Samengesteld gezin

l.scheepens • June 5, 2020

Hoe zit het met de onderhoudsverplichtingen?

Een samengesteld gezin is een gezin waarbij tenminste één van de partners kinderen heeft uit een vorige relatie. Meestal ontstaat een samengesteld gezin na echtscheiding: een gescheiden ouder krijgt een nieuwe partner, die zelf soms ook kinderen heeft uit een vorige relatie. En uit de nieuwe relatie worden soms ook weer kinderen geboren.

De nieuwe partner kan onderhoudsplichtig worden door te trouwen of een geregistreerd partnerschap (GP) aan te gaan met de ouder van de kinderen, of door samen met de ouder van de kinderen het gezag over de kinderen te hebben. In de wet is een onderhoudsverplichting opgenomen van de stiefouder voor de kinderen van zijn of haar partner tot dat de kinderen 21 jaar zijn. Wanneer de ouder en de nieuwe partner samenwonen, maakt dat de nieuwe partner nog niet direct onderhoudsplichtig.

Artikel 1:395 BW bepaalt dat de stiefouder alleen gedurende het huwelijk (of GP) verplicht is levensonderhoud te verstrekken aan de tot zijn (haar) gezin behorende kinderen. de vraag rijst dan wanneer de kinderen tot het gezin behoren. Als het kind hoofdverblijf heeft bij de andere ouder en er is een zorgverdeling (omgangsregeling) vastgelegd waardoor het kind enkel in het weekend deel uitmaakt van het samengesteld gezin, dan hoort het kind niet tot het gezin in de zin van artikel 1:395, maar hoe te oordelen als er sprake is van co-ouderschap? De rechtbank Zutphen volgde in zijn uitspraak van 18 januari 2011 de inschrijving in de Basisregistratie personen.

Volgens artikel 1:400 BW heeft de onderhoudsverplichting ten aanzien van de (jong)minderjarige (stief)kinderen, dus tot 21 jaar, voorrang op alle andere onderhoudsverplichtingen. de wet brengt dus geen rangorde aan tussen de onderhoudsverplichting ten opzichte van eigen kinderen en stiefkinderen. Maar 1:400 BW kan dus wel ervoor zorgen dat partneralimentatie komt te vervallen omdat er niet voldoende draagkracht is bij de stiefouder/ex-partner om in het onderhoud van de stiefkinderen te voorzien én in het onderhoud van de ex-partner. Dan gaan de stiefkinderen dus vóór. Een uitzondering kan worden gemaakt als de ex-partner vanwege bijvoorbeeld een handicap afhankelijk is van de partneralimentatie (rechtbank Maastricht 14 december 2010). De voorrangsregel kan niet opzij gezet worden in een convenant (Rb Zutphen 18 mei 2010). De hoogte van de partneralimentatie kan dus niet worden veilig gesteld door te bepalen dat hertrouwen geen invloed zal hebben op de hoogte van de bij convenant vastgelegde partneralimentatie. Overigens heeft hertrouwen van de onderhoudsplichtige geen gevolgen voor de partneralimentatie als er geen stiefkinderen in het spel zijn. De nieuwe partner wordt immers geacht in het eigen levensonderhoud te kunnen voorzien.

De alimentatie wordt vastgesteld op basis van behoefte en draagkracht. Als er meer onderhoudsplichtigen zijn wordt het berekenen van de hoogte van de alimentatie ingewikkeld. Er moet een vergelijking worden gemaakt van de draagkracht van de eigen ouders (ieder apart) en de stiefouder. Vaak zijn er maar twee partijen betrokken in het proces en ontbreken de gegevens van één van de onderhoudsplichtigen.


De Hoge Raad heeft een aantal uitgangspunten gegeven:

  1. Wanneer een ouder kinderen heeft uit meerdere relaties terwijl zijn of haar draagkracht niet voldoende is om in de behoefte van alle   kinderen te voorzien, moet zijn draagkracht in beginsel gelijkelijk over alle kinderen worden verdeeld, tenzij er bijzondere       omstandigheden zijn, zoals een duidelijk verschil in behoefte van de kinderen.
  2. Als een gescheiden ouder een kind krijgt met een nieuwe partner, moet bij het berekenen van alimentatie voor zijn/haar eerdere kinderen niet alleen zijn/haar eigen onderhoudsplicht voor het nieuwe kind worden meegewogen, maar ook de bijdrageplicht van de partner.
  3. De onderlinge bijdrageplicht van de ouder en diens nieuwe partner moet – net als die van de ouders – worden bepaald naar rato van ieders draagkracht.
  4. Indien er geen financiële gegevens van de partner beschikbaar zijn terwijl deze in het eigen levensonderhoud kan voorzien, mag er vanuit worden gegaan dat de partner ten minste voor de helft bijdraagt.

Als er sprake is van een samengesteld gezin vraagt het vaststellen van de alimentatie maatwerk. Zo blijkt ook uit de volgende uitspraken:

In de uitspraak van 24 oktober 2018 overweegt het Hof Den Haag dat de man een zwaarwegende en wettelijke onderhoudsverplichting ten opzichte van de kinderen uit zijn eerdere relatie heeft en dat de kosten van een nieuw kind daarom niet dermate mogen afwijken dat hij niet langer in de kosten van zijn andere kinderen kan voorzien. De hoge oppaskosten tellen daarom niet mee bij de behoefte van het nieuwe kind. Het hof verdeelt eerst de draagkracht van de man naar evenredigheid van de behoefte van de kinderen (€ 415 voor de oudere kinderen en € 870 voor het nieuwe kind). Rekening houdend met de bijdrageplicht van de partner resteert voor het nieuwe kind een overschot, dat wordt overgeheveld naar zijn andere kinderen.

In de uitspraak van 22 mei 2019 verdeelt het Hof Den Haag de draagkracht van de man gelijk over zijn vier kinderen, omdat de gegevens om de behoefte van kind 3 en 4 te berekenen ontbreken.

In de uitspraak van het Hof Den Haag van 4 oktober 2017 heeft de man twee kinderen, één met zijn vorige partner en één met zijn nieuwe partner. Het gezinsinkomen van hem en zijn nieuwe partner is veel hoger dan dat van de vorige partner. Ondanks het verschil in behoefte tussen de kinderen verdeelt het hof de draagkracht van de man 50/50. Het hof hevelt ook een stuk surplus over naar het oudste kind ‘zodat de situatie van de minderjarige in de thuissituatie bij de vrouw in meerdere mate vergelijkbaar wordt met die van de situatie in het gezin van de man.’

In de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 3 juli 2019 wordt bepaald dat ‘zoveel mogelijk in de kosten van alle kinderen moet worden voorzien’ en dus wordt de draagkracht van de man zodanigverdeelddat voor alle kinderen een gelijk tekort resteert.

In de uitspraak van het Hof Arnhem Leeuwarden van 31 januari 2017 hebben partijen een kind, dat bij de man woont. De vrouw heeft een kind uit een nieuw huwelijk en de man heeft drie nieuwe kinderen met zijn nieuwe partner. Het hof houdt rekening met de bijdrageplicht van de nieuwe partners door eerst een deel van de behoefte van de nieuwe kinderen toe te rekenen aan de nieuwe partners. Daarna wordt de draagkracht van partijen naar rato van de behoefte van de kinderen waarvoor zij onderhoudsplichtig zijn verdeeld.

In 2016 is er een wetsvoorstel (Wet herziening kinderalimentatie) ingediend om de wetgeving aan te passen waarbij onder meer de onderhoudsverplichting van stiefouders komt te vervallen. Wanneer de nieuwe wet kinderalimentatie van kracht wordt, is nog niet duidelijk.



detective
By l.scheepens November 14, 2025
De kosten voor het inschakelen van een detective/recherchebureau kunnen behoorlijk oplopen. Dat doe je dus eigenlijk alleen maar als er iets mee te winnen valt. In het kader van de alimentatieverplichting kan het inschakelen van een detective winst opleveren. Volgens artikel 1:160 BW vervalt het recht op partneralimentatie niet alleen als er sprake is van hertrouwen van de alimentatiegerechtigde, maar ook als die gaat samenwonen als ware zij/hij gehuwd. Dat laatste wordt niet snel toegegeven. En als het niet wordt erkend dan moet dat door degene die stelt dat er sprake is van samenwonen worden bewezen. Daartoe kan een rapport van een recherchebureau dienen. In een zaak die diende bij de rechtbank Gelderland had de man om vaststelling van partneralimentatie gevraagd. De vrouw beriep zich op artikel 1:160 BW. Volgens haar woonde de man sinds het uiteengaan van partijen samen met zijn nieuwe partner X als waren zij gehuwd. Ter onderbouwing van die stelling heeft de vrouw een rechercherapport van [detectivebureau] overgelegd. De vrouw verzocht de rechtbank het verzoek van haar ex af te wijzen en hem te veroordelen in de kosten van het rechercherapport ad (afgerond) € 13.000. De man erkende dat hij een duurzame affectieve relatie had met X maar niet dat hij zou samenwonen. Hij bracht naar voren dat X een eigen huis had en hij ook. De rechtbank overweegt als volgt. Bij de invulling van het vereiste samenwonen moet aansluiting worden gezocht bij de moderne maatschappij. Het feit dat de man en X beiden nog een eigen woning aanhouden, hoeft op zichzelf niet uit te sluiten dat sprake is van samenleven als gehuwden (HR 19 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ7380 ). Voor het aannemen van samenwoning moet wel duidelijk zijn dat het zwaartepunt van het verblijf in één van de twee woningen ligt, dan wel dat betrokkenen het grootste deel van de tijd bij elkaar doorbrengen, wisselend in de ene en de andere woning. Uit het overgelegde rechercherapport blijkt dat de man en X gedurende de gehele observatieperiode in de woning van de man aanwezig waren, zowel samen als afzonderlijk van elkaar. Zij hebben elkaars huissleutel, doen samen boodschappen, gaan samen winkelen, rijden samen in de auto van de man en hebben samen de tuin versierd met kerstverlichting. De man heeft slechts in het algemeen betwist dat hij samenwoont en aangevoerd dat het rechercherapport ‘niet deugt’ en jegens hem ‘onrechtmatig’ is. Het lag echter op zijn weg om hetgeen door de vrouw gemotiveerd is gesteld in voldoende mate te betwisten. De man heeft geen enkel inzicht gegeven in hoe hij en X het leven met elkaar vormgeven, zoals inzicht in hoe vaak zij wel of niet bij elkaar zijn. De man heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij en X allebei beschikken over een eigen woning, zoals afschriften van bankrekeningen waaruit blijkt dat zij ieder hun eigen woonkosten betalen, of de jaarafrekeningen van het stroom- en gasverbruik in beide woningen sinds december 2022. Ook heeft de man geen financiële stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij niet samenwoont, zoals een uitkeringsspecificatie waaruit zou blijken dat hij een AOW-uitkering krijgt voor een alleenstaande. Voorts had het op de weg van de man gelegen om de stelling dat er sprake is van een gemeenschappelijke huishouding voldoende te betwisten, door te stellen - en zo nodig te onderbouwen - dat hij voor eigen rekening boodschappen doet. De rechtbank concludeert dat de man met X samenwoont als ware hij gehuwd in de zin van artikel 1:160 BW. De rechtbank acht bewezen dat de samenwoning in ieder geval sinds december 2022 bestond, omdat dit niet voldoende is betwist. Dat betekent dat de eventuele aanspraak van de man op een partnerbijdrage al was geëindigd op het moment dat hij het verzoekschrift tot vaststelling van partneralimentatie indiende. De rechtbank wijst het verzoek van de man af. Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW kunnen de kosten voor het inschakelen van een detectivebureau voor vergoeding in aanmerking komen. Daarvoor is vereist, zo volgt uit vast jurisprudentie, dat (1) een sine qua non-verband bestaat tussen de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis en de kosten, (2) de kosten in zodanig verband staan met die gebeurtenis dat zij, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en de schade, aan de aansprakelijke persoon kunnen worden toegerekend, (3) het redelijk was om in verband met een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van die gebeurtenis deskundige bijstand in te roepen en (4) de daartoe gemaakte kosten redelijk zijn. Volgens de rechtbank is hier aan deze voorwaarden voldaan. Immers, indien de man niet was gaan samenwonen met X als ware hij gehuwd en vervolgens een verzoek tot partneralimentatie had ingediend, dan had de vrouw het detectivebureau niet ingeschakeld. De kosten daarvan staan in zodanig verband met de samenwoning van de man, dat deze aan hem kunnen worden toegerekend, die geen melding heeft gemaakt van de samenwoning. Gelet op de zware stelplicht en bewijslast die in het kader van artikel 1:160 BW op de vrouw rust, was het redelijk om deskundige bijstand in te roepen. Voorts acht de rechtbank de door de vrouw aangetoonde kosten van het detectivebureau redelijk, gelet op de omvang van het onderzoek en het rapport. Nu de vrouw deze kosten genoegzaam heeft aangetoond met gespecificeerde nota's, wijst de rechtbank het verzochte bedrag toe. Rechtbank Gelderland 20 oktober 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:8769
By l.scheepens September 22, 2025
Ben je verplicht om meer te gaan werken als je parttime werkt en je wilt aanspraak maken op partneralimentatie?
By l.scheepens September 18, 2025
Moet bij de vaststelling van alimentatie rekening worden gehouden met dividend als inkomen wanneer de aandelen zijn overgenomen tegen betaling van een vergoeding
By l.scheepens September 10, 2025
wat als je afspraken maakt in een convenant en deze worden niet nagekomen?
By l.scheepens September 9, 2025
Zitten er ook nadelen aan mediation? Wie schakel je het beste in als je wilt scheiden? een echtscheidingsadvocaat of een mediator? Wat zijn de verschillen tussen een advocaat en een mediator en waar moet je op letten?
By l.scheepens September 5, 2025
Wat zijn de voordelen van mediation ten opzichte van de echtscheidingsprocedure bij de rechtbank?
By l.scheepens September 2, 2025
Een alsof-beding is een finaal verrekenbeding waarbij echtgenoten zich verplichten om bij einde huwelijk af te rekenen alsof ze in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Het is een huwelijkse voorwaarde die ervoor zorgt dat partijen ieder recht hebben op de helft van de totale waarde van bezittingen minus schulden. Er vindt dus verrekening plaats, in geld. Geen verdeling. Er verandert niets in de eigendom. En toch kunnen ook hier vergoedingsrechten ontstaan, zoals die ook kunnen ontstaan wanneer partijen in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Bij de algehele gemeenschap kan er immers ook sprake zijn van privévermogen. Denk bijvoorbeeld aan de schenking onder uitsluitingsclausule die niet in de gemeenschap valt. Zo kwam het Gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2025 tot het oordeel dat er een vergoedingsrecht ontstaat wanneer er investeringen zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. Partijen waren met elkaar gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. Zij hadden iedere gemeenschap van goederen uitgesloten en overeengekomen dat zij bij het einde van hun huwelijk hun vermogens met elkaar zullen verrekenen alsof zij in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Een aantal goederen waren van die verrekening uitgesloten. De man wil een aantal investeringen die hij heeft gedaan in de woningen van partijen vergoed krijgen. Het hof overweegt dat de vraag of partijen door voor de verrekening aan te sluiten bij de regels voor de wettelijke gemeenschap van goederen, ook hebben beoogd vergoedingsrechten in het leven te roepen, een kwestie is van uitleg van de huwelijkse voorwaarden (Hoge Raad 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1389). In beide gevallen geldt echter dat pas een vergoedingsrecht ontstaat wanneer de investeringen die zijn gedaan, door hem zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. De man moet stellen en onderbouwen dat hij de investeringen uit niet te verrekenen vermogen heeft betaald. Omdat de man er niet in slaagt zijn investeringen aan te tonen worden de door hem verzochte vergoedingen door het hof afgewezen. De uitspraak van het hof Amsterdam is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:GHAMS:2025:496 .
By l.scheepens August 5, 2025
Gaat de alimentatie voor een minderjarig kind voor op de bijdrage voor een meerderjarig kind?
By l.scheepens August 2, 2025
de investering in de gemeenschappelijke woning halveert na het huwelijk in beperkte gemeenschap van goederen
By l.scheepens August 2, 2025
kinderalimentatie op basis van een redelijkerwijs te verdienen inkomen
meer blogs