Opgebouwd vakantiegeld verdelen?

l.scheepens • November 30, 2020

tegoed voor peildatum opgebouwd/na peildatum uitgekeerd

De gemeenschap wordt ontbonden op het moment dat het verzoekschrift tot echtscheiding wordt ingediend. Tenzij een andere datum wordt overeengekomen is de datum indiening verzoekschrift de peildatum voor de vaststelling van de samenstelling van de boedel. Bezittingen en schulden die in de gemeenschap zijn gevallen, moeten worden verdeeld en ieder heeft recht op de helft van het saldo van de gemeenschap. Discussie kan ontstaan of iets nu wel of niet in de gemeenschap is gevallen als het gaat om bijvoorbeeld een vordering die tijdens het huwelijk is ontstaan maar die pas na ontbinding van de gemeenschap is uitgekeerd. Denk aan de teruggave van het energiebedrijf, een belastingteruggave, het vakantiegeld, eindejaarsuitkering, een schade-uitkering. Vakantiegeld wordt maandelijks gereserveerd en er ontstaat dus een tegoed dat meestal in de maand mei wordt uitgekeerd. Een ongeval kan tijdens het huwelijk hebben plaatsgevonden; de schadeduitkering die daarvan het gevolg is, vindt later plaats. Een te hoog vastgesteld maandbedrag voor de energie leidt tot een teruggave door het energiebedrijf. Moeten deze activa ook worden verdeeld? Daarover sprak het Gerechtshof Arnhem zich uit op 12-11-2020.

De vrouw doet verzoeken ten aanzien van de verdeling van het vakantiegeld, een ontvangen belastingteruggave en een teruggave energiekosten. De peildatum (datum indiening verzoekschrift) is 2-4-2019. De man heeft over de periode juni 2018 tot en met mei 2019 vakantiegeld opgebouwd en dat is in mei 2019 uitbetaald. Die uitbetaling heeft niet op de gezamenlijke rekeningen van partijen plaatsgevonden. De verdeling van het banksaldo houdt daarom ook geen verband met de uitkering en verdeling van het vakantiegeld. Volgens de vrouw dient het tijdens het huwelijk opgebouwde vakantiegeld over de periode van juni 2018 tot en met maart 2019 alsnog bij helfte verdeeld te worden.

De man stelt zich op het standpunt dat dit vakantiegeld niet voor verdeling in aanmerking komt. Ten eerste heeft de uitbetaling ná de peildatum plaatsgevonden en ten tweede heeft de man vanaf 12-7-2018 tot 1-5-2020 alle lasten voor de echtelijke woning voldaan, terwijl de vrouw in die periode in de woning woonde en zelf geen inkomsten had.

De vrouw stelt dat partijen op het moment van uitbetaling nog steeds gehuwd en jegens elkaar op grond van artikel 1:84 BW onderhoudsplichtig. Het vakantiegeld mag dan zijn uitgekeerd na de peildatum, het zijn wel gelden die zijn opgebouwd tijdens het huwelijk en die vallen in de gemeenschap.

Het hof is van oordeel dat het vakantiegeld, voor zover opgebouwd tijdens de huwelijkse periode, verdeeld dient te worden. Weliswaar is het vakantiegeld uitbetaald in mei, hetgeen na de peildatum is, maar dit neemt niet weg dat de aanspraak op het vakantiegeld maandelijks wordt opgebouwd en als vordering aan de actiefzijde tot de gemeenschap behoort.

De belastingteruggave 2018 is gestort op de gezamenlijke rekening op 1-5-2019. De man heeft dit volledige bedrag nog diezelfde dag overgeboekt naar een bankrekening die niet tot de gemeenschap behoorde. Volgens de vrouw dient de man de teruggave op grond van artikel 1:164 van het Burgerlijk Wetboek aan de gemeenschap te vergoeden.

De man voert als verweer aan dat de teruggave inkomstenbelasting 2018 enkel ziet op de aftrek van hypotheekrente in 2018. De hypotheekrente is tijdens het huwelijk en daarna door de man voldaan, ook toen de man niet meer in de woning verbleef. Het is volgens de man niet redelijk dat hij alsnog de helft van deze teruggave aan de vrouw zou moeten voldoen.

Het hof is van oordeel dat de teruggave inkomstenbelasting 2018 bij helfte moet worden gedeeld. Deze teruggave heeft betrekking op de huwelijkse periode en valt daarmee in de te verdelen gemeenschap. Dat de man, zoals hij stelt, de hypotheekrente voldeed doet daar niet aan af, alleen al omdat die betalingen zijn verricht van een bankrekening waarvan het saldo per 2-4-2019 (de peildatum) in de verdeling is betrokken.

De teruggave energienota is in augustus 2019 gestort. De vrouw stelt dat de teruggave grotendeels ziet op de huwelijkse periode en verdeeld dient te worden voor zover de teruggave betrekking heeft op de periode 23-7-2018 tot 2-4-2019 (de peildatum).

De man is het hier niet mee eens. Partijen zijn op 12 juli 2018 uit elkaar gegaan en sindsdien verblijft de man bij zijn ouders, terwijl hij wel alle lasten voor de echtelijke woning volledig heeft moeten voldoen, waaronder de energiekosten.

Het hof wijst ook dit verzoek van de vrouw toe. Ook de teruggave van de energiekosten behoort tot de te verdelen gemeenschap van goederen, voor zover deze betrekking heeft op de periode tot de peildatum. Dat de man al geruime tijd niet meer in de woning woont en die kosten heeft betaald doet daar niet aan af.

Deze uitspraak is terug te vinden onder kenmerk:ECLI:NL:GHARL:2020:9345

detective
By l.scheepens November 14, 2025
De kosten voor het inschakelen van een detective/recherchebureau kunnen behoorlijk oplopen. Dat doe je dus eigenlijk alleen maar als er iets mee te winnen valt. In het kader van de alimentatieverplichting kan het inschakelen van een detective winst opleveren. Volgens artikel 1:160 BW vervalt het recht op partneralimentatie niet alleen als er sprake is van hertrouwen van de alimentatiegerechtigde, maar ook als die gaat samenwonen als ware zij/hij gehuwd. Dat laatste wordt niet snel toegegeven. En als het niet wordt erkend dan moet dat door degene die stelt dat er sprake is van samenwonen worden bewezen. Daartoe kan een rapport van een recherchebureau dienen. In een zaak die diende bij de rechtbank Gelderland had de man om vaststelling van partneralimentatie gevraagd. De vrouw beriep zich op artikel 1:160 BW. Volgens haar woonde de man sinds het uiteengaan van partijen samen met zijn nieuwe partner X als waren zij gehuwd. Ter onderbouwing van die stelling heeft de vrouw een rechercherapport van [detectivebureau] overgelegd. De vrouw verzocht de rechtbank het verzoek van haar ex af te wijzen en hem te veroordelen in de kosten van het rechercherapport ad (afgerond) € 13.000. De man erkende dat hij een duurzame affectieve relatie had met X maar niet dat hij zou samenwonen. Hij bracht naar voren dat X een eigen huis had en hij ook. De rechtbank overweegt als volgt. Bij de invulling van het vereiste samenwonen moet aansluiting worden gezocht bij de moderne maatschappij. Het feit dat de man en X beiden nog een eigen woning aanhouden, hoeft op zichzelf niet uit te sluiten dat sprake is van samenleven als gehuwden (HR 19 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ7380 ). Voor het aannemen van samenwoning moet wel duidelijk zijn dat het zwaartepunt van het verblijf in één van de twee woningen ligt, dan wel dat betrokkenen het grootste deel van de tijd bij elkaar doorbrengen, wisselend in de ene en de andere woning. Uit het overgelegde rechercherapport blijkt dat de man en X gedurende de gehele observatieperiode in de woning van de man aanwezig waren, zowel samen als afzonderlijk van elkaar. Zij hebben elkaars huissleutel, doen samen boodschappen, gaan samen winkelen, rijden samen in de auto van de man en hebben samen de tuin versierd met kerstverlichting. De man heeft slechts in het algemeen betwist dat hij samenwoont en aangevoerd dat het rechercherapport ‘niet deugt’ en jegens hem ‘onrechtmatig’ is. Het lag echter op zijn weg om hetgeen door de vrouw gemotiveerd is gesteld in voldoende mate te betwisten. De man heeft geen enkel inzicht gegeven in hoe hij en X het leven met elkaar vormgeven, zoals inzicht in hoe vaak zij wel of niet bij elkaar zijn. De man heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij en X allebei beschikken over een eigen woning, zoals afschriften van bankrekeningen waaruit blijkt dat zij ieder hun eigen woonkosten betalen, of de jaarafrekeningen van het stroom- en gasverbruik in beide woningen sinds december 2022. Ook heeft de man geen financiële stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij niet samenwoont, zoals een uitkeringsspecificatie waaruit zou blijken dat hij een AOW-uitkering krijgt voor een alleenstaande. Voorts had het op de weg van de man gelegen om de stelling dat er sprake is van een gemeenschappelijke huishouding voldoende te betwisten, door te stellen - en zo nodig te onderbouwen - dat hij voor eigen rekening boodschappen doet. De rechtbank concludeert dat de man met X samenwoont als ware hij gehuwd in de zin van artikel 1:160 BW. De rechtbank acht bewezen dat de samenwoning in ieder geval sinds december 2022 bestond, omdat dit niet voldoende is betwist. Dat betekent dat de eventuele aanspraak van de man op een partnerbijdrage al was geëindigd op het moment dat hij het verzoekschrift tot vaststelling van partneralimentatie indiende. De rechtbank wijst het verzoek van de man af. Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW kunnen de kosten voor het inschakelen van een detectivebureau voor vergoeding in aanmerking komen. Daarvoor is vereist, zo volgt uit vast jurisprudentie, dat (1) een sine qua non-verband bestaat tussen de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis en de kosten, (2) de kosten in zodanig verband staan met die gebeurtenis dat zij, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en de schade, aan de aansprakelijke persoon kunnen worden toegerekend, (3) het redelijk was om in verband met een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van die gebeurtenis deskundige bijstand in te roepen en (4) de daartoe gemaakte kosten redelijk zijn. Volgens de rechtbank is hier aan deze voorwaarden voldaan. Immers, indien de man niet was gaan samenwonen met X als ware hij gehuwd en vervolgens een verzoek tot partneralimentatie had ingediend, dan had de vrouw het detectivebureau niet ingeschakeld. De kosten daarvan staan in zodanig verband met de samenwoning van de man, dat deze aan hem kunnen worden toegerekend, die geen melding heeft gemaakt van de samenwoning. Gelet op de zware stelplicht en bewijslast die in het kader van artikel 1:160 BW op de vrouw rust, was het redelijk om deskundige bijstand in te roepen. Voorts acht de rechtbank de door de vrouw aangetoonde kosten van het detectivebureau redelijk, gelet op de omvang van het onderzoek en het rapport. Nu de vrouw deze kosten genoegzaam heeft aangetoond met gespecificeerde nota's, wijst de rechtbank het verzochte bedrag toe. Rechtbank Gelderland 20 oktober 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:8769
By l.scheepens September 22, 2025
Ben je verplicht om meer te gaan werken als je parttime werkt en je wilt aanspraak maken op partneralimentatie?
By l.scheepens September 18, 2025
Moet bij de vaststelling van alimentatie rekening worden gehouden met dividend als inkomen wanneer de aandelen zijn overgenomen tegen betaling van een vergoeding
By l.scheepens September 10, 2025
wat als je afspraken maakt in een convenant en deze worden niet nagekomen?
By l.scheepens September 9, 2025
Zitten er ook nadelen aan mediation? Wie schakel je het beste in als je wilt scheiden? een echtscheidingsadvocaat of een mediator? Wat zijn de verschillen tussen een advocaat en een mediator en waar moet je op letten?
By l.scheepens September 5, 2025
Wat zijn de voordelen van mediation ten opzichte van de echtscheidingsprocedure bij de rechtbank?
By l.scheepens September 2, 2025
Een alsof-beding is een finaal verrekenbeding waarbij echtgenoten zich verplichten om bij einde huwelijk af te rekenen alsof ze in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Het is een huwelijkse voorwaarde die ervoor zorgt dat partijen ieder recht hebben op de helft van de totale waarde van bezittingen minus schulden. Er vindt dus verrekening plaats, in geld. Geen verdeling. Er verandert niets in de eigendom. En toch kunnen ook hier vergoedingsrechten ontstaan, zoals die ook kunnen ontstaan wanneer partijen in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Bij de algehele gemeenschap kan er immers ook sprake zijn van privévermogen. Denk bijvoorbeeld aan de schenking onder uitsluitingsclausule die niet in de gemeenschap valt. Zo kwam het Gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2025 tot het oordeel dat er een vergoedingsrecht ontstaat wanneer er investeringen zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. Partijen waren met elkaar gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. Zij hadden iedere gemeenschap van goederen uitgesloten en overeengekomen dat zij bij het einde van hun huwelijk hun vermogens met elkaar zullen verrekenen alsof zij in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Een aantal goederen waren van die verrekening uitgesloten. De man wil een aantal investeringen die hij heeft gedaan in de woningen van partijen vergoed krijgen. Het hof overweegt dat de vraag of partijen door voor de verrekening aan te sluiten bij de regels voor de wettelijke gemeenschap van goederen, ook hebben beoogd vergoedingsrechten in het leven te roepen, een kwestie is van uitleg van de huwelijkse voorwaarden (Hoge Raad 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1389). In beide gevallen geldt echter dat pas een vergoedingsrecht ontstaat wanneer de investeringen die zijn gedaan, door hem zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. De man moet stellen en onderbouwen dat hij de investeringen uit niet te verrekenen vermogen heeft betaald. Omdat de man er niet in slaagt zijn investeringen aan te tonen worden de door hem verzochte vergoedingen door het hof afgewezen. De uitspraak van het hof Amsterdam is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:GHAMS:2025:496 .
By l.scheepens August 5, 2025
Gaat de alimentatie voor een minderjarig kind voor op de bijdrage voor een meerderjarig kind?
By l.scheepens August 2, 2025
de investering in de gemeenschappelijke woning halveert na het huwelijk in beperkte gemeenschap van goederen
By l.scheepens August 2, 2025
kinderalimentatie op basis van een redelijkerwijs te verdienen inkomen
meer blogs