De gemeenschap wordt ontbonden op het moment dat het verzoekschrift tot echtscheiding wordt ingediend. Tenzij een andere datum wordt overeengekomen is de datum indiening verzoekschrift de peildatum voor de vaststelling van de samenstelling van de boedel. Bezittingen en schulden die in de gemeenschap zijn gevallen, moeten worden verdeeld en ieder heeft recht op de helft van het saldo van de gemeenschap. Discussie kan ontstaan of iets nu wel of niet in de gemeenschap is gevallen als het gaat om bijvoorbeeld een vordering die tijdens het huwelijk is ontstaan maar die pas na ontbinding van de gemeenschap is uitgekeerd. Denk aan de teruggave van het energiebedrijf, een belastingteruggave, het vakantiegeld, eindejaarsuitkering, een schade-uitkering. Vakantiegeld wordt maandelijks gereserveerd en er ontstaat dus een tegoed dat meestal in de maand mei wordt uitgekeerd. Een ongeval kan tijdens het huwelijk hebben plaatsgevonden; de schadeduitkering die daarvan het gevolg is, vindt later plaats. Een te hoog vastgesteld maandbedrag voor de energie leidt tot een teruggave door het energiebedrijf. Moeten deze activa ook worden verdeeld? Daarover sprak het Gerechtshof Arnhem zich uit op 12-11-2020.
De vrouw doet verzoeken ten aanzien van de verdeling van het vakantiegeld, een ontvangen belastingteruggave en een teruggave energiekosten. De peildatum (datum indiening verzoekschrift) is 2-4-2019. De man heeft over de periode juni 2018 tot en met mei 2019 vakantiegeld opgebouwd en dat is in mei 2019 uitbetaald. Die uitbetaling heeft niet op de gezamenlijke rekeningen van partijen plaatsgevonden. De verdeling van het banksaldo houdt daarom ook geen verband met de uitkering en verdeling van het vakantiegeld. Volgens de vrouw dient het tijdens het huwelijk opgebouwde vakantiegeld over de periode van juni 2018 tot en met maart 2019 alsnog bij helfte verdeeld te worden.
De man stelt zich op het standpunt dat dit vakantiegeld niet voor verdeling in aanmerking komt. Ten eerste heeft de uitbetaling ná de peildatum plaatsgevonden en ten tweede heeft de man vanaf 12-7-2018 tot 1-5-2020 alle lasten voor de echtelijke woning voldaan, terwijl de vrouw in die periode in de woning woonde en zelf geen inkomsten had.
De vrouw stelt dat partijen op het moment van uitbetaling nog steeds gehuwd en jegens elkaar op grond van artikel 1:84 BW onderhoudsplichtig. Het vakantiegeld mag dan zijn uitgekeerd na de peildatum, het zijn wel gelden die zijn opgebouwd tijdens het huwelijk en die vallen in de gemeenschap.
Het hof is van oordeel dat het vakantiegeld, voor zover opgebouwd tijdens de huwelijkse periode, verdeeld dient te worden. Weliswaar is het vakantiegeld uitbetaald in mei, hetgeen na de peildatum is, maar dit neemt niet weg dat de aanspraak op het vakantiegeld maandelijks wordt opgebouwd en als vordering aan de actiefzijde tot de gemeenschap behoort.
De belastingteruggave 2018 is gestort op de gezamenlijke rekening op 1-5-2019. De man heeft dit volledige bedrag nog diezelfde dag overgeboekt naar een bankrekening die niet tot de gemeenschap behoorde. Volgens de vrouw dient de man de teruggave op grond van artikel 1:164 van het Burgerlijk Wetboek aan de gemeenschap te vergoeden.
De man voert als verweer aan dat de teruggave inkomstenbelasting 2018 enkel ziet op de aftrek van hypotheekrente in 2018. De hypotheekrente is tijdens het huwelijk en daarna door de man voldaan, ook toen de man niet meer in de woning verbleef. Het is volgens de man niet redelijk dat hij alsnog de helft van deze teruggave aan de vrouw zou moeten voldoen.
Het hof is van oordeel dat de teruggave inkomstenbelasting 2018 bij helfte moet worden gedeeld. Deze teruggave heeft betrekking op de huwelijkse periode en valt daarmee in de te verdelen gemeenschap. Dat de man, zoals hij stelt, de hypotheekrente voldeed doet daar niet aan af, alleen al omdat die betalingen zijn verricht van een bankrekening waarvan het saldo per 2-4-2019 (de peildatum) in de verdeling is betrokken.
De teruggave energienota is in augustus 2019 gestort. De vrouw stelt dat de teruggave grotendeels ziet op de huwelijkse periode en verdeeld dient te worden voor zover de teruggave betrekking heeft op de periode 23-7-2018 tot 2-4-2019 (de peildatum).
De man is het hier niet mee eens. Partijen zijn op 12 juli 2018 uit elkaar gegaan en sindsdien verblijft de man bij zijn ouders, terwijl hij wel alle lasten voor de echtelijke woning volledig heeft moeten voldoen, waaronder de energiekosten.
Het hof wijst ook dit verzoek van de vrouw toe. Ook de teruggave van de energiekosten behoort tot de te verdelen gemeenschap van goederen, voor zover deze betrekking heeft op de periode tot de peildatum. Dat de man al geruime tijd niet meer in de woning woont en die kosten heeft betaald doet daar niet aan af.
Deze uitspraak is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:GHARL:2020:9345