De Hoge Raad der Nederlanden heeft op 25-11-2022 beslist dat een in huwelijkse voorwaarden opgenomen nihilbeding nietig is volgens de wet.
Als partijen willen afspreken dat er geen aanspraak wordt gemaakt op partneralimentatie na de scheiding, dan nemen zij in hun convenant een zogenaamd nihilbeding op. Een convenant wordt opgemaakt met het oog op de scheiding om de gevolgen van de echtscheiding te regelen. Wanneer een nihilbeding wordt opgenomen in een convenant wordt daaraan vaak ook nog gekoppeld een niet-wijzigingsbeding. Ten aanzien van het niet wijzigingsbeding is in de wet onder artikel 1:159 BW bepaald dat het beding vervalt indien de overeenkomst (het convenant) is aangegaan vóór de indiening van het verzoek tot echtscheiding, tenzij dit verzoek binnen drie maanden na de overkomst wordt ingediend.
Is het mogelijk om al voorafgaand aan het huwelijk een nihilbeding af te spreken? Nee dus volgens de Hoge Raad. Een alimentatieovereenkomst voorafgaand aan het huwelijk is strijdig met artikel 1:158 BW. Art. 1:158 BW bepaalt dat de echtgenoten vóór of na de beschikking tot echtscheiding bij overeenkomst kunnen bepalen of, en zo ja tot welk bedrag, na de echtscheiding de één tegenover de ander tot een uitkering tot diens levensonderhoud zal zijn gehouden.
De Hoge Raad heeft eerder, in zijn arrest van 7 maart 1980, overwogen dat bij het maken van de in art. 1:158 BW vervatte uitzondering aan de wetgever uitsluitend overeenkomsten voor ogen hebben gestaan die de echtgenoten tijdens hun huwelijk zijn aangegaan met het oog op een voorgenomen echtscheiding. Daarin ligt besloten het oordeel dat een vóór het huwelijk aangegane overeenkomst waarbij wordt afgezien van partneralimentatie, nietig is op grond van art. 1:400 lid 2 BW.Art. 1:400 lid 2 BW bepaalt dat overeenkomsten waarbij van het volgens de wet verschuldigde levensonderhoud wordt afgezien, nietig zijn.De Hoge Raad heeft in zijn beschikking van 12 januari 1996 geoordeeld dat er geen reden was om terug te komen van het arrest van 7 maart 1980.
De Hoge Raad ziet ook nu (in 2022) geen aanleiding thans wel terug te komen van het arrest van 7 maart 1980. Het invoeren van de mogelijkheid voorafgaand aan het huwelijk afstand te doen van het recht op partneralimentatie zou – indien wenselijk geacht – veeleer op de weg van de wetgever liggen. Deze heeft nog tamelijk recent van een dergelijke wijziging afgezien. Uit een initiatiefwetsvoorstel dat mede ertoe strekte nihilbedingen bij voorhuwelijkse huwelijkse voorwaarden mogelijk te maken, zijn de desbetreffende bepalingen immers geschrapt.
De uitspraak van de Hoge raad is na te lezen met de link ECLI:NL:HR:2022:1724