In veel gevallen is het zo dat de kinderen meer bij de ene ouder zijn dan bij de andere ouder en dat die andere ouder een bijdrage in de kosten van de kinderen betaalt aan de 'verzorgende' ouder. De verzorgende ouder draagt meer kosten en werkt vaak minder vanwege de zorg voor de kinderen en heeft dus meestal ook een lager inkomen. Het feit dat de kinderen meer dagen bij de ene ouder verblijven en daar staan ingeschreven, is echter niet bepalend voor het bestaan van het recht op alimentatie.
De Hoge raad heeft zich daarover op 23 december 2022 uitgesproken naar aanleiding van een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam.
Het Hof had geoordeeld dat het verzoek van de man om aan de vrouw een bijdrage te leggen moest worden afgewezen, overwegende: ‘
Anders dan de rechtbank, is het hof van oordeel dat in dit geval geen sprake is van een uitzonderlijke situatie die rechtvaardigt dat de vrouw, bij wie de dochter haar hoofdverblijfplaats heeft, de man een bijdrage in de verblijfskosten van de dochter zou moeten betalen. Er is hier geen sprake van een ongebruikelijk ruime omgangsregeling en ook anderszins zijn geen uitzonderlijke omstandigheden gesteld of gebleken’ (
ECLI:NL:GHAMS:2021:3310).
In cassatie keert de man zich tegen het oordeel van het hof en de Hoge Raad overweegt als volgt: De vraag of (en zo ja: in hoeverre) de ouder
bij wie het kind meer dan incidenteel verblijft, maar niet zijn/haar
hoofdverblijf heeft, jegens de ouder bij wie het kind zijn/haar hoofdverblijf
heeft, aanspraak kan maken op een bijdrage in de kosten die zijn gemoeid met
verzorging en opvoeding van het kind gedurende dat meer dan incidentele
verblijf, moet worden beantwoord aan de hand van de wettelijke maatstaven van
draagkracht en behoefte als bedoeld in titel 17 van Boek 1 BW (artikel 1:397
lid 1 en 2 en 1:404 lid 1 BW). De wetsgeschiedenis bevat geen aanknopingspunten
om aan te nemen dat afwijking van die wettelijke maatstaven in een geval als
hier aan de orde, in overeenstemming is met de bedoeling van de wetgever.
Anders dan het hof tot uitgangspunt heeft genomen, is voor het opleggen van een
verplichting aan de ouder bij wie het kind zijn/haar hoofdverblijf heeft, om
bij te dragen in de zorgkosten van de ouder bij wie het kind niet zijn/haar
hoofdverblijf heeft, niet vereist dat sprake is van bijzondere omstandigheden.
De Hoge Raad vernietigt en verwijst.
Hoge Raad 23 december 2022,
ECLI:NL:HR:2022:1924