Procedures worden meestal gevoerd tussen twee partijen. Als het gaat om gezag en omgang zijn dat de vader en de moeder van de kinderen. Hoewel de stiefouder vaak een belangrijke rol speelt in het leven van de kinderen, wordt deze meestal geweerd uit de rechtszaal. Zittingen in familiezaken zijn besloten en meestal wordt verder niemand toegelaten om de zitting bij te wonen, behalve partijen zelf.
Bij ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen is het vaak niet anders. De ouder zonder gezag is zelfs geen partij, maar wordt aangemerkt als belanghebbende. Als belanghebbende kan de niet-gezagdragende ouder de zitting bijwonen. Maar ook hier valt de stiefouder buiten de boot.
Een belanghebbende in familiezaken is volgens artikel 798 lid 1 Rv ‘degene op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft’ en meer specifiek wordt (ook) als belanghebbende aangemerkt 'degene die niet de ouder is en de minderjarige op wie de zaak betrekking heeft ten minste een jaar als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt'. Je zou verwachten dat de stiefouder hier ook onder valt, maar toch werd deze bepaling meestal niet ruim genoeg opgevat om ook de stiefouder toe te laten. De stiefouder heeft immers geen rechten en verplichtingen die geraakt worden door een beslissing over gezag en/of omgang.
Het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft op 23 mei 2019 een uitspraak gedaan in hoger beroep waarbij de stiefouder wél werd aangemerkt als belanghebbende. De rechtbank had eerder in eerste aanleg het verzoek van vader om de stiefmoeder aan te merken als belanghebbende, afgewezen. De vader had de rechtbank gevraagd om het hoofdverblijf van de kinderen bij hem te bepalen en hem te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen die onder toezicht stonden (OTS) en die feitelijk bij hem en zijn 'nieuwe' partner woonden in het kader van een uithuisplaatsing. De rechtbank had het verzoek toegewezen en een omgangsregeling vastgesteld voor de moeder.
Het hof overwoog anders dan de rechtbank en passeerde daarmee de bezwaren van de moeder, die niet wilde dat de stiefmoeder zou worden aangemerkt als belanghebbende. Daarbij nam het hof in aanmerking dat de kinderen al sinds januari 2016 binnen het gezin van vader en stiefmoeder werden verzorgd en
opgevoed én dat vader weliswaar het ouderlijk gezag over beide kinderen had en de stiefmoeder niet, maar zij had wel al geruime tijd feitelijk (mede)
verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen. De
omstandigheid dat sprake is van verzorging en opvoeding binnen het gezin voor
de duur van meer dan een jaar, telde voor het hof zwaar genoeg om haar aan te merken als belanghebbende. De band tussen de kinderen en hun stiefmoeder werd aangemerkt als family
life
in de zin van artikel 8 EVRM. Familylife verdient bescherming en dus ook de band tussen stiefmoeder en stiefkinderen in dit geval.
Mr. Lilian Scheepens