Een samengesteld gezin is een gezin waarbij tenminste één van de partners kinderen heeft uit een vorige relatie. Meestal ontstaat een samengesteld gezin na echtscheiding: een gescheiden ouder krijgt een nieuwe partner, die zelf soms ook kinderen heeft uit een vorige relatie. En uit de nieuwe relatie worden soms ook weer kinderen geboren.
De nieuwe partner kan onderhoudsplichtig worden door te trouwen of een geregistreerd partnerschap (GP) aan te gaan met de ouder van de kinderen, of door samen met de ouder van de kinderen het gezag over de kinderen te hebben. In de wet is een onderhoudsverplichting opgenomen van de stiefouder voor de kinderen van zijn of haar partner tot dat de kinderen 21 jaar zijn. Wanneer de ouder en de nieuwe partner samenwonen, maakt dat de nieuwe partner nog niet direct onderhoudsplichtig.
Artikel 1:395 BW bepaalt dat de stiefouder alleen gedurende het huwelijk (of GP) verplicht is levensonderhoud te verstrekken aan de tot zijn (haar) gezin behorende kinderen. de vraag rijst dan wanneer de kinderen tot het gezin behoren. Als het kind hoofdverblijf heeft bij de andere ouder en er is een zorgverdeling (omgangsregeling) vastgelegd waardoor het kind enkel in het weekend deel uitmaakt van het samengesteld gezin, dan hoort het kind niet tot het gezin in de zin van artikel 1:395, maar hoe te oordelen als er sprake is van co-ouderschap? De rechtbank Zutphen volgde in zijn uitspraak van 18 januari 2011 de inschrijving in de Basisregistratie personen.
Volgens artikel 1:400 BW heeft de onderhoudsverplichting ten aanzien van de (jong)minderjarige (stief)kinderen, dus tot 21 jaar, voorrang op alle andere onderhoudsverplichtingen. de wet brengt dus geen rangorde aan tussen de onderhoudsverplichting ten opzichte van eigen kinderen en stiefkinderen. Maar 1:400 BW kan dus wel ervoor zorgen dat partneralimentatie komt te vervallen omdat er niet voldoende draagkracht is bij de stiefouder/ex-partner om in het onderhoud van de stiefkinderen te voorzien én in het onderhoud van de ex-partner. Dan gaan de stiefkinderen dus vóór. Een uitzondering kan worden gemaakt als de ex-partner vanwege bijvoorbeeld een handicap afhankelijk is van de partneralimentatie (rechtbank Maastricht 14 december 2010). De voorrangsregel kan niet opzij gezet worden in een convenant (Rb Zutphen 18 mei 2010). De hoogte van de partneralimentatie kan dus niet worden veilig gesteld door te bepalen dat hertrouwen geen invloed zal hebben op de hoogte van de bij convenant vastgelegde partneralimentatie. Overigens heeft hertrouwen van de onderhoudsplichtige geen gevolgen voor de partneralimentatie als er geen stiefkinderen in het spel zijn. De nieuwe partner wordt immers geacht in het eigen levensonderhoud te kunnen voorzien.
De alimentatie wordt vastgesteld op basis van behoefte en draagkracht. Als er meer onderhoudsplichtigen zijn wordt het berekenen van de hoogte van de alimentatie ingewikkeld. Er moet een vergelijking worden gemaakt van de draagkracht van de eigen ouders (ieder apart) en de stiefouder. Vaak zijn er maar twee partijen betrokken in het proces en ontbreken de gegevens van één van de onderhoudsplichtigen.
De Hoge Raad heeft een aantal uitgangspunten gegeven:
Als er sprake is van een samengesteld gezin vraagt het vaststellen van de alimentatie maatwerk. Zo blijkt ook uit de volgende uitspraken:
In de uitspraak van 24 oktober 2018 overweegt het Hof Den Haag dat de man een zwaarwegende en wettelijke onderhoudsverplichting ten opzichte van de kinderen uit zijn eerdere relatie heeft en dat de kosten van een nieuw kind daarom niet dermate mogen afwijken dat hij niet langer in de kosten van zijn andere kinderen kan voorzien. De hoge oppaskosten tellen daarom niet mee bij de behoefte van het nieuwe kind. Het hof verdeelt eerst de draagkracht van de man naar evenredigheid van de behoefte van de kinderen (€ 415 voor de oudere kinderen en € 870 voor het nieuwe kind). Rekening houdend met de bijdrageplicht van de partner resteert voor het nieuwe kind een overschot, dat wordt overgeheveld naar zijn andere kinderen.
In de uitspraak van 22 mei 2019 verdeelt het Hof Den Haag de draagkracht van de man gelijk over zijn vier kinderen, omdat de gegevens om de behoefte van kind 3 en 4 te berekenen ontbreken.
In de uitspraak van het Hof Den Haag van 4 oktober 2017 heeft de man twee kinderen, één met zijn vorige partner en één met zijn nieuwe partner. Het gezinsinkomen van hem en zijn nieuwe partner is veel hoger dan dat van de vorige partner. Ondanks het verschil in behoefte tussen de kinderen verdeelt het hof de draagkracht van de man 50/50. Het hof hevelt ook een stuk surplus over naar het oudste kind ‘zodat de situatie van de minderjarige in de thuissituatie bij de vrouw in meerdere mate vergelijkbaar wordt met die van de situatie in het gezin van de man.’
In de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 3 juli 2019 wordt bepaald dat ‘zoveel mogelijk in de kosten van alle kinderen moet worden voorzien’ en dus wordt de draagkracht van de man zodanigverdeelddat voor alle kinderen een gelijk tekort resteert.
In de uitspraak van het Hof Arnhem Leeuwarden van 31 januari 2017 hebben partijen een kind, dat bij de man woont. De vrouw heeft een kind uit een nieuw huwelijk en de man heeft drie nieuwe kinderen met zijn nieuwe partner. Het hof houdt rekening met de bijdrageplicht van de nieuwe partners door eerst een deel van de behoefte van de nieuwe kinderen toe te rekenen aan de nieuwe partners. Daarna wordt de draagkracht van partijen naar rato van de behoefte van de kinderen waarvoor zij onderhoudsplichtig zijn verdeeld.
In 2016 is er een wetsvoorstel (Wet herziening kinderalimentatie)
ingediend om de wetgeving aan te passen waarbij onder meer de onderhoudsverplichting van stiefouders komt te vervallen. Wanneer de nieuwe wet kinderalimentatie van kracht wordt, is nog niet duidelijk.