De eigen woning kan soms tot grote problemen leiden bij de echtscheiding. Dat kan al beginnen met de vraag wie er in de woning mag blijven wonen, als samenwonen niet meer lukt. Als de rechter moet uitspreken wie het exclusieve en/of voortgezet gebruik van de woning krijgt toegewezen, is de vraag wie de hypotheeklasten betaalt vaak van ondergeschikt belang. Ook de vraag of de woning verkocht moet worden of wie uiteindelijk de woning krijgt toebedeeld, is in dat stadium nog niet beantwoord. De praktijk laat zien dat de verkoop van de woning moeizamer verloopt als partijen niet meer samenwonen tijdens het proces van echtscheiding. Zolang zij blijven samenwonen, hebben zij samen belang bij verkoop. Op het moment dat één van beiden alleen in de woning woont, kan het zijn dat die partij er belang bij heeft om de verkoop zo lang mogelijk uit te stellen. Als de echtscheidingsprocedure is afgerond en de termijn van voortgezet gebruik is geëindigd kan een kort geding nodig zijn om de medewerking aan de verkoop af te dwingen. De rechter kan op verzoek tot voortgezet gebruik van de woning een termijn van 6 maanden vastleggen te rekenen vanaf de datum inschrijving echtscheiding. Dat betekent niet direct dat de ander de woning na die 6 maanden ook moet verlaten. Bij een kort geding geldt als eis dat er een spoedeisend belang moet zijn. Als het gaat om de verkoop van de woning wordt dat al snel aangenomen. Het moet natuurlijk wel vastgesteld kunnen worden dat een partij de verkoop frustreert door bijvoorbeeld geen kijkers toe te laten. Als onduidelijk blijft waarom de verkoop niet lukt, dan wordt de vordering in kort geding afgewezen.
Mr. Lilian Scheepens