De man had zijn pizzeria verkocht omdat hij niet meer tot werken in staat was vanwege een burn-out en depressieve klachten. De vraag is allereerst of dit inkomensverlies voor herstel vatbaar is. Naar het oordeel van het hof was dit niet het geval. Gelet op de verklaring van de GZ-psycholoog en de toelichting van de man ter zitting aangaande zijn psychische en fysieke klachten, achtte het hof voldoende onderbouwd dat de man niet in staat is om zijn oude inkomen terug te krijgen en dat evenmin van hem kon worden gevergd.
Vervolgens kwam de vraag aan de orde of de man zich tegenover de vrouw van de gedragingen die tot het inkomensverlies hebben geleid had moeten onthouden, derhalve of het inkomensverlies verwijtbaar is. De man heeft onweersproken naar voren gebracht dat hij jarenlang zeven dagen per week in zijn pizzeria heeft gewerkt. Volgens de man is dit voor hem zeer stressvol geweest waardoor, zoals ook uit de door hem overgelegde stukken blijkt, psychische problemen zijn ontstaan en zijn fysieke klachten zijn verergerd. Het hof kwam tot het oordeel dat het de man onder deze omstandigheden niet kon worden verweten dat hij zijn pizzeria heeft verkocht.
Het hof oordeelde vervolgens dat bij de beoordeling van de draagkracht van de man rekening dient te worden gehouden met zijn huidige situatie. Het hof hield aldus rekening met het vermogen van de man uit de verkoop van zijn pizzeria. Zoals de man ter zitting van het hof zelf verklaarde voldoet hij hieruit naast de kosten voor zijn eigen levensonderhoud ook de eerder door de rechtbank vastgestelde kinderalimentatie van € 99,-- per kind per maand en een deel achterstallige alimentatiebetalingen. Ter zitting heeft de man verder verklaard dat hij de vastgestelde alimentatie uit zijn vermogen voldoet en ook voorlopig nog vanuit zijn vermogen kan voldoen, maar dat hij op enig moment een uitkering ingevolge de Participatiewet zal (moeten/kunnen) aanvragen. Omdat de situatie (geen Participatiewet-uitkering of werk) van tijdelijk aard is, de man nog voldoende draagkracht (uit vermogen) heeft om de door de rechtbank vastgestelde kinderalimentatie te betalen en de kinderen onverkort behoefte hebben aan de door de rechtbank bepaalde alimentatie, ziet het hof nog geen reden om deze, zoals door de man verzocht, op nihil te bepalen.