Partneralimentatie wordt bepaald op basis van behoefte en draagkracht. De behoefte aan een bijdrage van de onderhoudsgerechtigde wordt vastgesteld op basis van de welstand tijdens het huwelijk en gekoppeld aan het netto besteedbaar gezinsinkomen voorafgaand aan de verbreking van de huwelijkse samenwoning. Bij samenwoning van de onderhoudsgerechtigde komt een einde aan de onderhoudsverplichting op grond vanartikel 1:160 BW. Maar samenwonen als waren zij gehuwd is lastig te bewijzen als het wordt ontkend. Een duurzame affectieve relatie onderhouden is niet voldoende om vast te stellen dat iemand samenwoont. Toch kan het hebben van een relatie ook zonder samenwonen voordelen bieden als de nieuwe partner bijvoorbeeld de vakanties, etentjes en dergelijke betaald. Werkt dat behoefte-verlagend in die zin dat ook de partneralimentatie omlaag kan? Die vraag speelde bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en het hof deed uitspraak op 24-11-2020.
De man had onder meer om nihilstelling van de partneralimentatie gevraagd. Zijn ex-vrouw woonde dan wel niet (aantoonbaar) samen maar hield er wel een riante levensstijl op na sinds zij een nieuwe partner had die haar overlaadde met luxe. Volgens de man was de vrouw niet langer behoeftig.
Ten aanzien van het standpunt van de man dat de vrouw niet langer behoeftig is, overweegt het hof als volgt:
De relatie van de alimentatiegerechtigde met een nieuwe partner kan een rol spelen bij de behoeftigheid. Daarbij kan het hof ook rekening houden met omstandigheden van niet financiële aard; deze kunnen meebrengen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om van de alimentatieplichtige ex-echtgenoot een (volledige) bijdrage in het levensonderhoud te verlangen. De man stelt dat de nieuwe partner van de vrouw voor een groot deel in de behoefte van de vrouw voorziet, doordat de nieuwe partner luxe vakanties, uitjes, etentjes, een nieuwe auto en benzinekosten voor de vrouw betaalt. Hoewel de vrouw door betalingen van haar nieuwe partner er een levensstijl op nahoudt met meer luxe dan zij tijdens het huwelijk van partijen gewend was, voorziet de nieuwe partner daarmee niet in de huwelijksgerelateerde behoefte van de vrouw. De luxe traktaties zijn extra’s en komen niet in de plaats van haar huwelijksgerelateerde behoefte. De man heeft ter zitting erkend dat partijen tijdens hun huwelijk dergelijke luxe vakanties niet hebben gehad. De door de partner aan de vrouw ter beschikking gestelde auto is vergelijkbaar met een leaseauto, waarvan de vrouw zelf de kosten betaalt. De vrouw profiteert weliswaar van de betalingen door haar nieuwe partner, maar de nieuwe partner voorziet daarmee niet in haar basis huwelijksgerelateerde behoefte. Om die reden ziet het hof geen aanleiding de betalingen van de nieuwe partner in mindering te brengen op de behoefte van de vrouw. Verder neemt het hof in aanmerking dat de nieuwe partner van de vrouw niet onderhoudsplichtig is voor de vrouw en niet kan worden gedwongen haar zaken te schenken en rekeningen voor haar te betalen. In de situatie waarin artikel 1:160 BW van toepassing is wordt de onderhoudsplicht van de ex-echtgenoot weliswaar doorbroken zonder dat daar een afdwingbare onderhoudsplicht van de nieuwe partner tegenover staat in het geval er (nog) geen sprake is van een huwelijk, maar zoals eerder beslist is bij de vrouw en haar nieuwe partner geen sprake van een samenwonen als waren zij gehuwd.
De man heeft nog gesteld dat ook de ouders van de vrouw voor een deel in de behoefte van de vrouw voorzien, doordat zij de kosten van de tuinman betalen. De betaling van het tuinonderhoud door de ouders van de vrouw levert weliswaar een – geringe – besparing op, maar ook de ouders van de vrouw kunnen niet worden gedwongen tot betaling van dit bedrag. Het hof zal ook deze betalingen buiten beschouwing laten bij de bepaling van de behoefte van de vrouw.
Deze uitspraak is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:GHARL:2020:9745