Het komt niet vaak voor dat reeds betaalde kinderalimentatie moet worden terugbetaald na herziening van de bijdrage. Kinderen kosten nu eenmaal geld en dus wordt ervan uitgegaan dat hetgeen is betaald, op basis van een eerdere vaststelling,aan de kinderen is besteed. Geen enkel geval is echter hetzelfde en de omstandigheden van het geval kunnen ertoe leiden dat een uitspraak in een bepaald geval toch anders uitpakt dan in de meeste gevallen. Zo ook in de hieronder uiteengezette casus die ter beoordeling voorlag aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. het Hof deed op 22-12-2020 uitspraak.
Uit het huwelijk van partijen waren twee kinderen
geboren. In 2016 wordt hun huwelijk
door echtscheiding ontbonden, waarbij zij co-ouderschap overeenkomen. In het
door hen ondertekende ouderschapsplan komen partijen overeen dat geen
kinderalimentatie wordt betaald; ieder van hen betaalt de eigen gebruikelijke zorgkosten,
de extra verblijfsoverstijgende en incidentele kosten worden bij helfte
gedeeld. De co-ouderschapsregeling wordt echter sinds medio 2018 niet meer
uitgevoerd: de kinderen wonen bij de vrouw. De vrouw verzoekt de rechtbank de kinderalimentatie vast te stellen op € 231 per kind per maand. De
rechtbank wijst het verzoek toe. De man gaat in hoger beroep.
Het hof stelt vast dat de uitvoering van de co-ouderschapsregeling in de loop
van 2018 is geëindigd. Het hof begrijpt dat het partijen niet is gelukt om in
onderling overleg tot overeenstemming te komen over een eventuele bijdrage ten
laste van de man voor de kosten van de kinderen bij de vrouw. De vrouw heeft hierover pas in het
voorjaar van 2019 een advocaat benaderd. Na correspondentie via de advocaat van
V met M is vervolgens op 9 juli 2019 een verzoekschrift door de advocaat van V
bij de rechtbank ingediend. Het hof is van oordeel dat het voor rekening en
risico van de vrouw dient te komen dat zij een lange periode heeft gewacht met het
indienen van een verzoek om te komen tot een gerechtelijke vaststelling van een
bijdrage voor de kinderen. Het feit dat er een periode discussie is geweest
tussen partijen over de zorgregeling en de vrouw eerst wilde proberen om in overleg
tot een oplossing te komen, maakt dit oordeel niet anders. De man heeft pas vanaf de datum van indiening van het verzoekschrift rekening
kunnen houden met een gerechtelijke vaststelling van
kinderalimentatie. Het hof acht het redelijk om als ingangsdatum voor een
eventuele gerechtelijke vaststelling 1 augustus 2019 te hanteren; de eerste dag
van de maand volgend op de datum waarop het verzoekschrift is ingediend.
Vast staat dat de man ‘bij’ is met het betalen van de kinderalimentatie. Dat
betekent dat de beslissing van dit hof tot een aanzienlijke
terugbetalingsverplichting voor de vrouw zal leiden. Hoewel hiermee in het algemeen
behoedzaam moet worden omgegaan, is het hof - gelet op de omstandigheden van
het geval - van oordeel dat dit van de vrouw gevergd kan worden. De
betalingsverplichting vanaf 1 augustus 2018 is pas vastgesteld in de bestreden
beschikking van 9 januari 2020. De vrouw wist dat de man het in principe niet eens was met
de beslissing van de rechtbank, gelet op het door hem ingenomen standpunt in de
procedure in eerste aanleg. De vrouw kon en moest er daarom rekening mee houden dat de man misschien in hoger beroep zou gaan, zoals dus ook daadwerkelijk het geval is.
Verder blijkt uit de beschikking van de rechtbank ook dat de vrouw zoveel draagkracht
heeft dat zij in staat is om zelf geheel in de behoefte van de kinderen te voorzien. De vrouw heeft de kinderalimentatie dus niet hoeven uitgeven omdat zij
anders niet in staat was om in de behoefte van de kinderen te kunnen voorzien.
Zij had voldoende financiële middelen om de door de man betaalde kinderalimentatie
te reserveren voor het geval het hof een ander oordeel dan de rechtbank zal
geven en er een terugbetalingsverplichting voor haar ontstaat. Het hof is,
kortom, van oordeel dat de terugbetalingsverplichting van de door de man teveel
betaalde kinderalimentatie van de vrouw gevergd kan worden.
Het hof vernietigt de beschikking van
de rechtbank, stelt de kinderalimentatie met ingang van
1 januari 2020 vast op € 162 per kind per maand en legt aan de vrouw een
terugbetalingsverplichting op.
De uitspraak is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:GHARL:2020:10752