Kinderalimentatie wordt vastgesteld op basis van behoefte van de kinderen en de draagkracht van de ouders. De berekening van de alimentatie is toekomstgericht en dus wordt aangesloten bij de actuele gegevens om een inschatting te maken van de draagkracht in de toekomst. Voor de vaststelling van de behoefte wordt echter terug gekeken. Het netto besteedbaar inkomen van de ouders gezamenlijk, vóór de verbreking van de samenwoning, is daarbij bepalend. Wat normaliter voor alle kinderen werd uitgegeven, is afhankelijk van het gezinsinkomen, de leeftijd en het aantal kinderen.
Vermindering of wegvallen van inkomen na de (echt)scheiding behoort volgens het Tremarapport, op grond van het gekozen uitgangspunt dat het welvaartsniveau ten tijde van de (echt)scheiding in beginsel bepalend is voor de kosten van de kinderen, op die kosten geen invloed te hebben. Wel kan een dergelijke wijziging gevolgen hebben voor de draagkracht om een bijdrage in de kosten te betalen. De draagkracht is dan de beperkende factor bij de vaststelling van de hoogte van de alimentatie.
Stijging van het inkomen van een ouder na de scheiding kan wel invloed hebben op de behoefte, maar alleen indien dit inkomen door die stijging hoger wordt dan het (gezins)inkomen tijdens de (huwelijkse) samenleving. Indien het gezinsverband zou hebben voortgeduurd, zou die verhoging ook een positieve invloed hebben uitgeoefend op het bedrag dat ten behoeve van de kinderen zou zijn uitgegeven. En de gedachte gedachte die aan de Tremanormen ten grondslag ligt, is dat kinderen niet slechter af horen te geraken door de echtscheiding. Voor het geval het inkomen van één van de ouders het voormalige gezinsinkomen overschrijdt, is daarom dat hogere inkomen van die ouder de maatstaf voor de bepaling van de kosten van de kinderen. De inkomens worden dan niet meer bij elkaar opgeteld.
Zo kan een verhoging van het inkomen na de scheiding niet alleen invloed hebben op de draagkracht, maar ook op de hoogte van de behoefte.