|
Met huwelijkse voorwaarden maken partijen afspraken terzake het vermogen in afwijking van het wettelijk stelsel van de (beperkte) gemeenschap van goederen, om daarmee de rechten en verplichtingen in de onderlinge verhouding te regelen maar ook om het vermogen van één van de partners veilig te stellen in verband met mogelijke, toekomstige schuldeisers. Huwelijkse voorwaarden kunnen tijdens het huwelijk nog worden aangegaan of worden gewijzigd maar het mag niet de bedoeling zijn om (bestaande) schuldeisers te benadelen.
De rechtbank Rotterdam heeft op 9 december 2020 gedaan in een zaak waarin volgens de curator sprake was van een vernietigbare wijziging van huwelijkse voorwaarden. Partijen waren op
huwelijkse voorwaarden (gemeenschap van inboedel) met elkaar gehuwd. In 2014
wijzigen zij hun huwelijkse voorwaarden in koude uitsluiting, waarbij het
aandeel van de man in de inboedel zonder vergoeding aan de vrouw wordt toegedeeld. In
2017 wordt de man failliet verklaard. De curator vernietigt (met een beroep op
artikel 42 Fw) de wijziging van de huwelijkse voorwaarden. Volgens de curator is de wijziging
van de huwelijkse voorwaarden als paulianeus aan te merken en heeft hij de
rechtshandeling waarbij de huwelijkse voorwaarden zijn gewijzigd op grond van
artikel 42 Fw rechtsgeldig vernietigd. Als gevolg hiervan rust er ten aanzien
van de inboedel op de vrouw een teruggaveverplichting aan de curator. Vanwege de
verkoop van de inboedel aan haar ouders is zij hiertoe niet in staat,
hetgeen haar schadeplichtig maakt, aldus de curator. De rechtbank overweegt als volgt. Voor een succesvol beroep op artikel 42 Fw
moet aan bepaalde voorwaarden zijn voldaan. Er moet sprake zijn van een
onverplichte rechtshandeling die leidt tot benadeling van schuldeisers,
terwijl de schuldenaar wetenschap had of behoorde te hebben van die
benadeling. Vast staat dat door de wijziging van de huwelijkse voorwaarden de inboedel aan het vermogen van de man is onttrokken, waardoor de
curator zich niet meer namens de schuldeisers op die inboedel kan verhalen.
Er is geen verhaalsobject voor in de plaats gekomen zodat ook vast staat dat de
curator door de wijziging van de huwelijkse voorwaarden is benadeeld. De
rechtbank verwerpt de stelling van de vrouw dat ten tijde van het wijzigen van de
huwelijkse voorwaarden nog geen rekening hoefde te worden gehouden met een
faillissement. De man heeft verklaard dat hij de maandelijkse
hypotheeklasten niet meer kon voldoen. Kennelijk waren er dus toen grote
financiële problemen. Het onder deze omstandigheden overhevelen van delen van
het gemeenschappelijk vermogen naar een afgescheiden vermogen van een
echtgenote, levert een benadeling op van schuldeisers. Van wetenschap van benadeling in de zin van artikel 42 Faillissementswet is sprake indien
ten tijde van de rechtshandeling (de wijziging van de huwelijkse
voorwaarden) het faillissement en het tekort daarin met een redelijke mate
van zekerheid voor de schuldenaar waren te voorzien (HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI8493). In het systeem van
artikel 42 Fw moet in alle gevallen wetenschap van de schuldenaar worden
aangetoond (lid 1). In geval sprake was van een rechtshandeling ‘om baat’,
moet ook de wetenschap bij de wederpartij (in dit geval de vrouw) worden aangetoond (lid
2). De vrouw heeft echter onvoldoende gemotiveerd gesteld dat haar man voor de wijziging
van de huwelijkse voorwaarden een tegenprestatie heeft ontvangen, zodat
sprake is van een rechtshandeling ‘om niet’. In dat geval komt lid 3 aan de
orde, maar de vrouw heeft onvoldoende gesteld met betrekking tot de daarin genoemde
voorwaarde dat zij ten tijde van de faillietverklaring niet door de
rechtshandeling was gebaat. Er dient dan ook beoordeeld te worden of de man ten
tijde van de wijziging van de huwelijkse voorwaarden wist of behoorde te
weten dat hij zijn schuldeisers daarmee zou benadelen. Volgens de rechtbank
is dat het geval, omdat hij heeft verklaard dat hij en de vrouw destijds in dermate
financiële problemen verkeerden, dat zij hun maandelijkse
hypotheekverplichtingen niet meer konden voldoen. De rechtbank wijst de vordering van de curator toe zodat de vrouw de schade dient te vergoeden op grond van artikel 6:74 BW. De rechtbank stelt de te betalen schadevergoeding vast op € 10.000. De uitspraak is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:RBROT:2020:13001
|