Is de ontslagvergoeding verknocht?

l.scheepens • March 26, 2020

In hoeverre moet de ontslagvergoeding verdeeld worden bij echtscheiding?

Verknochtheid is een begrip dat verwijst naar individueel eigendom van goederen én schulden die (deels of geheel) buiten de gemeenschap van goederen vallen. Persoonlijke goederen, zoals sieraden, verzamelingen, kleren of hobbyspullen kunnen verknocht zijn. Maar ook bijzondere gelden als een invalidenuitkering of smartengeld kunnen de titel van verknochtheid dragen. Verknochtheid komt vooral ter sprake als na een huwelijk in gemeenschap van goederen een verdeling moet plaats vinden van alles wat er in gemeenschap is opgebouwd. Goederen die verknocht zijn blijven buiten die verdeling als ook goederen en geldbedragen die via een testament met uitsluitingsclausule aan een der partners zijn gelegateerd. Goederen kunnen in mindere of meerdere mate verknocht zijn. Het is meestal niet eenvoudig uit te maken van wel en niet verknocht is. Een aandeel is verknocht, maar de waarde ervan juist weer niet. Hetzelfde kan gelden voor waardevolle sieraden.

Verknochtheid levert nogal eens discussie op. Ook als het gaat om de ontslagvergoeding die één van partijen tijdens het huwelijk heeft ontvangen. Getuige de volgende zaak:

Partijen zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Tijdens het huwelijk ontvangt de man van zijn voormalig werkgever een ontslagvergoeding van € 117.180,70, welk bedrag is overgemaakt op de en/of-rekening van partijen. Vier maanden later dienen partijen een echtscheidingsverzoek in. Partijen twisten partijen over de vraag of de ontvangen ontslagvergoeding in de huwelijksgemeenschap is gevallen, of dat deze aan de man is verknocht.

Volgens de man is de ontslagvergoeding op bijzondere wijze aan hem verknocht en valt deze niet in de huwelijksgemeenschap. De vergoeding strekt namelijk tot vervanging van inkomen dat bij voortduring van het dienstverband zou zijn genoten. Met de ontslagvergoeding dient de man de periode tot zijn pensioengerechtigde leeftijd te overbruggen. De man maakt aanspraak op een bedrag van in totaal € 115.030,09, hetgeen hij als volgt becijfert. Vanaf de datum waarop hij de vergoeding heeft ontvangen tot aan zijn pensioengerechtigde leeftijd zijn 109 maanden gemoeid. Daarvan vallen vier maanden binnen de huwelijksgemeenschap, ofwel een bedrag van € 4.300,20. Uit hoofde van de verdeling heeft de vrouw aanspraak op de helft daarvan, ofwel op € 2.150,10.
De vrouw stelt zich op het standpunt dat, nu sprake is van een uitkering ineens, de vergoeding in de gemeenschap valt en niet is verknocht. Er is geen sprake van periodieke uitkeringen. De uitkering strekt ook niet ter vervanging van inkomsten. De ontslagvergoeding is tijdens de huwelijkse periode voor een aanzienlijk deel door partijen benut, onder meer voor de verbouwing van de echtelijke woning. Uit de beëindigingsovereenkomst blijkt ook dat de strekking niet is de vervanging van inkomsten. De man heeft de ontslagvergoeding niet ondergebracht in een stamrecht-BV en de vergoeding is niet veiliggesteld met het doel dit bedrag te gebruiken ter vervanging van inkomen, aldus de vrouw.

De rechtbank is van oordeel dat, blijkens de vaststellingsovereenkomst en het daarop van toepassing verklaarde Sociaal Plan, de ontslagvergoeding strekt tot vergoeding van door de man te lijden inkomensverlies in verband met de beëindiging van zijn dienstbetrekking. Nu het gaat om de strekking van de aanspraak, is niet van belang in hoeverre de man deze daadwerkelijk heeft verzilverd. Dat de vergoeding is aangewend voor diverse bestedingen, waaronder de verbouwing van de echtelijke woning, zoals de vrouw aanvoert, doet op zichzelf ook niet af aan het vergoedingsrecht van de man, omdat het er om gaat of die bestedingen betrekking hadden op gemeenschapsschulden dan wel privéschulden van de man.
Bij de beantwoording van de vraag of de aanspraak in de huwelijksgemeenschap valt, dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de periode vóór en de periode na de ontbinding van de huwelijksgemeenschap. Voor zover de aanspraak ziet op laatstgenoemde periode, valt deze niet in de gemeenschap, evenmin als de uit een bestaande arbeidsverhouding voortvloeiende aanspraak op loon voor nog te verrichten arbeid. Dit geldt ook indien een ontslagvergoeding, zoals in dit geval, is uitbetaald in de vorm van een bedrag ineens, niet is aangewend voor de aankoop van een stamrechtverzekering, noch is ondergebracht in een stamrecht-BV. Uit de vaststellingsovereenkomst en het Sociaal Plan is niet gebleken dat de aanspraak ertoe strekt te voorzien in inkomen na pensionering. Gelet hierop gaat de rechtbank er, evenals de man, vanuit dat de man de periode tot aan diens pensioengerechtigde leeftijd dient te overbruggen. De door de man daarop losgelaten berekening is door de vrouw als zodanig niet betwist. Dit houdt in dat in de huwelijksgemeenschap valt een bedrag van € 4.300,20, dat voor verdeling bij helfte in aanmerking komt. De totale aanspraak/vordering van de man bedraagt € 115.030,59.

In HR 5 april 2019 ( ECLI:NL:HR:2019:504 ) heeft de Hoge Raad overwogen dat uit de regel van artikel 1:94 lid 5 (oud) BW (dat alle schulden van ieder van de echtgenoten tot de huwelijksgemeenschap behoren, met uitzondering van de aldaar onder a en b genoemde schulden en van de in artikel 1:94 lid 3 (oud) BW (thans lid 5) bedoelde schulden die aan een van de echtgenoten, zijn verknocht) het vermoeden volgt dat de tijdens huwelijk uit het gemeenschapsvermogen voldane schulden gemeenschapsschulden zijn. Ook uitgaven in verband met consumptieve bestedingen zijn aan te merken als voldoening van gemeenschapsschulden. Hetzelfde geldt voor uitgaven in verband met de kosten van de huishouding als bedoeld in artikel 1:84 BW, ongeacht hoe ingevolge deze bepaling de draagplicht ter zake van die kosten tussen de echtgenoten verdeeld is.
In de hiervoor besproken zaak, waarin uitgaven zijn gedaan van de gemeenschappelijke bankrekening van partijen, geldt dus ten gunste van de man het vermoeden dat deze uitgaven betrekking hebben gehad op gemeenschapsschulden, hetgeen meebrengt dat het vergoedingsrecht van de man jegens de gemeenschap door die uitgaven niet aangetast is. Het ligt op de weg van de vrouw in dit geval om feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen op grond waarvan het vergoedingsrecht van de man jegens de gemeenschap niet (of niet volledig) geldend kan worden gemaakt. Dat is bijvoorbeeld het geval voor zover uit het gemeenschapsvermogen privéschulden van de man zijn voldaan, of indien uitdrukkelijk of stilzwijgend is afgesproken dat de man met betrekking tot bepaalde uitgaven ter zake van gemeenschapsschulden geen aanspraak op vergoeding heeft, ook al zijn die uitgaven geheel of ten dele gefinancierd uit aan hem toekomend vermogen. Dit heeft de vrouw nagelaten. De rechtbank oordeelt dat het vergoedingsrecht van de man jegens de huwelijksgemeenschap € 115.030,59 bedraagt.

Rechtbank Oost-Brabant 8 juli 2019, C/01/335705 / FA RK 18-3185

detective
By l.scheepens November 14, 2025
De kosten voor het inschakelen van een detective/recherchebureau kunnen behoorlijk oplopen. Dat doe je dus eigenlijk alleen maar als er iets mee te winnen valt. In het kader van de alimentatieverplichting kan het inschakelen van een detective winst opleveren. Volgens artikel 1:160 BW vervalt het recht op partneralimentatie niet alleen als er sprake is van hertrouwen van de alimentatiegerechtigde, maar ook als die gaat samenwonen als ware zij/hij gehuwd. Dat laatste wordt niet snel toegegeven. En als het niet wordt erkend dan moet dat door degene die stelt dat er sprake is van samenwonen worden bewezen. Daartoe kan een rapport van een recherchebureau dienen. In een zaak die diende bij de rechtbank Gelderland had de man om vaststelling van partneralimentatie gevraagd. De vrouw beriep zich op artikel 1:160 BW. Volgens haar woonde de man sinds het uiteengaan van partijen samen met zijn nieuwe partner X als waren zij gehuwd. Ter onderbouwing van die stelling heeft de vrouw een rechercherapport van [detectivebureau] overgelegd. De vrouw verzocht de rechtbank het verzoek van haar ex af te wijzen en hem te veroordelen in de kosten van het rechercherapport ad (afgerond) € 13.000. De man erkende dat hij een duurzame affectieve relatie had met X maar niet dat hij zou samenwonen. Hij bracht naar voren dat X een eigen huis had en hij ook. De rechtbank overweegt als volgt. Bij de invulling van het vereiste samenwonen moet aansluiting worden gezocht bij de moderne maatschappij. Het feit dat de man en X beiden nog een eigen woning aanhouden, hoeft op zichzelf niet uit te sluiten dat sprake is van samenleven als gehuwden (HR 19 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ7380 ). Voor het aannemen van samenwoning moet wel duidelijk zijn dat het zwaartepunt van het verblijf in één van de twee woningen ligt, dan wel dat betrokkenen het grootste deel van de tijd bij elkaar doorbrengen, wisselend in de ene en de andere woning. Uit het overgelegde rechercherapport blijkt dat de man en X gedurende de gehele observatieperiode in de woning van de man aanwezig waren, zowel samen als afzonderlijk van elkaar. Zij hebben elkaars huissleutel, doen samen boodschappen, gaan samen winkelen, rijden samen in de auto van de man en hebben samen de tuin versierd met kerstverlichting. De man heeft slechts in het algemeen betwist dat hij samenwoont en aangevoerd dat het rechercherapport ‘niet deugt’ en jegens hem ‘onrechtmatig’ is. Het lag echter op zijn weg om hetgeen door de vrouw gemotiveerd is gesteld in voldoende mate te betwisten. De man heeft geen enkel inzicht gegeven in hoe hij en X het leven met elkaar vormgeven, zoals inzicht in hoe vaak zij wel of niet bij elkaar zijn. De man heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij en X allebei beschikken over een eigen woning, zoals afschriften van bankrekeningen waaruit blijkt dat zij ieder hun eigen woonkosten betalen, of de jaarafrekeningen van het stroom- en gasverbruik in beide woningen sinds december 2022. Ook heeft de man geen financiële stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij niet samenwoont, zoals een uitkeringsspecificatie waaruit zou blijken dat hij een AOW-uitkering krijgt voor een alleenstaande. Voorts had het op de weg van de man gelegen om de stelling dat er sprake is van een gemeenschappelijke huishouding voldoende te betwisten, door te stellen - en zo nodig te onderbouwen - dat hij voor eigen rekening boodschappen doet. De rechtbank concludeert dat de man met X samenwoont als ware hij gehuwd in de zin van artikel 1:160 BW. De rechtbank acht bewezen dat de samenwoning in ieder geval sinds december 2022 bestond, omdat dit niet voldoende is betwist. Dat betekent dat de eventuele aanspraak van de man op een partnerbijdrage al was geëindigd op het moment dat hij het verzoekschrift tot vaststelling van partneralimentatie indiende. De rechtbank wijst het verzoek van de man af. Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW kunnen de kosten voor het inschakelen van een detectivebureau voor vergoeding in aanmerking komen. Daarvoor is vereist, zo volgt uit vast jurisprudentie, dat (1) een sine qua non-verband bestaat tussen de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis en de kosten, (2) de kosten in zodanig verband staan met die gebeurtenis dat zij, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en de schade, aan de aansprakelijke persoon kunnen worden toegerekend, (3) het redelijk was om in verband met een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van die gebeurtenis deskundige bijstand in te roepen en (4) de daartoe gemaakte kosten redelijk zijn. Volgens de rechtbank is hier aan deze voorwaarden voldaan. Immers, indien de man niet was gaan samenwonen met X als ware hij gehuwd en vervolgens een verzoek tot partneralimentatie had ingediend, dan had de vrouw het detectivebureau niet ingeschakeld. De kosten daarvan staan in zodanig verband met de samenwoning van de man, dat deze aan hem kunnen worden toegerekend, die geen melding heeft gemaakt van de samenwoning. Gelet op de zware stelplicht en bewijslast die in het kader van artikel 1:160 BW op de vrouw rust, was het redelijk om deskundige bijstand in te roepen. Voorts acht de rechtbank de door de vrouw aangetoonde kosten van het detectivebureau redelijk, gelet op de omvang van het onderzoek en het rapport. Nu de vrouw deze kosten genoegzaam heeft aangetoond met gespecificeerde nota's, wijst de rechtbank het verzochte bedrag toe. Rechtbank Gelderland 20 oktober 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:8769
By l.scheepens September 22, 2025
Ben je verplicht om meer te gaan werken als je parttime werkt en je wilt aanspraak maken op partneralimentatie?
By l.scheepens September 18, 2025
Moet bij de vaststelling van alimentatie rekening worden gehouden met dividend als inkomen wanneer de aandelen zijn overgenomen tegen betaling van een vergoeding
By l.scheepens September 10, 2025
wat als je afspraken maakt in een convenant en deze worden niet nagekomen?
By l.scheepens September 9, 2025
Zitten er ook nadelen aan mediation? Wie schakel je het beste in als je wilt scheiden? een echtscheidingsadvocaat of een mediator? Wat zijn de verschillen tussen een advocaat en een mediator en waar moet je op letten?
By l.scheepens September 5, 2025
Wat zijn de voordelen van mediation ten opzichte van de echtscheidingsprocedure bij de rechtbank?
By l.scheepens September 2, 2025
Een alsof-beding is een finaal verrekenbeding waarbij echtgenoten zich verplichten om bij einde huwelijk af te rekenen alsof ze in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Het is een huwelijkse voorwaarde die ervoor zorgt dat partijen ieder recht hebben op de helft van de totale waarde van bezittingen minus schulden. Er vindt dus verrekening plaats, in geld. Geen verdeling. Er verandert niets in de eigendom. En toch kunnen ook hier vergoedingsrechten ontstaan, zoals die ook kunnen ontstaan wanneer partijen in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Bij de algehele gemeenschap kan er immers ook sprake zijn van privévermogen. Denk bijvoorbeeld aan de schenking onder uitsluitingsclausule die niet in de gemeenschap valt. Zo kwam het Gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2025 tot het oordeel dat er een vergoedingsrecht ontstaat wanneer er investeringen zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. Partijen waren met elkaar gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. Zij hadden iedere gemeenschap van goederen uitgesloten en overeengekomen dat zij bij het einde van hun huwelijk hun vermogens met elkaar zullen verrekenen alsof zij in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Een aantal goederen waren van die verrekening uitgesloten. De man wil een aantal investeringen die hij heeft gedaan in de woningen van partijen vergoed krijgen. Het hof overweegt dat de vraag of partijen door voor de verrekening aan te sluiten bij de regels voor de wettelijke gemeenschap van goederen, ook hebben beoogd vergoedingsrechten in het leven te roepen, een kwestie is van uitleg van de huwelijkse voorwaarden (Hoge Raad 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1389). In beide gevallen geldt echter dat pas een vergoedingsrecht ontstaat wanneer de investeringen die zijn gedaan, door hem zijn gedaan met vermogen dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort. De man moet stellen en onderbouwen dat hij de investeringen uit niet te verrekenen vermogen heeft betaald. Omdat de man er niet in slaagt zijn investeringen aan te tonen worden de door hem verzochte vergoedingen door het hof afgewezen. De uitspraak van het hof Amsterdam is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:GHAMS:2025:496 .
By l.scheepens August 5, 2025
Gaat de alimentatie voor een minderjarig kind voor op de bijdrage voor een meerderjarig kind?
By l.scheepens August 2, 2025
de investering in de gemeenschappelijke woning halveert na het huwelijk in beperkte gemeenschap van goederen
By l.scheepens August 2, 2025
kinderalimentatie op basis van een redelijkerwijs te verdienen inkomen
meer blogs