In veel gevallen staat de echtelijke woning op naam van beide partijen en zijn zij samen eigenaar ieder voor de helft en staat ook de hypotheekakte op beider naam, dat wil zeggen: hebben zij samen de hypotheek afgesloten bij de bank en hebben ze beiden getekend voor de hoofdelijke aansprakelijkheid. Ieder is dan 100 % aansprakelijk voor het gehele bedrag ten opzichte van de bank. Maar het komt ook voor dat de bank verlangt dat degene die niet de mede-eigendom heeft van de woning toch tekent voor bijvoorbeeld een extra hypotheek voor verbouwing. Dat geeft de bank extra zekerheid, maar het geeft degene die mee-tekent voor de hypotheek niets, behalve een verplichting tot aflossing. Geen recht op een deel van de woning in ieder geval. Het komt ook voor dat de hypothecaire geldlening niet geheel besteed is aan de woning, maar dat met die lening een oude schuld is afgelost bijvoorbeeld. Als partijen in de ouderwetse gemeenschap van goederen zijn gehuwd is ook die oude schuld in de gemeenschap gevallen, maar als partijen op huwelijkse voorwaarden zijn gehuwd is het verstandig om de hypotheek onder de loep te nemen. Daarbij is dan wel van belang dat partijen zelf nog weten en kunnen laten zien waarvoor de hypothecaire geldlening is aangewend.
In hoger beroep bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch lag de vraag voor of de gehele hypotheekschuld van € 45.000 in de onderlinge verhouding tussen partijen volledig voor rekening van de vrouw dient te komen? Het Gerechtshof deed uitspraak op 27-02-2020 (
ECLI:NL:GHSHE:2020:738).
Partijen waren gezamenlijk hypothecaire schulden aangegaan bij de Rabobank van totaal € 45.000,-. Deze leningen zijn hypothecair verbonden aan de woning die eigendom is van de vrouw. Partijen zijn voor deze schulden hoofdelijk aansprakelijk (ieder voor het geheel) ten opzichte van de bank (schuldeiser). De vrouw betoogde dat de man in de onderlinge verhouding echter gedeeltelijk draagplichtig was omdat een deel van de hypothecaire geldlening zou zijn aangewend voor aflossing van leningen van de man. Het gerechtshof kon de vrouw niet volgen in haar stelling dat de man in hun onderlinge verhouding draagplichtig dient te zijn voor een bedrag van € 32.000,- omdat dat de vrouw haar stelling onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd, hetgeen wel op haar weg lag. De vrouw kon niet genoeg bewijzen overleggen. Het gevolg is dus dat zij in de onderlinge verhouding de man niet kan aanspreken op betaling. Het risico voor de man blijft dat de bank hem kan aanspreken als de vrouw haar verplichtingen ten opzichte van de bank niet meer kan nakomen.