoende. Als je niet kunt aangeven waarnaar je precies op zoek bent, dan zal het verzoek als zijnde een 'fishing expedition' worden afgewezen.

Het gerechtshof Arnhem deed op 20-11-2018 uitspraak in een alimentatiekwestie (ECLI:NL:GHAMS:2018:4275) en zag wel aanleiding om (op verzoek van de vrouw op grond van artikel 843a Rv) te bepalen dat de man aan de vrouw inzage moet geven in de door de vrouw verzochte gegevens (afschriften van zijn creditcard, het verloop van de rekening-courant) over een periode van drie jaren. Het Hof besteedt aandacht aan de vereisten van art. 843a Rv en oordeelt dat de vrouw haar verzoek tot inzage in de door haar verzochte bescheiden voldoende heeft geconcretiseerd. Voorts heeft zij gemotiveerd aangegeven welke afschriften zij wenst in te zien en met welk doel (bepaalbaarheid). Tot slot oordeelt het Hof dat de vrouw een rechtmatig belang heeft bij inzage in de afschriften teneinde aan de hand daarvan haar behoefte te onderbouwen (rechtmatig belang). De privacy-bezwaren van de man stonden volgens het Hof niet aan toewijzing van het verzoek van de vrouw in de weg.

Er zijn veel uitspraken waaruit blijkt dat vaak tevergeefs een beroep wordt gedaan op art. 843a Rv. Voorbeelden: uitspraak van het Hof Arnhem-Leeuwarden van 26 februari 2015 (ECLI:NL:GHARL:2015:1805) en de uitspraak van het Hof ‘s-Gravenhage van 6 december 2011 (ECLI:NL:GHSGR:2011:BU8665). Heel vaak is een beroep op het recht op inzage ex artikel 843a Rv ook niet nodig. De partij die zich verweert tegen een vordering kan zelfstandig belang hebben bij het indienen van de stukken waar de ander (impliciet) om vraagt. Het gaat er maar net om wie wat moet bewijzen. Indien een partij stelt en kan bewijzen behoefte te hebben aan een bijdrage en de andere partij zich beroept op het ontbreken van draagkracht, dan zal de laatste dat met bescheiden (loonspecificaties etc.) moeten kunnen onderbouwen. Een beroep op privacy helpt daarbij niet.

Niet alleen in het kader van de alimentatie, maar ook in het kader van de verdeling of afwikkeling van huwelijkse voorwaarden wordt geprobeerd inzage af te dwingen, maar niet altijd met succes (Hof Den Haag van 13 november 2013 (ECLI:NL:GHDHA:2013:4614). Indien het vermoeden bestaat dat de andere partij zaken achterhoudt en het lukt niet om inzage te verkrijgen kan het goed zijn om uitdrukkelijk te wijzen op de sanctie die de wet daaraan verbindt in artikel 3:194 BW. Zie daarover mijn andere blog.


detective
By l.scheepens November 14, 2025
De kosten voor het inschakelen van een detective/recherchebureau kunnen behoorlijk oplopen. Dat doe je dus eigenlijk alleen maar als er iets mee te winnen valt. In het kader van de alimentatieverplichting kan het inschakelen van een detective winst opleveren. Volgens artikel 1:160 BW vervalt het recht op partneralimentatie niet alleen als er sprake is van hertrouwen van de alimentatiegerechtigde, maar ook als die gaat samenwonen als ware zij/hij gehuwd. Dat laatste wordt niet snel toegegeven. En als het niet wordt erkend dan moet dat door degene die stelt dat er sprake is van samenwonen worden bewezen. Daartoe kan een rapport van een recherchebureau dienen. In een zaak die diende bij de rechtbank Gelderland had de man om vaststelling van partneralimentatie gevraagd. De vrouw beriep zich op artikel 1:160 BW. Volgens haar woonde de man sinds het uiteengaan van partijen samen met zijn nieuwe partner X als waren zij gehuwd. Ter onderbouwing van die stelling heeft de vrouw een rechercherapport van [detectivebureau] overgelegd. De vrouw verzocht de rechtbank het verzoek van haar ex af te wijzen en hem te veroordelen in de kosten van het rechercherapport ad (afgerond) € 13.000. De man erkende dat hij een duurzame affectieve relatie had met X maar niet dat hij zou samenwonen. Hij bracht naar voren dat X een eigen huis had en hij ook. De rechtbank overweegt als volgt. Bij de invulling van het vereiste samenwonen moet aansluiting worden gezocht bij de moderne maatschappij. Het feit dat de man en X beiden nog een eigen woning aanhouden, hoeft op zichzelf niet uit te sluiten dat sprake is van samenleven als gehuwden (HR 19 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ7380 ). Voor het aannemen van samenwoning moet wel duidelijk zijn dat het zwaartepunt van het verblijf in één van de twee woningen ligt, dan wel dat betrokkenen het grootste deel van de tijd bij elkaar doorbrengen, wisselend in de ene en de andere woning. Uit het overgelegde rechercherapport blijkt dat de man en X gedurende de gehele observatieperiode in de woning van de man aanwezig waren, zowel samen als afzonderlijk van elkaar. Zij hebben elkaars huissleutel, doen samen boodschappen, gaan samen winkelen, rijden samen in de auto van de man en hebben samen de tuin versierd met kerstverlichting. De man heeft slechts in het algemeen betwist dat hij samenwoont en aangevoerd dat het rechercherapport ‘niet deugt’ en jegens hem ‘onrechtmatig’ is. Het lag echter op zijn weg om hetgeen door de vrouw gemotiveerd is gesteld in voldoende mate te betwisten. De man heeft geen enkel inzicht gegeven in hoe hij en X het leven met elkaar vormgeven, zoals inzicht in hoe vaak zij wel of niet bij elkaar zijn. De man heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij en X allebei beschikken over een eigen woning, zoals afschriften van bankrekeningen waaruit blijkt dat zij ieder hun eigen woonkosten betalen, of de jaarafrekeningen van het stroom- en gasverbruik in beide woningen sinds december 2022. Ook heeft de man geen financiële stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij niet samenwoont, zoals een uitkeringsspecificatie waaruit zou blijken dat hij een AOW-uitkering krijgt voor een alleenstaande. Voorts had het op de weg van de man gelegen om de stelling dat er sprake is van een gemeenschappelijke huishouding voldoende te betwisten, door te stellen - en zo nodig te onderbouwen - dat hij voor eigen rekening boodschappen doet. De rechtbank concludeert dat de man met X samenwoont als ware hij gehuwd in de zin van artikel 1:160 BW. De rechtbank acht bewezen dat de samenwoning in ieder geval sinds december 2022 bestond, omdat dit niet voldoende is betwist. Dat betekent dat de eventuele aanspraak van de man op een partnerbijdrage al was geëindigd op het moment dat hij het verzoekschrift tot vaststelling van partneralimentatie indiende. De rechtbank wijst het verzoek van de man af. Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW kunnen de kosten voor het inschakelen van een detectivebureau voor vergoeding in aanmerking komen. Daarvoor is vereist, zo volgt uit vast jurisprudentie, dat (1) een sine qua non-verband bestaat tussen de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis en de kosten, (2) de kosten in zodanig verband staan met die gebeurtenis dat zij, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en de schade, aan de aansprakelijke persoon kunnen worden toegerekend, (3) het redelijk was om in verband met een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van die gebeurtenis deskundige bijstand in te roepen en (4) de daartoe gemaakte kosten redelijk zijn. Volgens de rechtbank is hier aan deze voorwaarden voldaan. Immers, indien de man niet was gaan samenwonen met X als ware hij gehuwd en vervolgens een verzoek tot partneralimentatie had ingediend, dan had de vrouw het detectivebureau niet ingeschakeld. De kosten daarvan staan in zodanig verband met de samenwoning van de man, dat deze aan hem kunnen worden toegerekend, die geen melding heeft gemaakt van de samenwoning. Gelet op de zware stelplicht en bewijslast die in het kader van artikel 1:160 BW op de vrouw rust, was het redelijk om deskundige bijstand in te roepen. Voorts acht de rechtbank de door de vrouw aangetoonde kosten van het detectivebureau redelijk, gelet op de omvang van het onderzoek en het rapport. Nu de vrouw deze kosten genoegzaam heeft aangetoond met gespecificeerde nota's, wijst de rechtbank het verzochte bedrag toe. Rechtbank Gelderland 20 oktober 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:8769
By l.scheepens September 22, 2025
Ben je verplicht om meer te gaan werken als je parttime werkt en je wilt aanspraak maken op partneralimentatie?
By l.scheepens September 18, 2025
Moet bij de vaststelling van alimentatie rekening worden gehouden met dividend als inkomen wanneer de aandelen zijn overgenomen tegen betaling van een vergoeding
By l.scheepens September 10, 2025
wat als je afspraken maakt in een convenant en deze worden niet nagekomen?
By l.scheepens September 9, 2025
Zitten er ook nadelen aan mediation? Wie schakel je het beste in als je wilt scheiden? een echtscheidingsadvocaat of een mediator? Wat zijn de verschillen tussen een advocaat en een mediator en waar moet je op letten?
By l.scheepens September 5, 2025
Wat zijn de voordelen van mediation ten opzichte van de echtscheidingsprocedure bij de rechtbank?
By l.scheepens September 2, 2025
Een alsof-beding is een finaal verrekenbeding waarbij echtgenoten zich verplichten om bij einde huwelijk af te rekenen alsof ze in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Het is een huwelijkse voorwaarde die ervoor zorgt dat partijen ieder recht hebben op de helft van de totale waarde van bezittingen minus schulden. Er vindt dus verrekening plaats, in geld. Geen verdeling. Er verandert niets in de eigendom. En toch kunnen ook hier vergoedingsrechten ontstaan, zoals die ook kunnen ontstaan wanneer partijen in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Bij de algehele gemeenschap kan er immers ook sprake zijn van privévermogen. Denk bijvoorbeeld aan de schenking onder uitsluitingsclausule die niet in de gemeenschap valt. Zo kwam het Gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2025 tot het oordeel dat er een vergoedingsrecht ontstaat wanneer er investeringen zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. Partijen waren met elkaar gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. Zij hadden iedere gemeenschap van goederen uitgesloten en overeengekomen dat zij bij het einde van hun huwelijk hun vermogens met elkaar zullen verrekenen alsof zij in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Een aantal goederen waren van die verrekening uitgesloten. De man wil een aantal investeringen die hij heeft gedaan in de woningen van partijen vergoed krijgen. Het hof overweegt dat de vraag of partijen door voor de verrekening aan te sluiten bij de regels voor de wettelijke gemeenschap van goederen, ook hebben beoogd vergoedingsrechten in het leven te roepen, een kwestie is van uitleg van de huwelijkse voorwaarden (Hoge Raad 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1389). In beide gevallen geldt echter dat pas een vergoedingsrecht ontstaat wanneer de investeringen die zijn gedaan, door hem zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. De man moet stellen en onderbouwen dat hij de investeringen uit niet te verrekenen vermogen heeft betaald. Omdat de man er niet in slaagt zijn investeringen aan te tonen worden de door hem verzochte vergoedingen door het hof afgewezen. De uitspraak van het hof Amsterdam is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:GHAMS:2025:496 .
By l.scheepens August 5, 2025
Gaat de alimentatie voor een minderjarig kind voor op de bijdrage voor een meerderjarig kind?
By l.scheepens August 2, 2025
de investering in de gemeenschappelijke woning halveert na het huwelijk in beperkte gemeenschap van goederen
By l.scheepens August 2, 2025
kinderalimentatie op basis van een redelijkerwijs te verdienen inkomen
meer blogs