Een man, onherroepelijk veroordeeld voor de moord op zijn vrouw, is onwaardig om van haar te erven krachtens artikel 4:3 BW.In tegenstelling tot het erfrecht echter kent het Nederlandse huwelijksvermogensrecht niet de wettelijke regel dat de echtgenoot die opzettelijk de dood van de andere echtgenoot heeft veroorzaakt zonder meer geen voordeel hoort te hebben van boedelmenging. Bij uitspraak van 19 mei 2020 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwardengeoordeeld dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de man na de moord op zijn vrouw bij verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap aanspraak kan maken op (zijn aandeel in) de overwaarde.
Het hof is van oordeel dat de man in dit geval op grond van ditzelfde rechtsbeginsel zoals geformuleerd in artikel 4:3 BW geen voordeel mag hebben uit de boedelmenging, omdat dit ook naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
De uitspraak is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:GHARL:2020:3936