Tot kinderen de leeftijd van 16 jaar hebben bereikt, treden ouders bij geneeskundige behandelingen op als hun wettelijk vertegenwoordigers. In deze hoedanigheid beslissen ouders over de medische behandelingen die hun kind ondergaat, vanaf 12 jaar tot 16 jaar samen met het betrokken kind. Ouders hebben dan ook als wettelijk vertegenwoordiger, apart en gezamenlijk, recht op de benodigde medische informatie over hun kinderen om dergelijke beslissingen te kunnen nemen.
Hoewel de ouders volgens de wet recht hebben op informatie, kan een arts het verstrekken daarvan geheel of gedeeltelijk weigeren als die informatieverstrekking kennelijk strijdig is met de belangen van het kind of wanneer het kind nadrukkelijk bezwaar heeft gemaakt tegen informatieverstrekking aan een ouder.
Na echtscheiding behouden beide ouders gelijke bevoegdheden over hun kinderen, tenzij de rechter het gezag aan één van de ouders heeft toegewezen. De niet met het gezag belaste ouder heeft dan een recht op informatie over de kinderen met een beperktere strekking en omvang. Maatgevend is dan dat die ouder zich op grond van die informatie een algemeen beeld moet kunnen vormen over de staat van opvoeding en gezondheid van de kinderen.
De vraag is of een arts in geval van een scheiding gehouden is na te gaan of een ouder gezagdragend is of niet. Als daartoe geen aanleiding bestaat, behoeft de arts dat niet te doen. Gezamenlijk gezag is immers na echtscheiding de hoofdregel. Indien slechts één van beide ouders gezagdragend is, dan treedt de andere ouder niet meer op als wettelijk vertegenwoordiger. Deze ouder beslist dientengevolge niet meer mee over de behandeling en heeft ook niet meer de aan dat beslissingsrecht gekoppelde rechten en bevoegdheden.
Wel is in het Burgerlijk Wetboek voorzien in een recht voor de niet-gezagdragende ouder om op verzoek belangrijke informatie aangaande de verzorging en opvoeding van het kind te kunnen verkrijgen. Dit recht geldt ten opzichte van derden die beroepsmatig over die informatie beschikken, zoals leerkrachten, maatschappelijk werkers en artsen. Op die manier moet de niet-gezagdragende ouder zich, onafhankelijk van de gezagdragende ouder, een beeld kunnen vormen van de verzorging en opvoeding van het kind. Krijgt een arts dus een verzoek om informatie van een niet-gezagdragende ouder, dan hoeft hij voor het verstrekken daarvan geen toestemming te vragen aan de gezagdragende ouder. Het recht op informatie van de niet-gezagdragende ouder omvat geen inzagerecht. Ook kan de arts zich beperken tot globale, feitelijke en belangrijke informatie.