Bij echtscheiding na een huwelijk in gemeenschap van goederen, wordt de gemeenschap verdeeld. Wat in de gemeenschap valt wordt bepaald in artikel 1: 94 BW. Verknochte goederen vallen niet in de gemeenschap, maar wat is verknocht?
Volgens vaste rechtspraak is het antwoord op de vragen of een goed dan wel een schuld, wegens het hoogstpersoonlijke karakter daarvan, in afwijking van de hoofdregel van art.1:94 BW aan een van de echtgenoten is verknocht en, zo ja, in hoeverre die verknochtheid zich ertegen verzet dat het goed, respectievelijk de schuld in de gemeenschap valt afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder met name de aard van dat goed respectievelijk die schuld, zoals deze mede door de maatschappelijke opvattingen wordt bepaald. Ook een aan een van de echtgenoten verstrekte (aanspraak op een) ontslagvergoeding, dan wel een aanspraak die hiervoor in de plaats treedt, kan verknocht zijn ingeval deze strekt tot vervanging van inkomen uit arbeid dat de echtgenoot bij voortzetting van de dienstbetrekking zou hebben genoten. In zodanig geval moet bij de beantwoording van de vraag of deze aanspraak in de huwelijksgemeenschap valt, onderscheid worden gemaakt tussen de periode vóór en de periode na ontbinding van de huwelijksgemeenschap. Voor zover de aanspraak ziet op laatstgenoemde periode valt deze niet in de gemeenschap, evenmin als de uit een bestaande arbeidsverhouding voortvloeiende aanspraak op loon voor nog te verrichten arbeid. De Hoge Raad heeft overeenkomstig dit uitgangspunt hetzelfde geoordeeld in een geval waarin een ontslagvergoeding als koopsom voor een stamrechtverzekering onder een verzekeringsmaatschappij was gestort en in een geval waarin een ontslagvergoeding was aangewend voor de verwerving van een stamrecht jegens een door de werknemer zelf opgerichte en beheerste B.V.