Wanneer partijen de samenwoning verbreken tijdens de echtscheidingsprocedure en één van hen achterblijft in de eigen woning, komt de vraag aan de orde hoe het zit met de hypotheekrenteaftrek. In het kader van de echtscheiding geldt een speciale fiscale regeling, omdat voor de hypotheekrenteaftrek de eigendomsverhouding telt en normaliter de regel geldt dat de renteaftrek alleen geldt voor de woning waar men zijn hoofdverblijf heeft. De zogenaamde echtscheidingsregeling maakt een uitzondering. Gedurende twee jaar blijft de hypotheekrente-aftrek toch mogelijk, onder bepaalde voorwaarden. Dat er voorwaarden aan de rente-aftrek verbonden zijn werd nog eens duidelijk in de zaak waarin betrokken waren de Belastingdienst en de achterblijver in de woning die de gehele hypotheekrente had betaald en ook had opgegeven in de aangifte om in aanmerking te komen voor de rente-aftrek. Omdat de rente-aftrek gekoppeld is aan de eigendomsverhouding is het niet vanzelfsprekend dat de gehele aftrek kan worden genoten door één van de echtgenoten. Daarom wordt bij de aangifte de ene helft van de betaalde hypotheekrente opgegeven als hypotheekrente en de andere helft als het voldoen aan een onderhoudsverplichting (partneralimentatie). De aftrek voor beiden is immers gelijk. Wel is het zo dat de ander dan een aanslag ontvangt vanwege inkomsten. Over ontvangen partneralimentatie is men immers inkomstenbelasting verschuldigd.
In dit geval kwam de fiscus de zaak op het spoor (zoals wel vaker) omdat de vrouw die in de woning was achtergebleven de betaalde rente in zijn geheel had opgegeven in haar aangifte, maar de man had in zijn aangifte geen ontvangen partneralimentatie opgegeven. Het gerechtshof Den Haag oordeelde in zijn uitspraak op 2 april 2019(ECLI:NL:GHDHA:2019:797)dat de vrouw niet de gehele hypotheekrente kon aftrekken omdat er geen onderhoudsverplichting jegens de man was. Partijen hadden dat ook zo vastgelegd in het echtscheidingsconvenant. Over en weer was er geen onderhoudsverplichting tussen partijen en de vrouw mocht in de woning blijven wonen onder de voorwaarde dat zij de hypotheekrente in zijn geheel zou voldoen tot aan de datum verkoop, zonder voor dat gebruik een vergoeding verschuldigd te zijn aan de man.
Om dus voor het geheel de hypotheekrente te kunnen aftrekken is dus wel nodig dat er een onderhoudsverplichting is. Naar het oordeel van het Hof kon de betaling van de hypotheekrente niet los worden gezien van het verlenen van het recht tot bewoning en waren deze rechtshandelingen onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het Hof neemt in aanmerking dat, zo de betaling van het deel van de hypotheekrente van de ex-partner zou zijn aan te merken als een periodieke betaling die ertoe strekt te voorzien in het levensonderhoud van de ex-partner, het dan niet anders kan zijn dan dat het de ex-partner is die op zijn beurt aan belanghebbende alimentatie verstrekt in de vorm van het verlenen van zijn recht tot bewoning van de woning. De betaling van de hypotheekrente valt in dat geval weg tegenover de van de ex-partner ontvangen alimentatie.
Had dit anders gekund? Jawel, maar het is wel zaak om het dan samen goed te bespreken en goed te laten vastleggen in een echtscheidingsconvenant. In dit geval was de aangifte van de vrouw niet in overeenstemming met de gemaakte afspraken, waardoor de fiscus ingreep.
Mr. Lilian Scheepens