Het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming speelt een belangrijke rol in zaken waarin de uithuisplaatsing van minderjarige kinderen aan de orde is. Ouders zijn het niet altijd eens met de bevindingen in het Raadsrapport. Artikel 810a lid 2 Rv bepaalt dat de rechter in zaken betreffende ondertoezichtstelling, op verzoek van een ouder een (andere) deskundige kan benoemen, mits dat mede tot beslissing van de zaak kan leiden en het belang van het kind zich daartegen niet verzet.
Ook als het gaat om een uithuisplaatsing kan de rechter worden verzocht om een deskundige te benoemen voor een contra-expertise. De Hoge Raad heeft dit bevestigd in haar uitspraak van 12 april 2019,
ECLI:NL:HR:2019:575. Bij een verzoek om een deskundige te benoemen moet wel heel concreet worden aangegeven wat (opnieuw) onderzocht moet worden en het moet relevant zijn voor de beslissing. Een verzoek dat feiten en omstandigheden aanhaalt die onderzocht kunnen worden, mag niet zomaar worden gepasseerd door de rechter. In voornoemde uitspraak heeft de Hoge Raad nog eens herhaald wat eerder al op 5 september 2014 (
ECLI:NL:HR:2014:2632) werd overwogen: ‘
Een voldoende concreet en ter zake
dienend verzoek tot toepassing van artikel 810a lid 2 Rv, dat feiten en
omstandigheden bevat die zich lenen voor een onderzoek door een deskundige, zal
in beginsel moeten worden toegewezen indien de rechter geen feiten of
omstandigheden aanwezig oordeelt op grond waarvan moet worden aangenomen dat
toewijzing van het verzoek strijdig is met het belang van het kind. (…) Voor
zover het hof heeft geoordeeld dat het zich op grond van de stukken en het
verhandelde ter zitting voldoende voorgelicht acht om een beslissing te nemen,
respectievelijk dat de kwaliteit en de wijze van totstandkoming van het
raadsrapport geen aanleiding geven tot een nader onderzoek, heeft het miskend
dat noch het een noch het ander de afwijzing van een verzoek op de voet van
artikel 810a lid 2 Rv rechtvaardigt.’ De rechter dient aldus te onderzoeken of een op artikel 810a lid 2 Rv gebaseerd verzoek voldoende concreet en ter zake dienend is en (zo ja) of het belang van de
kinderen zich tegen toewijzing van het verzoek verzet. De rechter mag bij weigering van het verzoek om een deskundige te benoemen niet volstaan met de overweging dat hij zich
‘voldoende voorgelicht’ acht.
Mr. Lilian Scheepens