Ouderonthechting

l.scheepens • November 12, 2020

gevaren van ouderonthechting

De Rechtbank Noord-Holland heeft op 22-10-2020 uitspraak gedaan in een kort geding dat was aangespannen door vader vanwege het niet nakomen door moeder van een eerder vastgestelde omgangsregeling. De Voorzieningenrechter schenkt in zijn overwegingen aandacht aan de verschillende vormen van ouderonthechting.

De voorgeschiedenis die leidde tot dit kort geding was als volgt:

Partijen hebben na de verbreking van hun relatie een ouderschapsplan opgesteld met daarin opgenomen een zorgverdeling waarbij de vader wekelijks omgang zou hebben met hun minderjarige zoontje, die ik hierna Tim zal noemen. Hoofdverblijf van Tim werd bij moeder bepaald. Op enig moment heeft de Voorzieningenrechter in een Kort Geding een andere omgangsregeling vastgelegd waarover partijen overeenstemming hadden bereikt ter zitting. In dat vonnis van de voorzieningenrechter werd tevens opgenomen: Partijen gaan zo spoedig mogelijk het traject ‘Ouderschap Blijft’ volgen.

In april 2020 schrijft moeder de volgende e-mail, welke ook naar het Jeugdteam (van de rechtbank) en Altra (van het traject‘Ouderschap Blijft’) wordt gezonden:

“ Dag allemaal,

De laatste keer heb ik een verkeerde inschatting gemaakt over de omgang. Vader wilde Tim van maandag t/m donderdag en ik zei dat dat om de week oké is (andere week t/m woensdag). Maar omdat school nu weg valt is dit heel veel uur achter elkaar. Ik denk dat het voor Tim beter is als hij elke week van maandagochtend 9 uur tot woensdagmiddag 1 uur bij vader is. Dat is al heel ruim genomen. Normaal ziet hij vader van maandag 2 uur tot woensdagochtend half 9. Dus hij ziet jou ( vader ) al eerder op maandag en ook langer op woensdag. Ik breng hem maandags 9 uur en jij brengt hem woensdags 1 uur. Ik denk dat we dan zo goed zitten. Hopelijk kan school in de maand mei weer open.”

In mei 2020 schrijft moeder:

“Voor de omgang mei wil ik t houden bij maandagochtend 8 uur tot woensdag 1 uur. Om verplaatsingen te minimaliseren geen weekenddagen in mei. Omdat Tim alleen dinsdag naar school gaat heb je hem al langer dan normaal en komt t redelijk in de buurt qua tijd. Omdat het nog allemaal heel pril is in deze Corona tijd wil ik liever voorzichtig zijn dan te vrij. Ook zijn wij totaal niet in een stadium om omgang uit te breiden. Tim vertoont weer vreemd gedrag.”

In juni 2020:

“ Afgelopen donderdag heb ik met de juffen gesproken van Tim. Vader wilde niet deelnemen aan dit gesprek. Zij vertelden mij dat Tim is veranderd sinds de lockdown. Teruggetrokken, komt vermoeid over en slaat nu zelfs klasgenootjes. Hij is niet meer zoals ze hem kennen. Ik ervaar hem ook als agressief en mijn moeder heeft nu ook al meegemaakt dat hij haar slaat en schopt. Ik denk dat het beter is voor Tim als we de omgang in de zomervakantie doen van maandagochtend 8 uur tot dinsdagavond. En een zaterdag en zondag in de maand. Dat is eigenlijk ook de originele afspraak...Ik signaleer zeer verontrustend gedrag bij Tim sinds de uitbreiding van de omgang en mijn ouders en de school bevestigen dit.”

De vader vordert in kort geding naleving van de zorgregeling onder oplegging van een dwangsom en voert aan dat de regeling door de moeder op eigen initiatief en zonder overleg is ingeperkt naar de dinsdag in plaats van de woensdag. Ook heeft zij uit eigen beweging de vader de omgang in de weekenden ontzegd. Het is volgens vader niet in het belang van Tim dat de moeder de afspraken op eigen initiatief aanpast. Tim dient volgens een vaste regeling regelmatig bij zijn vader te zijn om te voorkomen dat hij van hem vervreemd raakt. Tot op heden heeft de vader Tim enkel op doordeweekse dagen en af en toe een losse dag in het weekend bij zich mogen ontvangen.

In juli 2020 heeft een gesprek bij het Jeugdteam plaatsgevonden. Het Jeugdteam heeft besloten opdracht te geven tot een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming.

De vader stelt voor dat partijen ondanks de vele mislukte pogingen alsnog met elkaar in therapie gaan.

De moeder verweert zich en stelt dat partijen een traject gehad hebben bij Altra waarbij de omgang is uitgebreid met een extra nacht. Omdat Tim daar niet goed op reageerde, is zij weer teruggegaan naar de omgang conform het vonnis in kort geding. Het traject bij Altra is inmiddels beëindigd en er is een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming gestart, omdat er zorgen zijn over de ontwikkeling van Tim. De moeder stelt dat eerst de zorgsignalen die er zijn, onderzocht moeten worden. Volgens de moeder moet eerst worden uitgevonden wat er bij Tim speelt.

De Voorzieningenrechter oordeelt dat de vastgestelde omgangsregeling in beginsel moet worden nagekomen zolang deze haar kracht niet heeft verloren, tenzij sprake is van dusdanige ernstige of bijzondere omstandigheden dat niet-nakoming gerechtvaardigd is. Zulke omstandigheden kunnen zich met name voordoen wanneer ofwel op grond van ná dat vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten nakoming van de vastgestelde zorg- of omgangsregeling voor de ouder die de regeling dient na te komen klaarblijkelijk een noodtoestand doet ontstaan, ofwel omdat onverkorte nakoming kennelijk niet in het belang van de kinderen moet worden geoordeeld, dan wel aannemelijk is dat sedert de uitspraak waarvan nakoming wordt gevorderd sprake is van zodanige wijziging van omstandigheden dat deze één van de gronden als bedoeld in artikel 1: 377a lid 3 BW opleveren en een beslissing van de bodemrechter op een verzoek tot wijziging van de eerder vastgestelde regeling niet kan worden afgewacht.

De voorzieningenrechter stelt voorop dat een kind het recht heeft op omgang met beide ouders en dat dit recht slechts kan worden ontzegd indien omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of de omgang anderszins in strijd is met de zwaarwegende belangen van het kind.

De Raad voor de Kinderbescherming heeft ter zitting opgemerkt dat het in het vrijwillig kader niet gelukt is om de patronen tussen ouders te doorbreken. Er is een groot verschil in de visie van ouders op de aard en achtergrond van de problematiek van Tim. De gedragswetenschapper is tot de conclusie gekomen dat sprake is van reactief gedrag bij Tim, omdat hij geen toestemming van de moeder ervaart. Inmiddels is een beschermingsonderzoek gestart. Als er een ondertoezichtstelling komt, zal de GI de regie over de zorgregeling nemen.

Vast is komen te staan dat de moeder al langdurig eenzijdig de omgangsregeling wijzigt en beperkt. Ook afspraken die door tussenkomst van hulpverlenende instanties waren gemaakt, heeft de moeder veranderd. Ter zitting heeft de moeder te kennen gegeven dat zij graag zou zien dat de omgang tussen de vader en Tim anders loopt. Op dit moment ziet zij echter nog steeds zorgelijke signalen, die door de vader niet worden (h)erkend.

In het kader van de beoordeling in deze procedure wijst de voorzieningenrechter ouders erop dat het volgende – in soortgelijke gevallen gesignaleerde – gedrag ernstige zorgen baart: vanuit een heftig loyaliteitsconflict kan door het kind op den duur voor één van de ouders gekozen worden en wordt de andere ouder buitengesloten, wat kan leiden tot ouderonthechting. De korte termijn gevolgen van ouderonthechting voor het kind (zoals onrust en stress, verschillende boodschappen over dezelfde kwestie of gebeurtenis aan de coalitie-ouder en de buitengesloten ouder, onhandelbaar gedrag, bespelen van ouder(s) en schuldgevoelens) en de lange termijn gevolgen van ouderonthechting (meer psychosomatische problemen, vaker depressie, angst en middelenmisbruik, onveilige hechting, minder zelfvertrouwen en vertrouwen in anderen, disfunctionele coping vaardigheden, minder carrière en een beschadigde identiteit) kunnen ernstig zijn. Anders gezegd: ouderonthechting heeft langdurige en (zeer) ernstige consequenties voor het kind en de latere volwassene.

Het coalitiegedrag (van de coalitieouder) dat tot de ouderonthechting leidt kan bewust en onbewust plaatsvinden en daarnaast zowel doelgericht als niet-doelgericht zijn. Er zijn coalitie-ouders die zich er bewust op richten om een zo close mogelijk ‘bondje’ met het kind te krijgen ‘waar de andere ouder niet meer tussen komt’ en coalitie-ouders die uit (te) grote liefde en zorg een nauwe band met hun kind nastreven zonder dat zij zich ervan bewust zijn dat de andere ouder daardoor nauwelijks meer een kans krijgt. Er zijn coalitie-ouders die doelgericht proberen de band tussen het kind en de andere ouder kapot te maken en coalitie-ouders, waarvan het gedrag ertoe leidt dat de band met de andere ouder wordt beschadigd zonder dat zij dat ook op het oog hadden. De voorzieningenrechter besteedt reeds nu, in dit vroege stadium, aandacht aan deze verschillen, omdat het begrip ouderonthechting in de samenleving snel wordt geassocieerd met het bewust en doelgericht kapot maken van de band van het kind met de buitengesloten ouder door de coalitie-ouder. Veelal echter zijn er bij ouderonthechting géén schuldigen en alleen maar verliezers, in de eerste plaats het kind en de buitengesloten ouder, maar uiteindelijk niet zelden ook de coalitie-ouder.

Uit het eindverslag van Altra blijkt dat er geen contra-indicaties zijn tegen uitvoering van de omgangsregeling. Altra benadrukt dat Tim behoefte heeft aan controle en voorspelbaarheid in het spel en de omgang met ouders. De voorzieningenrechter stelt vast dat het niet in het belang van Tim is om de huidige situatie waarin het contact tussen hem en zijn vader beperkt en niet voorspelbaar is, te laten voortduren.

De voorzieningenrechterveroordeelt de moeder tot nakoming van de eerder vastgelegde omgangsregelingonder oplegging van de gevorderde (maar gemaximeerde) dwangsom, als prikkel tot nakoming. Daarbij is in aanmerking genomen dat de moeder de regeling eenzijdig heeft gewijzigd en beperkt.

Deze uitspraak is terug te vinden onder kenmerk:ECLI:NL:RBNHO:2020:8551

detective
By l.scheepens November 14, 2025
De kosten voor het inschakelen van een detective/recherchebureau kunnen behoorlijk oplopen. Dat doe je dus eigenlijk alleen maar als er iets mee te winnen valt. In het kader van de alimentatieverplichting kan het inschakelen van een detective winst opleveren. Volgens artikel 1:160 BW vervalt het recht op partneralimentatie niet alleen als er sprake is van hertrouwen van de alimentatiegerechtigde, maar ook als die gaat samenwonen als ware zij/hij gehuwd. Dat laatste wordt niet snel toegegeven. En als het niet wordt erkend dan moet dat door degene die stelt dat er sprake is van samenwonen worden bewezen. Daartoe kan een rapport van een recherchebureau dienen. In een zaak die diende bij de rechtbank Gelderland had de man om vaststelling van partneralimentatie gevraagd. De vrouw beriep zich op artikel 1:160 BW. Volgens haar woonde de man sinds het uiteengaan van partijen samen met zijn nieuwe partner X als waren zij gehuwd. Ter onderbouwing van die stelling heeft de vrouw een rechercherapport van [detectivebureau] overgelegd. De vrouw verzocht de rechtbank het verzoek van haar ex af te wijzen en hem te veroordelen in de kosten van het rechercherapport ad (afgerond) € 13.000. De man erkende dat hij een duurzame affectieve relatie had met X maar niet dat hij zou samenwonen. Hij bracht naar voren dat X een eigen huis had en hij ook. De rechtbank overweegt als volgt. Bij de invulling van het vereiste samenwonen moet aansluiting worden gezocht bij de moderne maatschappij. Het feit dat de man en X beiden nog een eigen woning aanhouden, hoeft op zichzelf niet uit te sluiten dat sprake is van samenleven als gehuwden (HR 19 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ7380 ). Voor het aannemen van samenwoning moet wel duidelijk zijn dat het zwaartepunt van het verblijf in één van de twee woningen ligt, dan wel dat betrokkenen het grootste deel van de tijd bij elkaar doorbrengen, wisselend in de ene en de andere woning. Uit het overgelegde rechercherapport blijkt dat de man en X gedurende de gehele observatieperiode in de woning van de man aanwezig waren, zowel samen als afzonderlijk van elkaar. Zij hebben elkaars huissleutel, doen samen boodschappen, gaan samen winkelen, rijden samen in de auto van de man en hebben samen de tuin versierd met kerstverlichting. De man heeft slechts in het algemeen betwist dat hij samenwoont en aangevoerd dat het rechercherapport ‘niet deugt’ en jegens hem ‘onrechtmatig’ is. Het lag echter op zijn weg om hetgeen door de vrouw gemotiveerd is gesteld in voldoende mate te betwisten. De man heeft geen enkel inzicht gegeven in hoe hij en X het leven met elkaar vormgeven, zoals inzicht in hoe vaak zij wel of niet bij elkaar zijn. De man heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij en X allebei beschikken over een eigen woning, zoals afschriften van bankrekeningen waaruit blijkt dat zij ieder hun eigen woonkosten betalen, of de jaarafrekeningen van het stroom- en gasverbruik in beide woningen sinds december 2022. Ook heeft de man geen financiële stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij niet samenwoont, zoals een uitkeringsspecificatie waaruit zou blijken dat hij een AOW-uitkering krijgt voor een alleenstaande. Voorts had het op de weg van de man gelegen om de stelling dat er sprake is van een gemeenschappelijke huishouding voldoende te betwisten, door te stellen - en zo nodig te onderbouwen - dat hij voor eigen rekening boodschappen doet. De rechtbank concludeert dat de man met X samenwoont als ware hij gehuwd in de zin van artikel 1:160 BW. De rechtbank acht bewezen dat de samenwoning in ieder geval sinds december 2022 bestond, omdat dit niet voldoende is betwist. Dat betekent dat de eventuele aanspraak van de man op een partnerbijdrage al was geëindigd op het moment dat hij het verzoekschrift tot vaststelling van partneralimentatie indiende. De rechtbank wijst het verzoek van de man af. Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW kunnen de kosten voor het inschakelen van een detectivebureau voor vergoeding in aanmerking komen. Daarvoor is vereist, zo volgt uit vast jurisprudentie, dat (1) een sine qua non-verband bestaat tussen de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis en de kosten, (2) de kosten in zodanig verband staan met die gebeurtenis dat zij, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en de schade, aan de aansprakelijke persoon kunnen worden toegerekend, (3) het redelijk was om in verband met een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van die gebeurtenis deskundige bijstand in te roepen en (4) de daartoe gemaakte kosten redelijk zijn. Volgens de rechtbank is hier aan deze voorwaarden voldaan. Immers, indien de man niet was gaan samenwonen met X als ware hij gehuwd en vervolgens een verzoek tot partneralimentatie had ingediend, dan had de vrouw het detectivebureau niet ingeschakeld. De kosten daarvan staan in zodanig verband met de samenwoning van de man, dat deze aan hem kunnen worden toegerekend, die geen melding heeft gemaakt van de samenwoning. Gelet op de zware stelplicht en bewijslast die in het kader van artikel 1:160 BW op de vrouw rust, was het redelijk om deskundige bijstand in te roepen. Voorts acht de rechtbank de door de vrouw aangetoonde kosten van het detectivebureau redelijk, gelet op de omvang van het onderzoek en het rapport. Nu de vrouw deze kosten genoegzaam heeft aangetoond met gespecificeerde nota's, wijst de rechtbank het verzochte bedrag toe. Rechtbank Gelderland 20 oktober 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:8769
By l.scheepens September 22, 2025
Ben je verplicht om meer te gaan werken als je parttime werkt en je wilt aanspraak maken op partneralimentatie?
By l.scheepens September 18, 2025
Moet bij de vaststelling van alimentatie rekening worden gehouden met dividend als inkomen wanneer de aandelen zijn overgenomen tegen betaling van een vergoeding
By l.scheepens September 10, 2025
wat als je afspraken maakt in een convenant en deze worden niet nagekomen?
By l.scheepens September 9, 2025
Zitten er ook nadelen aan mediation? Wie schakel je het beste in als je wilt scheiden? een echtscheidingsadvocaat of een mediator? Wat zijn de verschillen tussen een advocaat en een mediator en waar moet je op letten?
By l.scheepens September 5, 2025
Wat zijn de voordelen van mediation ten opzichte van de echtscheidingsprocedure bij de rechtbank?
By l.scheepens September 2, 2025
Een alsof-beding is een finaal verrekenbeding waarbij echtgenoten zich verplichten om bij einde huwelijk af te rekenen alsof ze in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Het is een huwelijkse voorwaarde die ervoor zorgt dat partijen ieder recht hebben op de helft van de totale waarde van bezittingen minus schulden. Er vindt dus verrekening plaats, in geld. Geen verdeling. Er verandert niets in de eigendom. En toch kunnen ook hier vergoedingsrechten ontstaan, zoals die ook kunnen ontstaan wanneer partijen in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Bij de algehele gemeenschap kan er immers ook sprake zijn van privévermogen. Denk bijvoorbeeld aan de schenking onder uitsluitingsclausule die niet in de gemeenschap valt. Zo kwam het Gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2025 tot het oordeel dat er een vergoedingsrecht ontstaat wanneer er investeringen zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. Partijen waren met elkaar gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. Zij hadden iedere gemeenschap van goederen uitgesloten en overeengekomen dat zij bij het einde van hun huwelijk hun vermogens met elkaar zullen verrekenen alsof zij in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Een aantal goederen waren van die verrekening uitgesloten. De man wil een aantal investeringen die hij heeft gedaan in de woningen van partijen vergoed krijgen. Het hof overweegt dat de vraag of partijen door voor de verrekening aan te sluiten bij de regels voor de wettelijke gemeenschap van goederen, ook hebben beoogd vergoedingsrechten in het leven te roepen, een kwestie is van uitleg van de huwelijkse voorwaarden (Hoge Raad 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1389). In beide gevallen geldt echter dat pas een vergoedingsrecht ontstaat wanneer de investeringen die zijn gedaan, door hem zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. De man moet stellen en onderbouwen dat hij de investeringen uit niet te verrekenen vermogen heeft betaald. Omdat de man er niet in slaagt zijn investeringen aan te tonen worden de door hem verzochte vergoedingen door het hof afgewezen. De uitspraak van het hof Amsterdam is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:GHAMS:2025:496 .
By l.scheepens August 5, 2025
Gaat de alimentatie voor een minderjarig kind voor op de bijdrage voor een meerderjarig kind?
By l.scheepens August 2, 2025
de investering in de gemeenschappelijke woning halveert na het huwelijk in beperkte gemeenschap van goederen
By l.scheepens August 2, 2025
kinderalimentatie op basis van een redelijkerwijs te verdienen inkomen
meer blogs