In tijden van recessie hoort bij de beoordeling van de onderhoudsplicht de focus te worden gericht op de liquide middelen die de ondernemer daadwerkelijk aan
zijn onderneming kan onttrekken, zonder de continuïteit van de onderneming in gevaar te brengen. Met de huidige Corona-maatregelen, die voor veel bedrijven grote gevolgen hebben, vragen veel ondernemers zich af of zij nog alimentatie kunnen en moeten betalen.
De hoogte van de alimentatie is onder meer afhankelijk van de draagkracht. De draagkracht gaat uit van het redelijkerwijs te verdienen inkomen. De voor een ondernemer vastgestelde onderhoudsbijdrage is altijd
gebaseerd op een inschatting. Pas later kan blijken of de inschatting klopt en of de ondernemer in
privé daadwerkelijk de veronderstelde liquide middelen ter beschikking heeft gehad.
Het Tremarapport verwijst voor de berekening van alimentatie naar diverse uitgangspunten voor de
winstberekening. Kort samengevat: de
bedrijfseconomische winst is het vertrekpunt voor het beoordelen van de draagkracht. De
aanbevelingen uit het Tremarapport hebben er in de praktijk toe geleid dat het gemiddelde van de winst over de laatste drie tot vijf jaren in de beoordeling wordt betrokken. De vraag of op het moment van
vaststelling de bijdrage daadwerkelijk uit de liquide middelen kan worden betaald, is geen standaard
onderdeel van het onderzoek en de beoordeling.
De winst is af te leiden uit de winst en verliesrekening, onderdeel van de
jaarrekening. Het bedrijfseconomische winstbegrip is een boekhoudkundige, ofwel papieren grootheid: het resultaat van opbrengsten en kosten, zonder dat er een relatie hoeft te zijn met daadwerkelijke
ontvangsten of uitgaven in het betreffende jaar. Opbrengsten en kosten zijn verbonden met de
balans en winst en verliesrekening, ontvangsten en uitgaven met de kasstroom. Alleen de geboekte winst is een te beperkt aanknopingspunt voor de beoordeling van
de financiële situatie van de ondernemer en daarmee zijn draagkracht. Daar komt bij dat de in het verleden behaalde winst geen garantie is voor
de toekomst.
Bij een bedrijfseconomische benadering van
de aan de ondernemer ter beschikking staande liquide middelen, maakt het in beginsel niet zo veel
uit of het over een ondernemer met een eenmanszaak gaat, of een directeur grootaandeelhouder. Om te kunnen ondernemen heeft de ondernemer liquide middelen nodig. Een kasstroomoverzicht,
verdeeld in de operationele, investerings‐ en financiële kasstromen, geeft inzicht in de herkomst en
besteding van de middelen. Inkomende kasstromen zijn de ontvangsten uit verkoop,
desinvesteringen en geldleningen. Uitgaande kasstromen zijn uitgaven voor salaris, leveranciers,
belastingen, investeringen, rente en aflossingen en winstuitkeringen.
De kasstroom van het verleden geeft geen inzicht in de toekomstige ontwikkeling daarvan. Hoewel
een ondernemer niet weet over welke middelen hij in de toekomst kan beschikken, kan hij wel op
basis van zijn bedrijfsvoering en ervaringen in het verleden een inschatting maken van de
toekomstige kasstromen. Het ligt op zijn weg daarover informatie te verschaffen, bijvoorbeeld door
middel van een overzicht van de te verwachten omzetontwikkeling in de branche, een investeringsplanning, de verplichte aflossingen, te verwachten baten e.d..
Het wettelijk kader voor de NV en de BV, met name de bepalingen gericht op derdenbescherming, mag ook niet uit het oog worden verloren . Om een winstuitkering te kunnen
doen, moet een vennootschap niet alleen over vrij te maken liquide middelen beschikken, maar ook
over vrije reserves.
Bij beoordeling van de financiële ruimte bij een eenmanszaak op basis van de vroegere en toekomstige kasstromen,
dient in het kasstroomoverzicht het saldo van de onttrekkingen en stortingen van de ondernemer
buiten beschouwing te worden gelaten.
Als uit de beschikbare jaarstukken met kasstroomoverzichten en prognoses blijkt dat sprake zal zijn
van winst en een positieve vrije kasstroom, dan is deze beschikbaar voor onttrekking. Het te
onttrekken bedrag kan in beginsel als bruto inkomen van de ondernemer worden gezien. Ter
berekening van het netto besteedbaar inkomen dienen daarop de belastingen en premies
volksverzekeringen in mindering te worden gebracht. Als de ondernemer in privé of binnen zijn onderneming over vrij te maken liquide middelen beschikt,
kan worden gekeken of kan worden ingeteerd op vermogen. Voorkomen moet worden dat de onderneming niet meer over voldoende
werkkapitaal beschikt of dat het vermogen van de onderneming onder een bepaalde grens zakt, die
bijvoorbeeld van belang is voor financiers.
De positie van de dga verschilt met die van de IB‐ondernemer. De dga geniet salaris en het vermogen
van de vennootschap komt hem niet rechtstreeks toe, maar middels winstuitkeringen. Op het salaris van de dga houdt de
vennootschap loonbelasting in (belastingdruk maximaal 52%). Dit salaris kan de dga binnen bepaalde
grenzen zelf vaststellen op de voor hem optimale hoogte. Een minimumgrens is te vinden in de fiscale
wetgeving, mede gesteld om te voorkomen dat de dga zijn
beloning uitsluitend ontvangt in de vorm van de lager belaste dividenduitkeringen (uiteindelijke
belastingdruk 40% ‐ 43,75%). In het kasstroomoverzicht van de vennootschap is het salaris van de dga als
uitgave verwerkt. In verband met het berekenen van de draagkracht dient het saldo van de stortingen
en onttrekkingen voor privédoeleinden en de mutaties in de rekening‐courantverhouding privé
buiten beschouwing te worden gelaten. Is de kasstroom, in het verleden en naar verwachting voor de
toekomst, per saldo positief, dan beschikt de vennootschap over de liquide middelen om het salaris
van de dga, of mogelijk zelfs een hoger bruto salaris, te voldoen. Is de kasstroom negatief maar kan worden ingeteerd op de reserves ten behoeve van de
salarisbetaling, zonder dat dit een bedreiging vormt voor de continuïteit van de onderneming, dan kan
het salaris ook als uitgangspunt worden genomen bij de beoordeling van de draagkracht. Indien niet kan
worden ingeteerd, is er geen draagkracht.
Het komt voor dat de aandeelhouder zijn salaris verlaagt of er voor kiest om het ten dele in de
vennootschap te laten. Hij kan dat doen door het niet opgenomen deel in rekening courant te
boeken, als vordering op de vennootschap. Een negatieve kasstroom kan daarvoor een goede reden
zijn, in welk geval kan worden aangesloten bij het lagere salaris. In geval van een positieve vrije
kasstroom is dat de vraag en afhankelijk van een goede reden, bijvoorbeeld omdat hij anders geen
financiering krijgt.
Bij de beoordeling van de draagkracht van een ondernemer dient te worden beoordeeld welke
middelen hem ter beschikking staan. Enkel de winst die in het verleden op papier is geboekt, biedt in tijden van crisis onvoldoende aanknopingspunt. De
daadwerkelijke geldstromen en liquide middelen in de onderneming dienen daarnaast in aanmerking te worden
genomen. Met een kasstroomoverzicht kan rekening worden gehouden met de continuïteit van de onderneming. Meer dan de vrije kasstroom kan in beginsel niet aan de
onderneming worden onttrokken.