Bij de verdeling of verrekening vanwege echtscheiding vraagt de lijfrentepolis extra aandacht.
Een lijfrentevoorziening heeft als doel toekomstig inkomen aan te vullen. Lijfrentevoorzieningen bestaan in de vorm van een kapitaal- of beleggingsverzekering of in de vorm van een spaar- of beleggingsrekening. De gelden die worden ingelegd in een lijfrentevoorziening zijn in het verleden als “uitgaven voor een inkomensvoorziening” in mindering gebracht op het “inkomen uit werk en woning”. Tegenover het hiermee behaalde belastingvoordeel staat dat de termijnen later, in de uitkeringsfase, zijn belast als “belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen”. De leidende gedachte bij het afsluiten van een lijfrentepolis is meestal dat het belastingtarief waartegen kan worden afgetrokken groter is dan waartegen het later in de uitkeringsfase wordt belast. Bovendien vormt de lijfrentevoorziening geen onderdeel van de vermogensgrondslag in box 3. Tegenover het belastingvoordeel staat de voorwaarde dat de gelden uit de lijfrentevoorziening worden gebruikt om het inkomen op de oude dag aan te vullen. Het bedrag kan in principe niet ineens worden uitgekeerd.
Indien tot de huwelijksgemeenschap een lijfrentepolis behoort,dan dient deze in de verdeling bij scheiding betrokken te worden. Indien partijen op huwelijkse voorwaarden zijn gehuwd met een verrekenbeding dan dient de lijfrente niet verdeeld te worden, maar dient de waarde verrekend te worden.
Omdat de lijfrente uitkeringen in de toekomst zijn belast, dient bij de waardering van de lijfrentevoorziening een belastinglatentie toegepast te worden. Over de opgebouwde waarde nu, moet immers later belasting betaald worden. In de praktijk wordt de belastinglatentie vaak op 30% gesteld. In 2018 heeft de Hoge Raad een uitspraak gedaan over de waardering van belastinglatenties. De Hoge Raad oordeelde dat als partijen bij de afrekening uitgaan van de afkoopwaarde op de peildatum, het niet is toegestaan voor de berekening van de belastinglatentie uit te gaan van een later moment en vervolgens een contante waardeberekening toe te passen (Hoge Raad 23 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:281).
Indien de lijfrente in het kader van de verdeling van de gemeenschap verdeeld moet worden, zijn er verschillende opties zoals afkoop, splitsing, toedeling aan diegene die de voorziening heeft opgebouwd of toedeling van de voorziening aan de partner die de voorziening niet heeft opgebouwd. Het afkopen van een lijfrentevoorziening heeft echter grote fiscale gevolgen. De belastingplichtige dient bij afkoop inkomstenbelasting te betalen over alle premies en het rendement daarop. Daarnaast dient 20% revisierente betaald te worden over deze uitkering. Dat maakt dat niet vaak wordt gekozen voor afkoop. Er geldt echter een uitzondering voor lijfrentevoorzieningen waarvan de waarde in het economische verkeer kleiner is dan € 4.475. Deze vrijstelling geldt voor beide partners. Dat betekent dat voorzieningen die kleiner zijn dan € 8.950 kunnen worden afgekocht. Hierbij dient wel duidelijk te zijn dat de afkoopwaarde bij helfte zal worden verdeeld. Meerdere voorzieningen bij dezelfde aanbieder dienen bij elkaar opgeteld te worden.
De lijfrentevoorziening kan in het kader van een verdeling van een gemeenschap (met toestemming van de verzekeraar) gesplitst worden zonder fiscale gevolgen. De partner die de lijfrente niet heeft opgebouwd zet dan een deel van de voorziening voort.
Indien de lijfrentevoorziening geheel aan één van de partners wordt toebedeeld dan wordt de ontvangende partner overbedeeld. Hiervoor dient diegene een vergoeding te betalen aan de ander. Deze compensatie kan de vorm hebben van geld maar ook van een vermogensbestanddeel. De compensatie in verband met de overbedeling zal worden belast bij de partij die de vergoeding ontvangt. De partner die de compensatie voldoet heeft een persoonsgebonden aftrek. Daarbij maakt het geen verschil wie de voorziening heeft opgebouwd.
Een lijfrentevoorziening kan ook onderdeel zijn van het te verrekenen vermogen indien er sprake is van een huwelijkse voorwaarden met een verrekenbeding. Het kan voorkomen dat diegene tot wiens vermogen de lijfrentevoorziening behoort in verband met een verrekenbeding een vergoeding moet betalen aan de andere echtgenoot. De verrekening heeft dezelfde fiscale gevolgen als bij het verdelen van een huwelijksgemeenschap. Ook hier kan het gewenst zijn dat de lijfrentevoorziening geheel of gedeeltelijk wordt toebedeeld aan de andere echtgenoot. Bijvoorbeeld als er onvoldoende liquide middelen zijn om een partner te compenseren. Deze handeling kan op grond van de letterlijke wettekst niet fiscaal geruisloos plaatsvinden. In een beleidsbesluit (Besluit van 13 juni 2012, nr. BLKB2012/283M) is echter goedkeuring gegeven om de lijfrente onder specifieke voorwaarden over te dragen aan de andere partner. Laat u zich hierover goed voorlichten om niet later voor verrassingen te komen staan.