Partneralimentatie wordt meestal vastgelegd als een maandelijks te betalen bijdrage aan de onderhoudsgerechtigde om in het levensonderhoud te voorzien. De hoogte is afhankelijk van diverse factoren zoals eigen inkomen, draagkracht van de onderhoudsplichtige en gezinssituatie. De omstandigheden die bepalend zijn voor de hoogte van de alimentatie, kunnen zich wijzigen in de loop van de tijd/de alimentatieduur. Indien de onderhoudsplichtige gaat samenwonen heeft dat gevolgen voor zijn/haar draagkracht. Deze neemt toe omdat voortaan de woonlast kan worden gedeeld. Een verzoek tot wijziging/verhoging van de partneralimentatie is mogelijk op grond van het feit dat de draagkracht is toegenomen. Samenwonen door de onderhoudsgerechtigde leidt tot het einde van de onderhoudsverplichting op grond van artikel 1:160 BW. In het echtscheidingsconvenant kunnen daarover afspraken worden gemaakt. Zo kan bijvoorbeeld een niet-wijzigingsbeding worden opgenomen. Om onzekerheid voor de toekomst uit te sluiten kan ook worden gekozen voor afkoop van de alimentatieverplichting. Wijzigingen in de toekomst hebben dan geen effect meer. Behalve dan het afhankelijk worden van een bijstandsuitkering. Indien de onderhoudsgerechtigde afhankelijk wordt van een uitkering op grond van de Participatiewet, dan is de Sociale Dienst niet gehouden aan de afspraken tussen partijen. Het accepteren van een te lage afkoopsom kan een verwijt opleveren. Als er al een uitkering wordt gegeven kan de Sociale Dienst deze toch (gedeeltelijk) verhalen. Oppassen dus.
Voor het bepalen van de hoogte van de afkoopsom kan men kijken naar mogelijke wijzigingen die in het verschiet liggen. Een afkoopsom is zelden gelijk aan het totale bedrag aan maandelijkse uitkeringen gerekend over de maximale termijn dat iemand recht heeft op partneralimentatie. Heel vaak wordt die termijn immers niet volgemaakt door een wijziging van omstandigheden.
Een afkoopsom van partneralimentatie kan ook dienen om na de scheiding in de woning te kunnen blijven wonen. Indien dit echter niet goed wordt geregeld en vastgelegd, kan dat nadelige fiscale gevolgen hebben. Op de eerste plaats dient er natuurlijk sprake te zijn van een onderhoudsverplichting.
Als er sprake is van overwaarde in de woning en de alimentatiegerechtigde wil de woning overnemen dan zal hij/zij de ander moeten uitkopen voor de helft van de overwaarde. Dit bedrag moet meestal extern gefinancierd worden door een bank. Als dat wegens een te laag inkomen niet lukt, dan moet de woning verkocht worden. Door een afkoopsom van partneralimentatie te ‘ruilen’ voor het aandeel in de overwaarde van de woning, kan de woning wellicht toch worden toebedeeld aan de onderhoudsgerechtigde.
Voor de ontvanger geldt dat een afkoopsom van partneralimentatie fiscaal wordt belast. Dat geldt ook voor alles dat in de plaats van deze afkoopsom komt.Bij verrekeningen van partneralimentatie met andere vermogensbestanddelen zoals de overwaarde in de woning, moet er nog steeds belasting worden betaald.
De afkoopsom verhoogt bij de ontvanger het belastbaar inkomen in box 1 en daarover moet inkomensbelasting betaald worden. De algemene heffingskorting is afhankelijk van de hoogte van het belastbaar inkomen uit werk en woning. De algemene heffingskorting wordt door de afkoopsom verlaagd. Ook dient over de afkoopsom de inkomensafhankelijke premie zorgverzekeringswet te worden betaald (5,45% over een grondslag van maximaal € 57.232 (in 2020). Door de verhoging van het inkomen uit werk en woning zal ook het verzamelinkomen toenemen. Hierdoor wordt het recht op toeslagen lager dan bij de voorlopige toekenning is ingeschat. Dat leidt tot terugvordering door de fiscus van eerder ontvangen toeslagen.
De betaalde afkoopsom is onder voorwaarden aftrekbaar. De afkoopsom kan pas na het inschrijven van de echtscheiding aan de ex-echtgenoot betaald worden. Wordt de afkoopsom betaald vóór de totstandkoming van de echtscheiding dan is deze wél belast bij de alimentatiegerechtigde, maar niet aftrekbaar voor de alimentatieplichtige.
De fiscale gevolgen van de afkoop kunnen in het jaar dat het fiscaal partnerschap eindigt,gedeeltelijk worden geneutraliseerd door te kiezen voor het voljaars(fiscaal)partnerschap. Deze keuze kan in het convenant worden vastgelegd. De voormalige partners doen hierbij alsofze nog het hele jaar elkaars fiscaal partner zijn en kunnen dus de aangifte optimaliseren door het schuiven met aftrekposten. De persoonsgebonden aftrek van de onderhoudsplichtige in verband met de afkoop kan aan de onderhoudsgerechtigde worden toegerekend. Hierdoor kan de verrekening van de afkoopsom van partneralimentatie met de overbedelingsschuld in verband met de toedeling van de eigen woning, nagenoeg fiscaal neutraal plaatsvinden. Het gevolg is dat er geen of een beperkt effect is voor de inkomstenbelasting en voor het eventuele recht op toeslagen. Het resultaat is een netto afkoop. Wel dient nog steeds 5,45% inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet over de afkoopsom betaald te worden aan de Belastingdienst door de onderhoudsgerechtigde.
Het moment van inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand én het moment van levering van de woning (via de notaris) zijn in dit kader ook relevant. Wanneer de drie momenten samenvallen in hetzelfde kalenderjaar staat aan de vrije toerekening van de afkoopsom niets in de weg. Indien een van deze momenten in een volgend kalenderjaar is gelegen, kan dit fiscale schade tot gevolg hebben.
Het fiscaal partnerschap wordt ontbonden als het verzoekschrift tot echtscheiding wordt ingediend en partijen niet meer op hetzelfde adres staan ingeschreven. De echtscheiding komt tot stand door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. De partneralimentatie is aftrekbaar ná de inschrijving van de echtscheiding. De rechtbank heeft tijd nodig om de echtscheidingsbeschikking af te geven. Zeker als er kinderen zijn van 12 jaar of ouder, die gehoord moeten worden.
Het overnemen van het onverdeelde aandeel in de woning én de daarop rustende hypothecaire geldlening neemt ook tijd in beslag. Toedeling van de woning bij convenant geschiedt meestal en bij voorkeur onder de opschortende voorwaarde dat de bank de andere partij ontslaat uit de hoofdelijke aansprakelijkheid terzake de op de woning rustende hypothecaire schuld. Een dergelijke aanvraag bij de bank, vraagt tijd om deze te beoordelen. Wanneer het fiscaal partnerschap eindigt in het ene jaar en de effectuering van de toedeling (de levering via de notaris) vindt pas plaats in het daaropvolgende jaar, dan biedt de keuze in het convenant voor het voljaars fiscaal partnerschap geen soelaas meer. Deze keuze kan immers in het jaar daarop niet meer worden gemaakt.
De afspraken omtrent de afkoop van alimentatie dienen dan ook goed te worden beschreven in een convenant en een goede timing is van belang. De rechtbank heeft tijd nodig om de echtscheidingsbeschikking af te geven en de bank heeft tijd nodig om de aanvraag van ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid terzake de hypothecaire geldlening te boordelen.