De Voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel heeft in Kort geding op 24 december 2020 beslist dat een afspraak gemaakt in WhatsApp berichten die partijen elkaar over en weer gestuurd hebben, moet worden nagekomen. Let wel: Partijen waren samenwonend, zonder samenlevingscontract.
De
samenleving was verbroken en de man was achtergebleven in de woning die
partijen in gezamenlijk eigendom hadden. Partijen hebben over de verdeling
gediscussieerd en onderhandeld via WhatsApp en e-mail. Op 17 april 2020 stelt de
vrouw per WhatsApp voor dat de man aan haar een bedrag van € 16.500 betaalt. De
man komt op 29 april 2020 met een e-mail, waarin hij voorstelt een betaling van
€ 10.000, het aflossen door hem van de gezamenlijke persoonlijke lening en het
voor zijn rekening nemen van kosten voor achterstallig onderhoud aan de woning.
Op 28 mei 2020 doet de vrouw per e-mail weer een tegenvoorstel, inhoudende dat
de door de man genoemde kosten voor zijn rekening blijven en dat hij een bedrag van
€ 14.000 aan haar betaalt, waarbij zij het bed en de stofzuiger meekrijgt. De
man doet ook weer een tegenvoorstel, waarop de vrouw reageert met hetzelfde,
eerder door haar gedane voorstel. Op 10 juli 2020 vraagt de vrouw via WhatsApp
nadrukkelijk om een reactie. Op 13 juli 2020 volgt er dan een lange e-mail van de
man, waarin hij in de slotalinea schrijft dat hij akkoord gaat met haar
voorstel.
Volgens
de man hebben partijen een overeenkomst gesloten over de wijze van verdeling
van de woning. Hij heeft een notaris ingeschakeld, die al een conceptakte van
verdeling heeft opgesteld. In kort geding vordert de man dat de vrouw de
overeenkomst nakomt en de verdelingsakte ondertekent. De vrouw weigert. Volgens
haar is er geen overeenkomst.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit de reeks berichten weliswaar
valt af te lezen dat de man boos en gefrustreerd is, maar dat neemt niet weg
dat hij in de slotalinea expliciet schrijft ‘ik ga akkoord’. Het aanbod
van de vrouw om de toedeling van de woning af te kopen door betaling aan haar
van een bedrag van € 14.000, plus de afbetaling door de man van de persoonlijke
lening en de afgifte aan haar van het bed en de stofzuiger, is daarmee
aanvaard. Dat partijen in de weken daarna nog hebben gediscussieerd over
eventuele makelaarskosten, doet niet af aan de gemaakte afspraak. Ter zitting
hebben beide partijen immers verklaard dat die discussie eigenlijk nergens over
ging, omdat er helemaal geen makelaarskosten worden gemaakt. Dat strookt ook
met hetgeen de man schrijft in zijn e-mail van 27 augustus 2020: ‘Het
verhaal uit jouw voorstel en waar ik akkoord mee ben gegaan, is wat het gaat
worden.’
Daar komt bij dat de man de vrouw op de hoogte heeft gehouden van zijn contact
met de notaris om de verdeling tot stand te brengen. Op 20 september 2020 heeft
de man een uitgebreide mail naar de notaris gestuurd, met daarin een concrete
omschrijving van de afspraken van partijen. Een kopie van die e-mail heeft hij
naar de vrouw gestuurd. Wanneer de vrouw van mening was dat er geen afspraak
bestond, had het voor de hand gelegen dat zij daarvan direct melding bij de man en
de notaris had gemaakt. Overigens blijkt uit e-mails van 28 en 29 oktober 2020
van de vrouw aan de man geen expliciete betwisting van de eerdere afspraak van
partijen maar lijkt zij veeleer de gehanteerde waarden uit de eerdere afspraken
nu achterhaald te vinden. Deze mails gaan erover dat de vrouw alsnog een
taxatierapport wil laten maken door een onafhankelijke makelaar.
De voorzieningenrechter concludeert dat er in juli 2020 al bindende afspraken
over de toedeling zijn gemaakt en dat de man nakoming van de gemaakte afspraak mag
verlangen van de vrouw en wijst de vordering toe.
De uitspraak is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:RBOVE:2020:4619