Alimentatiegerechtigde ouders klagen regelmatig dat de alimentatieplichtige ouder naast de maandelijkse bijdrage niets voor de kinderen willen betalen. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch geeft de alimentatieplichtigen in een uitspraak van 6 maart 2014, (ECLI:NL:GHSHE:2014:634) (FJR 2015/11.5) daarin gelijk en overweegt dat het uitgangspunt is dat ouder bij wie kind hoofdverblijf heeft de ‘vaste lasten’ voldoet (schoolgeld, contributies e.d.). De kinderalimentatie is een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind. De kosten van het kind worden bepaald aan de hand van het gezamenlijk netto besteedbaar inkomen van de ouders voor de verbreking van de (huwelijkse) samenwoning en de Nibud-tabellen. In die tabellen wordt rekening gehouden met de leeftijd en het aantal kinderen. Als door het ontbreken van draagkracht bij beide ouders niet geheel kan worden voorzien in de totale kosten van het kind, is dat zuur voor de verzorgende ouder. Die zal regelmatig 'nee' moeten zeggen als het kind iets vraagt of nodig heeft. Die ervaring kan vaak niet worden gedeeld met de niet-verzorgende ouder, met name niet als de verhoudingen niet goed zijn.
Ouders die samen afspraken maken over de bijdrage voor de kinderen, kunnen ook afspraken maken over de gewone verblijfs-overstijgende kosten zoals kleding, of over bijzondere, incidentele kosten waarbij te denken valt aan kosten van orthodontie, zwemles, een instrument of huiswerkbegeleiding bijvoorbeeld. In het ouderschapsplan kan worden opgenomen dat in overleg tussen de ouders zal worden beslist over bepaalde uitgaven die nodig zijn maar waarvoor de maandelijkse bijdrage geen ruimte biedt.
De extra, in overleg te bepalen, bijdragen zijn niet te innen zoals de ten laste van de alimentatieplichtige vastgestelde maandelijkse bijdrage (kinderalimentatie) te innen is. Die maandelijkse bijdrage kan via een deurwaarder of het LBIO worden geïnd als deze door een beschikking van de rechtbank is voorzien van een executoriale titel. Om die reden kiezen verzorgende ouders vaak voor de zekerheid van een zo hoog mogelijk vastgestelde maandelijkse bijdrage. Dat betekent dan vaak ook dat er geen bereidheid is bij de alimentatieplichtige ouder om nog extra bij te dragen als er zich bijzondere uitgaven aandienen.