Veel huwelijkse voorwaarden (HVW) kennen een periodiek verrekenbeding, waarbij partijen de verplichting op zich nemen om jaarlijks te verdelen hetgeen van het inkomen, na aftrek van de kosten van de huishouding, bespaard is gebleven. In veel gevallen wordt aan een periodiek verrekenbeding tijdens het huwelijk geen uitvoering gegeven. De wet verbindt gevolgen aan een niet-uitgevoerd verrekenbeding. Bij echtscheiding veranderd het niet-uitgevoerd verrekenbeding in een finaal verrekenbeding.
Het is in de eerste plaats van belang vast te stellen welk inkomen verrekend had moeten worden. In de HVW is daarvan een definitie opgenomen. Indien het overeengekomen verrekenbeding ook ondernemingswinsten omvat komt de vraag aan de orde of er sprake is van in de onderneming opgepotte winst. Artikel 1:141 lid 4 bepaalt immers:
"Indien een echtgenoot in overwegende mate bij machte is te bepalen dat de winsten van een niet op zijn eigen naam uitgeoefende onderneming hem rechtstreeks of middellijk ten goede komen, en een verrekenbeding is overeengekomen dat ook ondernemingswinsten omvat, worden de niet uitgekeerde winsten uit zodanige onderneming, voor zover in het maatschappelijk verkeer als redelijk beschouwd, eveneens in aanmerking genomen bij de vaststelling van de verrekenplicht van die echtgenoot, .." Deze bepaling is ook van toepassing, indien een echtgenoot op eigen naam een onderneming uitoefent.
Indien het periodiek verrekenbeding niet is nageleefd tijdens het huwelijk en het verrekenbeding omvat tevens de winst uit onderneming en niet alleen het loon uit dienstbetrekking, dan zal dus moeten worden nagegaan of er sprake is van in de onderneming achtergebleven winst. Aan de hand van de jaarstukken kan weliswaar de jaarlijkse winst wel worden vastgesteld maar het zou het voortbestaan van de onderneming in gevaar kunnen brengen, indien de helft van die winst achteraf alsnog moet worden verrekend. De Hoge Raad heeft de volgende formule geïntroduceerd:
Voor de berekening van de verrekenvordering dient er een breukgetal te worden vastgesteld waarvan de teller bestaat uit de omvang van de in aanmerking te nemen opgepotte winsten in de verrekenperiode met uitzondering van de opgepotte winsten die nodig zijn om de continuïteit van de onderneming te waarborgen en de noemer uit de opgepotte winsten vermeerderd met de waarde van de onderneming ten tijde van de huwelijkssluiting, welke breuk vermenigvuldigd moet worden met de waarde van de onderneming ten tijde van de peildatum (HR 10 juli 2009, ECLI:NL:HR:2009:B14387). De helft van het aldus verkregen bedrag komt aan de ander toe.