De figuur van ‘verbleking’ door tijdsverloop wordt met name door het Haagse hof gehanteerd. In een uitspraak van 30 september 2015 overwoog het hof Den Haag: De grondslag voor partneralimentatie is de door het huwelijk tussen echtgenoten ontstane lotsverbondenheid. Naarmate partijen langer uit elkaar zijn, heeft dit tot gevolg dat de lotsverbondenheid afneemt en dat van de onderhoudsgerechtigde verwacht mag worden dat zij zich zal inspannen om in het eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. Naar maatschappelijke normen mag van de vrouw gevergd worden dat zij verantwoordelijkheid neemt om – naarmate de jaren na de echtscheiding verstrijken – te trachten in haar eigen levensonderhoud te gaan voorzien. De tendens van de afgelopen jaren is dat algemeen wordt aangenomen dat van een onderhoudsgerechtigde kan en mag worden verwacht dat deze na een scheiding zoveel mogelijk zelf in zijn eigen levensonderhoud voorziet. Deze gedachte – verbleken van de behoefte onder toenemende inspanningsverplichting om in eigen levensonderhoud te voorzien – komt ook terug in rechtspraak van het hof ’s-Hertogenbosch en een aantal rechtbanken.
Enkel tijdsverloop na de beëindiging van het huwelijk is echter niet bepalend voor de vaststelling van de behoefte, maar tijdsverloop kan gelden als een relevante bijkomende omstandigheid. Bij de vaststelling van de behoefte aan een (aanvullende) bijdrage moet eerst worden vastgesteld of de onderhoudsgerechtigde zelf voldoende inkomen heeft of in redelijkheid een inkomen kan verwerven. Bij dat laatste speelt leeftijd, werkervaring en opleiding onder meer een rol en de omstandigheden tijdens het huwelijk. Indien er een achterstand is op de arbeidsmarkt vanwege het ontbreken van werkervaring die het gevolg kan zijn van de zorg voor de kinderen tijdens het huwelijk, zal het redelijkerwijs te verdienen inkomen niet snel omhoog gaan. Maar er geldt wel een inspanningsverplichting om te proberen in eigen levensonderhoud te voorzien. De alimentatiegerechtigde kan er niet zomaar vanuit gaan dat de alimentatie voortduurt op hetzelfde niveau. De uitgaven aanpassen aan de hoogte van de alimentatie en verder geen enkele poging ondernemen om een eigen (hoger) inkomen te verwerven, kan ertoe leiden dat de rechter tot de conclusie komt dat de behoefte is verbleekt.