Vergoeding volgens de beleggingsleer

l.scheepens • March 6, 2021

aflossing op lening uit privégelden

Op grond van artikel 1:87 BW, dat in werking is getreden per 1 januari 2012, heeft de echtgenoot die uit privévermogen de aanschaf van een gemeenschappelijk goed (deels) heeft gefinancierd, recht op vergoeding van de inleg en deelt naar rato van de inleg mee in de waardestijging van het gemeenschappelijke goed (de beleggingsleer). Dit artikel is geschreven voor gehuwden waarbij het niet uitmaakt of men in (beperkte) gemeenschap van goederen is gehuwd of dat er sprake is van huwelijkse voorwaarden. Ook wanneer men op huwelijkse voorwaarden (HVW) is gehuwd kan er sprake zijn van een beperkte gemeenschap, bijvoorbeeld doordat men samen een huis in eigendom verwerft. Als men over de eigendomsverhouding in dat geval (HVW) niets afspreekt, dan is men ieder voor de helft eigenaar. Als één van partijen meer investeert in de aankoop (of later bij een verbouwing bijvoorbeeld) uit privévermogen, dan is er sprake zijn van een vergoedingsrecht. Datzelfde geldt bij gehuwden in (beperkte) gemeenschap van goederen. Bij samenwoners kan er ook sprake zijn van een vergoedingsrecht, maar dan op andere gronden en niet met in achtneming van artikel 1:87 BW dat dus is geschreven voor gehuwden.

Een investering uit privévermogen vóór 1 januari 2012 dient nominaal vergoed te worden. De investering heeft geen rendement. partijen delen gelijk in de waardestijging. Een investering na 1 januari 2012 draagt wel rendement. Een deel van de waardestijging wordt toegerekend aan de investering en komt dus niet meer beide partijen ten goede. Dit noemen we de beleggingsleer.

Een nominale vergoeding is simpel. € 100.000,00 geïnvesteerd in een woning betekent € 100.000,00 terug. Als de woning verkocht wordt dan zullen uit de opbrengst eerst de schulden worden voldaan (hypotheek en vergoedingsrecht) waarna de restant-opbrengst kan worden verdeeld. Bij een investering na 1 januari 2012 is de vergoeding lastiger vast te stellen. Zo blijkt ook uit een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 15-12-2020.

Partijen waren gehuwd in gemeenschap van goederen. Tijdens het huwelijk had de man een schenking van zijn ouders ontvangen (onder uitsluitingsclausule) van € 75.000,- en hij heeft dit bedrag in 2014 geïnvesteerd in de woning door aflossing op de reeds bestaande hypotheek. Bij einde huwelijk vordert de man zijn investering van de gemeenschap terug, met waardevermeerdering.

De man stelt dat op deze investering de beleggingsleer van toepassing is, op grond van het op 1 januari 2012 in werking getreden artikel 1:87 BW. Onder verwijzing naar de Kamerstukken Eerste Kamer 2008-2009, 28 867, nr c, pagina 18, stelt de man dat niet uitmaakt op welk moment de aflossing wordt gedaan, het vergoedingsrecht wordt berekend op grond van de oorspronkelijke investering (en aanschafwaarde). De man berekent zijn vergoedingsrecht op 75.000/194.000 x 298.892,- (investering/aanschafwaarde woning x verkoopwaarde) = € 115.551,-.

Het hof overweegt als volgt. Hoewel in artikel 1:87 lid 2 sub b BW staat dat bij de aflossing van een lening een vergoedingsrecht ontstaat dat afhankelijk is van de waarde van het goed ten tijde van de aflossing, blijkt uit de wetsgeschiedenis dat men bij de aflossing van een lening die is aangegaan ter verwerving van een goed uit moet gaan van de toepasselijkheid van artikel 1:87 lid 2 sub a BW. De waarde op het moment van aflossing speelt dus geen rol. Het Hof gaat bij aflossingen op de hypotheek die is aangegaan voor de verwerving van het goed (de woning) dus uit van de waarde van de woning op het moment van de oorspronkelijke verwerving (en aangaan hypotheek) en niet de waarde van de woning op het moment van aflossen. Het Hof wijst aan de man een vergoedingsrecht toe ad€ 115.551,-.


Het hof merkt nog op dat niet alle kosten die ten behoeve van (de aankoop van) een woning, zoals bijvoorbeeld makelaarskosten, als investering kunnen worden gezien.


Het hof bepaalt het vergoedingsrecht van de man, op grond van het hiervoor overwogene, op € 115.551,-. Met betrekking tot het verzoek van de man te bepalen dat de vrouw hem terzake van dit vergoedingsrecht de helft dient te betalen merkt het hof het volgende op. Het vergoedingsrecht is een gemeenschapsschuld die ingevolge artikel 1:96 lid 4 BW op de goederen van de gemeenschap verhaald dient te worden.

De uitspraak is terug te vinden onder kenmerk:ECLI:NL:GHAMS:2020:3557

Er is wel wat kritiek op deze uitspraak omdat de uitkomst door sommigen als onrechtvaardig (en onverwacht) wordt gezien. Een rekenvoorbeeld maakt duidelijk dat de uitkomst van een berekening volgens het gerechtshof Amsterdam (sub a) en de wettekst onder sub b verschil maakt. Stel: Man en vrouw kopen een woning in 2005 voor € 200.000. Zij gaan een hypothecaire geldlening aan van € 200.000. In 2015 lost de vrouw € 100.000 af op de hypotheek. Op dat moment is de waarde van de woning € 400.000. Bij de scheiding van partijen bedraagt de waarde van de woning € 600.000.


Volgens het hof Amsterdam heeft de vrouw een vergoedingsrecht van€ 300.000(€ 100.000/€ 200.000 x € 600.000 = € 300.000).

Als wordt aangesloten bij artikel 1: 87 lid 2 sub b bedraagt het vergoedingsrecht slechts € 100.000 / € 400.000 * € 600.000 = € 150.000. Het Hof gaat echter uit van artikel 1:87 lid 2 sub a omdat wordt afgelost op een voor de verwerving van de woning afgesloten hypothecaire geldlening. Sub b is geschreven voor latere investeringen, na aankoop, bijvoorbeeld aflossing op een lening die na de verwerving van de woning is aangegaan voor een verbouwing. Stel de vrouw had afgelost op een lening aangegaan in 2006 voor een verbouwing dan volgt een berekening op grond van artikel 1:87 lid 2 sub b BW.


detective
By l.scheepens November 14, 2025
De kosten voor het inschakelen van een detective/recherchebureau kunnen behoorlijk oplopen. Dat doe je dus eigenlijk alleen maar als er iets mee te winnen valt. In het kader van de alimentatieverplichting kan het inschakelen van een detective winst opleveren. Volgens artikel 1:160 BW vervalt het recht op partneralimentatie niet alleen als er sprake is van hertrouwen van de alimentatiegerechtigde, maar ook als die gaat samenwonen als ware zij/hij gehuwd. Dat laatste wordt niet snel toegegeven. En als het niet wordt erkend dan moet dat door degene die stelt dat er sprake is van samenwonen worden bewezen. Daartoe kan een rapport van een recherchebureau dienen. In een zaak die diende bij de rechtbank Gelderland had de man om vaststelling van partneralimentatie gevraagd. De vrouw beriep zich op artikel 1:160 BW. Volgens haar woonde de man sinds het uiteengaan van partijen samen met zijn nieuwe partner X als waren zij gehuwd. Ter onderbouwing van die stelling heeft de vrouw een rechercherapport van [detectivebureau] overgelegd. De vrouw verzocht de rechtbank het verzoek van haar ex af te wijzen en hem te veroordelen in de kosten van het rechercherapport ad (afgerond) € 13.000. De man erkende dat hij een duurzame affectieve relatie had met X maar niet dat hij zou samenwonen. Hij bracht naar voren dat X een eigen huis had en hij ook. De rechtbank overweegt als volgt. Bij de invulling van het vereiste samenwonen moet aansluiting worden gezocht bij de moderne maatschappij. Het feit dat de man en X beiden nog een eigen woning aanhouden, hoeft op zichzelf niet uit te sluiten dat sprake is van samenleven als gehuwden (HR 19 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ7380 ). Voor het aannemen van samenwoning moet wel duidelijk zijn dat het zwaartepunt van het verblijf in één van de twee woningen ligt, dan wel dat betrokkenen het grootste deel van de tijd bij elkaar doorbrengen, wisselend in de ene en de andere woning. Uit het overgelegde rechercherapport blijkt dat de man en X gedurende de gehele observatieperiode in de woning van de man aanwezig waren, zowel samen als afzonderlijk van elkaar. Zij hebben elkaars huissleutel, doen samen boodschappen, gaan samen winkelen, rijden samen in de auto van de man en hebben samen de tuin versierd met kerstverlichting. De man heeft slechts in het algemeen betwist dat hij samenwoont en aangevoerd dat het rechercherapport ‘niet deugt’ en jegens hem ‘onrechtmatig’ is. Het lag echter op zijn weg om hetgeen door de vrouw gemotiveerd is gesteld in voldoende mate te betwisten. De man heeft geen enkel inzicht gegeven in hoe hij en X het leven met elkaar vormgeven, zoals inzicht in hoe vaak zij wel of niet bij elkaar zijn. De man heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij en X allebei beschikken over een eigen woning, zoals afschriften van bankrekeningen waaruit blijkt dat zij ieder hun eigen woonkosten betalen, of de jaarafrekeningen van het stroom- en gasverbruik in beide woningen sinds december 2022. Ook heeft de man geen financiële stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij niet samenwoont, zoals een uitkeringsspecificatie waaruit zou blijken dat hij een AOW-uitkering krijgt voor een alleenstaande. Voorts had het op de weg van de man gelegen om de stelling dat er sprake is van een gemeenschappelijke huishouding voldoende te betwisten, door te stellen - en zo nodig te onderbouwen - dat hij voor eigen rekening boodschappen doet. De rechtbank concludeert dat de man met X samenwoont als ware hij gehuwd in de zin van artikel 1:160 BW. De rechtbank acht bewezen dat de samenwoning in ieder geval sinds december 2022 bestond, omdat dit niet voldoende is betwist. Dat betekent dat de eventuele aanspraak van de man op een partnerbijdrage al was geëindigd op het moment dat hij het verzoekschrift tot vaststelling van partneralimentatie indiende. De rechtbank wijst het verzoek van de man af. Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW kunnen de kosten voor het inschakelen van een detectivebureau voor vergoeding in aanmerking komen. Daarvoor is vereist, zo volgt uit vast jurisprudentie, dat (1) een sine qua non-verband bestaat tussen de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis en de kosten, (2) de kosten in zodanig verband staan met die gebeurtenis dat zij, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en de schade, aan de aansprakelijke persoon kunnen worden toegerekend, (3) het redelijk was om in verband met een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van die gebeurtenis deskundige bijstand in te roepen en (4) de daartoe gemaakte kosten redelijk zijn. Volgens de rechtbank is hier aan deze voorwaarden voldaan. Immers, indien de man niet was gaan samenwonen met X als ware hij gehuwd en vervolgens een verzoek tot partneralimentatie had ingediend, dan had de vrouw het detectivebureau niet ingeschakeld. De kosten daarvan staan in zodanig verband met de samenwoning van de man, dat deze aan hem kunnen worden toegerekend, die geen melding heeft gemaakt van de samenwoning. Gelet op de zware stelplicht en bewijslast die in het kader van artikel 1:160 BW op de vrouw rust, was het redelijk om deskundige bijstand in te roepen. Voorts acht de rechtbank de door de vrouw aangetoonde kosten van het detectivebureau redelijk, gelet op de omvang van het onderzoek en het rapport. Nu de vrouw deze kosten genoegzaam heeft aangetoond met gespecificeerde nota's, wijst de rechtbank het verzochte bedrag toe. Rechtbank Gelderland 20 oktober 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:8769
By l.scheepens September 22, 2025
Ben je verplicht om meer te gaan werken als je parttime werkt en je wilt aanspraak maken op partneralimentatie?
By l.scheepens September 18, 2025
Moet bij de vaststelling van alimentatie rekening worden gehouden met dividend als inkomen wanneer de aandelen zijn overgenomen tegen betaling van een vergoeding
By l.scheepens September 10, 2025
wat als je afspraken maakt in een convenant en deze worden niet nagekomen?
By l.scheepens September 9, 2025
Zitten er ook nadelen aan mediation? Wie schakel je het beste in als je wilt scheiden? een echtscheidingsadvocaat of een mediator? Wat zijn de verschillen tussen een advocaat en een mediator en waar moet je op letten?
By l.scheepens September 5, 2025
Wat zijn de voordelen van mediation ten opzichte van de echtscheidingsprocedure bij de rechtbank?
By l.scheepens September 2, 2025
Een alsof-beding is een finaal verrekenbeding waarbij echtgenoten zich verplichten om bij einde huwelijk af te rekenen alsof ze in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Het is een huwelijkse voorwaarde die ervoor zorgt dat partijen ieder recht hebben op de helft van de totale waarde van bezittingen minus schulden. Er vindt dus verrekening plaats, in geld. Geen verdeling. Er verandert niets in de eigendom. En toch kunnen ook hier vergoedingsrechten ontstaan, zoals die ook kunnen ontstaan wanneer partijen in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Bij de algehele gemeenschap kan er immers ook sprake zijn van privévermogen. Denk bijvoorbeeld aan de schenking onder uitsluitingsclausule die niet in de gemeenschap valt. Zo kwam het Gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2025 tot het oordeel dat er een vergoedingsrecht ontstaat wanneer er investeringen zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. Partijen waren met elkaar gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. Zij hadden iedere gemeenschap van goederen uitgesloten en overeengekomen dat zij bij het einde van hun huwelijk hun vermogens met elkaar zullen verrekenen alsof zij in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Een aantal goederen waren van die verrekening uitgesloten. De man wil een aantal investeringen die hij heeft gedaan in de woningen van partijen vergoed krijgen. Het hof overweegt dat de vraag of partijen door voor de verrekening aan te sluiten bij de regels voor de wettelijke gemeenschap van goederen, ook hebben beoogd vergoedingsrechten in het leven te roepen, een kwestie is van uitleg van de huwelijkse voorwaarden (Hoge Raad 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1389). In beide gevallen geldt echter dat pas een vergoedingsrecht ontstaat wanneer de investeringen die zijn gedaan, door hem zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. De man moet stellen en onderbouwen dat hij de investeringen uit niet te verrekenen vermogen heeft betaald. Omdat de man er niet in slaagt zijn investeringen aan te tonen worden de door hem verzochte vergoedingen door het hof afgewezen. De uitspraak van het hof Amsterdam is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:GHAMS:2025:496 .
By l.scheepens August 5, 2025
Gaat de alimentatie voor een minderjarig kind voor op de bijdrage voor een meerderjarig kind?
By l.scheepens August 2, 2025
de investering in de gemeenschappelijke woning halveert na het huwelijk in beperkte gemeenschap van goederen
By l.scheepens August 2, 2025
kinderalimentatie op basis van een redelijkerwijs te verdienen inkomen
meer blogs