Bij de verdeling van de gemeenschap in het kader van de echtscheiding is het uitgangspunt dat ieder recht heeft op de helft van het saldo van de gemeenschap, het totaal van bezittingen en schulden. Vaak kan er worden geschoven met vermogensbestanddelen zodat ieder een gelijk aandeel van het saldo krijgt toebedeeld. Maar vooral als het saldo van de gemeenschap negatief is ontstaat er een probleem. Schulden kunnen namelijk niet verdeeld worden.
Wie moet dan de schuld gaan aflossen? Een logisch antwoord is "beiden" als beiden aansprakelijk zijn voor de schuld. Partijen kunnen dat afspreken in een convenant of laten vastleggen in de echtscheidingsbeschikking, als beiden dat willen, maar daarmee is de schuld nog niet echt verdeeld. Er is namelijk een derde partij betrokken, de schuldeiser. Een schuld verdelen kan alleen als de schuldeiser daarmee akkoord gaat en de schuld splitst. Meestal bestaat daartoe geen bereidheid omdat daarmee de verhaalsmogelijkheden van de schuldeiser worden beperkt. De schuldeiser is geen partij in de echtscheidingsprocedure en dus kan de rechtbank niets vastleggen in de echtscheidingsbeschikking dat de positie van de schuldeiser raakt. De rechtbank kan alleen vastleggen hetgeen in de onderlinge verhouding tussen partijen heeft te gelden. De rechtbank zal terzake een schuld waarvoor beide echtelieden aansprakelijk zijn, bepalen dat ieder voor de helft draagplichtig is. Ook als partijen overeenkomen dat de ene partij de schuld zal aflossen (in ruil bijvoorbeeld voor een korting op de alimentatie) en de rechtbank neemt die afspraak over in de beschikking, dan is de schuldeiser daaraan niet gehouden. Dat betekent dat het risico dat één partij geen verhaal biedt altijd bij partijen blijft liggen. Terugvorderen van hetgeen ingevolge de onderlinge draagplicht teveel is betaald, kan pas vanaf het moment dat een partij meer betaalt dan de helft waartoe hij/zij gehouden is. Dan kan blijken dat er niets te halen valt bij de andere partij.
Goede afspraken maken met elkaar over de schulden is belangrijk en kan niet los worden gezien van al het andere dat geregeld moet worden. Zo kan het heel normaal lijken om een auto aan een partij toe te delen met de verplichting om de schuld die daarvoor door beiden is aangegaan af te lossen, maar wat nu als de auto in de prak wordt gereden en de schuld die op beider naam is blijven staan bij de schuldeiser, nog niet is voldaan? Zoals hiervoor is opgemerkt heeft de schuldeiser niets te maken met de onderlinge afspraken. Met het oog daarop is een goede voorlichting door de advocaat-mediator cruciaal en dient men gewezen te worden op risico's zodat die voor zover mogelijk kunnen worden afgedekt door bijvoorbeeld in het geval van een auto, de verplichting om een all-risk verzekering af te sluiten (hetgeen nog steeds niet alle risico's uitsluit). De auto verkopen en de schuld voorzover mogelijk aflossen kan een veilige oplossing zijn.