Huwelijkse voorwaarden worden met name overeengekomen om de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk bij ontbinding daarvan op voorhand (dus bij het aangaan van het huwelijk) te regelen. Een andere belangrijke reden is om het vermogen van de ene partij veilig te stellen voor schuldeisers van de andere partij. De huwelijkse voorwaarden maken meestal een onderscheid tussen de ontbinding van het huwelijk door echtscheiding of door overlijden. Zo hebben de huwelijkse voorwaarden ook een beetje de functie van een testament. De notaris stelt de huwelijkse voorwaarden op in samenspraak met partijen. Vaak wordt een regeling opgenomen met betrekking tot de kosten van de huishouding, waarbij wordt vastgesteld in welke verhouding partijen daarin bijdragen. Daarbij hoort een definitie van het inkomensbegrip. De huwelijkse voorwaarden geven dus ook een soort handleiding aan partijen. Indien er een verrekenbeding wordt opgenomen in de huwelijkse voorwaarden, dan staat in de huwelijkse voorwaarden ook aangegeven hoe dat verrekenbeding moet worden uitgevoerd door partijen. Het komt echter regelmatig voor dat partijen zich in de praktijk niet houden aan hetgeen zij zijn overeengekomen. Heel vaak hebben zij dat zelf niet in de gaten en blijkt dat pas op het moment dat zij gaan scheiden. Vaak leidt dat ook nog eens tot vervelende verrassingen. Een niet nageleefd periodiek verrekenbeding wordt zo een finaal verrekenbeding. Soms hebben gehuwden echter wel het besef dat hun huwelijkse voorwaarden niet meer passend zijn. De omstandigheden kunnen zich wijzigen. Te denken valt aan de komst van kinderen of het het starten van een bedrijf. Huwelijkse voorwaarden kunnen echter niet opzij gezet worden door onderlinge afspraken. Natuurlijk kunnen er wel afspraken gemaakt worden over de uitvoering, mits deze in de lijn liggen van de huwelijkse voorwaarden. Zo blijkt ook weer eens uit de uitspraak van de Hoge Raad van 30 augustus 2019,
ECLI:NL:HR:2019:1292.
Partijen, beiden zelfstandig ondernemer, waren op huwelijkse voorwaarden (uitsluiting van
iedere gemeenschap van goederen) met elkaar gehuwd. De huwelijkse voorwaarden omvatten een periodiek verrekenbeding ten
aanzien van overgespaarde inkomsten. Het inkomensbegrip wordt in de huwelijkse voorwaarden gedefinieerd en staat niet per definitie gelijk aan (opgepotte) winst in de onderneming. Tijdens het huwelijk ondertekenen partijen een zogeheten potovereenkomst, waarin zij
overeenkomen dat zij hun jaarlijkse winsten bij elkaar zullen voegen en bij
helfte zullen verdelen (‘t
eneinde, onder handhaving van de zelfstandigheid
van ieders onderneming, er daardoor toe bij te dragen dat hun jaarlijkse
ongelijkmatige winsten enigszins genivelleerd worden’). Als het
huwelijk door echtscheiding wordt ontbonden barst de strijd los tussen partijen over deze potovereenkomst. Het periodieke verrekenbeding dat is opgenomen in hun huwelijkse voorwaarden hebben partijen niet uitgevoerd maar de potovereenkomst is wel uitgevoerd.
Bij de Hoge Raad draait het om de uitleg van de potovereenkomst in samenhang met de
huwelijkse voorwaarden. De vrouw bracht naar voren dat de
potovereenkomst door de accountant van partijen was opgesteld om uitvoering te
geven aan de bij huwelijkse voorwaarden vastgestelde verrekeningsverplichting. Er was volgens haar dus sprake van een uitvoeringsovereenkomst. De man vorderde het geld terug van de vrouw dat hij op basis van deze potovereenkomst aan de vrouw had uitbetaald. Hij deed een beroep op het feit dat de potovereenkomst, bij gebreke van de notariële vorm, nietig was. Het gerechtshof had de vordering niet toegewezen, maar de Hoge Raad vond de uitspraak van het gerechtshof onbegrijpelijk omdat de potovereenkomst niet te rijmen viel met de huwelijkse voorwaarden. Het ging dus niet louter om een uitvoering van de huwelijkse voorwaarden. Partijen beoogden met de potovereenkomst iets anders dan de huwelijkse voorwaarden voorschreven. Daarom hadden partijen deze overeenkomst in een notariële vorm moeten gieten.
Mr. Lilian Scheepens