Alimentatie die is overeengekomen of is vastgesteld door de rechtbank, kan worden gewijzigd maar niet in alle gevallen en alleen op de juiste gronden. Volgens de wet zijn er verschillende gronden en in een procedure tot wijziging van de alimentatie moet duidelijk worden aangegeven op welke grond men zich beroept. Wijziging is mogelijk op grond van een wijziging van omstandigheden (de meest gebruikte reden) en de hierna genoemde.
Wijziging van omstandigheden (artikel 1:401 lid 1 BW)
Niet elke wijziging van omstandigheden is een wijziging in de zin van artikel 1:401 lid 1 BW. Het dient te gaan om een rechtens relevante wijziging die maakt dat de uitspraak niet meer aan de wettelijke vereisten voldoet. Daarbij is niet relevant of die omstandigheden bij het sluiten van de overeenkomst voorzienbaar of bekend waren. Enkel is van belang of met die omstandigheden zodanig rekening is gehouden, dat zij geacht moeten worden aan de vaststelling van de bijdrage ten grondslag te hebben gelegen. Aangezien de alimentatie meestal is berekend op basis van de behoefte (aan de zijde van de alimentatiegerechtigde) en de draagkracht (aan de zijde van de alimentatieplichtige) is een wijziging in het inkomen van de alimentatiegerechtigde of de alimentatieplichtige, wel de meest gebruikte grond om een eerder vastgestelde bijdrage te wijzigen.
Onjuiste of onvolledige gegevens (artikel 1:401 lid 4 BW)
Voor een wijziging van een rechterlijke uitspraak op de in deze bepaling genoemde grond is noodzakelijk, maar ook voldoende dat de verzoeker aannemelijk maakt dat bij de uitspraak is uitgegaan van onjuiste of onvolledige gegevens en dat deze als gevolg daarvan van aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft beantwoord.
Grove miskenning wettelijke maatstaven (artikel 1:401 lid 5 BW)
Voor een geslaagd beroep op dit artikel is niet voldoende dat de rechter op grond van dezelfde gegevens tot een ander resultaat zou komen. Vereist is daarbij dat het overeengekomen bedrag in evidente wanverhouding staat tot hetgeen de rechter zou hebben bepaald.
Op deze bepaling kan geen beroep worden gedaan indien partijen bewust van de wettelijke maatstaven zijn afgeweken, tenzij het aannemelijk is dat na het tot stand komen van de overeenkomst een wijziging van omstandigheden is ingetreden die meebrengt dat de wederpartij, in het licht van alle dan bestaande omstandigheden, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Er geldt in die gevallen een verzwaarde toetsingsgrond.
Het is vaste rechtspraak dat de rechter in de laatste situatie terughoudendheid moet betrachten. Dat ziet zowel op zijn oordeel over de vraag of aan dit vereiste is voldaan als, indien dat het geval is, op de uitoefening van zijn bevoegdheid tot wijziging. Dit brengt mee dat de rechter bij een eventuele wijziging van de uitkering tot levensonderhoud zoveel mogelijk aansluiting moet zoeken bij wat partijen bij hun overeenkomst voor ogen stond, waarbij hij mede zal dienen te letten op het verband dat kan zijn beoogd tussen de regeling betreffende het levensonderhoud en eventuele door partijen getroffen regelingen van andere aard.
Beding van niet-wijziging
Indien partijen bij het sluiten van een overeenkomst schriftelijk zijn overeengekomen dat deze afspraken nadien niet bij rechterlijke uitspraak kunnen worden gewijzigd, dan wel uitsluitend onder bepaalde omstandigheden (en daarmee de werking van artikel 1:401 lid 1 BW opzij hebben gezet), geldt eveneens een verzwaarde toetsingsgrond. Indien de omstandigheden zo ingrijpend zijn gewijzigd dat de verzoeker naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet langer aan het beding mag worden gehouden, kan op verzoek van één van de partijen de overeenkomst door de rechter worden gewijzigd.