misbruik van procesrecht leidt tot limitering alimentatie
Echtscheidingsprocedures op tegenspraak duren lang, zeker wanneer één van partijen ook nog in hoger beroep gaat. Beroep aantekenen tegen de echtscheiding zelf is kansloos maar toch komt het voor dat hoger beroep wordt aangetekend om de zaak te traineren. Dat kan misbruik van recht opleveren. Zo ook in onderstaand geval waarin de vrouw op de laatste dag vóór de ingang van de nieuwe
wet partneralimentatie een verzoek tot partneralimentatie had ingediend. Haar bedoeling was duidelijk dat de alimentatie zo lang mogelijk zou voortduren.
De nieuwe wetpartneralimentatie is ingegaan op 1 januari 2020 en heeft de alimentatieduur verkort. Volgens het overgangsrecht (van oud naar nieuw) is de oude wet van toepassing als vóór 1 januari 2020 een alimentatieverzoek is ingediend.
Op grond van de oude wet is het uitgangspunt dat indien de duur van het huwelijk niet meer bedraagt dan vijf jaren en uit het huwelijk geen kinderen zijn geboren, de alimentatieverplichting eindigt na het verstrijken van een termijn die gelijk is aan de duur van het huwelijk. Die termijn begint te lopen op de datum van inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand (artikel 1:157 lid 6 BW). Wanneer een huwelijk (zonder kinderen) langer dan vijf jaar heeft geduurd, is het uitgangspunt dat de alimentatieverplichting na 12 jaar eindigt, waarbij de rechter op verzoek van één van de echtgenoten kan bepalen dat de partneralimentatie eerder eindigt als daar redenen voor zijn (artikel 1:157 lid 3 en 4 BW).
Partijen waren in 2015 gehuwd. Zij
hebben geen kinderen. In 2019 gaan zij feitelijk uiteen. In 2020 spreekt
de rechtbank – op verzoek van de vrouw - de echtscheiding uit. De vrouw heeft de de rechtbankop de laatste dag vóór de ingang van de nieuwe wet partneralimentatie, verzocht de partneralimentatie
vast te stellen op € 3.000 per maand. Na berekening van draagkracht, behoefte en behoeftigheid stelt de
rechtbank partneralimentatie vast op € 1.216
per maand. De rechtbank vindt dat er in dit geval redenen zijn om de
alimentatieverplichting te beperken tot vijf jaar na
inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, omdat de vrouw op ongeoorloofde
wijze de alimentatieverplichting van de man twaalf jaar wil laten duren, in
plaats van vijf jaar. Op het moment dat de echtscheiding door de rechtbank werd uitgesproken waren partijen 4 jaar en 10 maanden gehuwd. Indien de echtscheidingsbeschikking direct(binnen de beroepstermijn)zou zijn ingeschreven dan zou de alimentatieduur binnen de termijn van 5 jaar zijn gebleven. Uitsluitend om
strategische redenen is de vrouw echter tegen deze beschikking in hoger beroep gegaan,
namelijk om ervoor te zorgen dat partijen bij inschrijving van de
echtscheidingsbeschikking langer dan vijf jaar gehuwd zijn. Hiermee heeft
zij misbruik van recht gepleegd. In de echtscheidingsbeschikking zijn
namelijk (naast de echtscheiding) geen andere beslissingen genomen en het
staat vast dat de vrouw wenst te scheiden. Zij heeft immers zelf het
echtscheidingsverzoek ingediend met de onderbouwing dat het huwelijk van
partijen duurzaam is ontwricht. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel
dat het hoger beroep van de vrouw (en daardoor de latere inschrijving van de
echtscheidingsbeschikking) er niet toe zou moeten leiden dat de
alimentatieverplichting van de man langer voortduurt dan vijf jaar na de
inschrijving van de beschikking. Ook bepaalt de rechtbank dat de partneralimentatie twee jaar na de
inschrijving van de echtscheidingsbeschikking op nihil wordt gesteld.
Voorop staat namelijk dat op iedereen, voor zover dat mogelijk is, de
verplichting rust om in het eigen levensonderhoud te voorzien. Van de vrouw mag
verwacht worden dat zij in elk geval na een periode van twee jaar weer in
haar eigen levensonderhoud kan voorzien, zoals zij voor het huwelijk ook
deed. Partijen zijn relatief kort getrouwd geweest (op het moment van indiening
van het echtscheidingsverzoek 4,5 jaar), zij hebben samen geen kinderen
gekregen en tijdens hun huwelijk zijn de kansen van de vrouw op de arbeidsmarkt
niet negatief beïnvloed. Partijen zijn op latere leeftijd met elkaar
getrouwd. Dit betekent dat zij voorafgaand aan het huwelijk ieder al een
werkend leven hadden met een bepaald (eigen) inkomensniveau. De vrouw heeft
meerdere opleidingen gevolgd en een inkomen verdiend. Dat zij twee recent
door haar opgestarte opleidingen niet heeft afgemaakt vanwege persoonlijke
omstandigheden en haar (psychische) gezondheid, betekent niet dat van
haar niet verwacht kan worden dat zij op termijn weer volledig in haar
eigen levensonderhoud gaat voorzien.
Hoewel het alimentatieverzoek van de vrouw dus werd beoordeeld naar oud recht omdat het alimentatieverzoek werd ingediend vóór 1 januari 2020 werd de alimentatieduur verkort. Limitering was onder de oude wet ook al mogelijk als daar gronden voor aanwezig werden geacht. Misbruik van (proces)recht rechtvaardigt in deze zaak volgens de rechtbank Midden-Nederland de limitering.
De uitspraak werd gedaan op 22 januari 2021 en is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:RBMNE:2021:138.