Bij de echtscheiding wordt meestal ook de verdeling vastgesteld van de algehele gemeenschap of een beperkte gemeenschap (bij huwelijkse voorwaarden). Partijen maken daarover afspraken of de rechtbank wordt gevraagd om bij nevenvooziening (naast de echtscheiding) de verdeling vast te stellen. Maar het is geen verplichting om bij echtscheiding tot verdeling over te gaan van de gezamenlijke eigendommen. Soms gebeurt het dan ook niet of wordt een bepaalde zaak vergeten in de verdeling. Heel soms worden zaken opzettelijk verzwegen.
Een vordering
tot verdeling kan te allen tijde worden ingesteld; zij verjaart niet. Enkel tijdsverloop is ook niet voldoende om te spreken van rechtsverwerking.
Bij de verdeling van mede-eigendom is het uitgangspunt dat iedere deelgenoot
een even groot aandeel heeft. Er kunnen wel afspraken zijn gemaakt dat niet ieders aandeel gelijk is. Deze afspraken moeten dan wel behoorlijk zijn vastgelegd. Het is ook vaste jurisprudentie dat er geen reden is voor een
uitzondering op de regel van gelijke delen, als een der deelgenoten meer in de zaak heeft geïnvesteerd dan de ander. Deze omstandigheid kan wel leiden tot de
toekenning van een recht op een vergoeding door de gemeenschap.
Bij een verdeling van een onroerende zaak geldt als uitgangspunt de waarde van de te verdelen zaak ten
tijde van de verdeling. Beide deelgenoten delen mee in eventuele waardestijgingen en waardedalingen. Als het gaat om een onroerende zaak waarop een hypothecaire geldlening rust delen partijen dus in de overwaarde die door waardestijging van het pand in de loop der tijd kan hebben plaatsgevonden, maar er zit ook een risico vast aan de hypothecaire geldlening die op de woning rust. In het geval
er een restschuld is ontstaan, moet ieder van partijen daarvan hun deel dragen. Het risico van het vergaan van het pand is ook steeds voor beide deelgenoten geweest. Soms is onverdeeld laten een welbewuste keuze, bijvoorbeeld als de situatie op de woningmarkt dusdanig is dat verkoop geen optie is. Of wanneer partijen heel graag willen dat één van partijen in de woning kan blijven wonen, terwijl de hypotheekbank niet wil meewerken aan het op één naam zetten van de hypotheek en aan de andere partij dus geen ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid terzake de hypothecaire geldlening wil verlenen. In dat geval kunnen partijen het recht om als deelgenoot te allen tijde verdeling te vorderen, voor een maximale termijn van 5 jaar uitsluiten. Deze termijn kan telkens met wederzijds goedvinden worden verlengd. Als er geen termijn wordt vastgelegd kan dus te allen tijde, ook na 30, 40, 50 jaar of langer, verdeling worden gevraagd.