Evenals de rechtbank heeft het hof vastgesteld dat een groot tekort aan draagkracht bestaat om in de behoefte van de kinderen te voorzien, namelijk een tekort van (771- (50+59)=) € 662,- per maand. De rechtbank heeft dit tekort in draagkracht gelijkelijk over de ouders verdeeld, omdat beide partijen een bedrag van ongeveer € 35.000,- ontvangen uit de verkoop van de echtelijke woning.
Het hof overweegt dat de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatienormen in een groot deel van de alimentatieprocedures worden gevolgd. In deze zaak is het hof echter van oordeel dat het volgen van de aanbevelingen leidt tot een onredelijke uitkomst die geen recht doet aan de situatie tussen partijen. Het hof oordeelt in dit kader redengevend dat er enerzijds sprake is van een groot tekort aan draagkracht om in de behoefte van de kinderen te voorzien én dat partijen anderzijds allebei een aanzienlijk bedrag ontvangen uit de verkoop van de woning. Door de kinderalimentatie te beperken tot de hoogte van de draagkracht van de man heeft dit tot gevolg dat uitsluitend de vrouw wordt genoodzaakt in te teren op haar vermogen om te voorzien in het levensonderhoud van de kinderen van partijen. Dat vindt het hof onredelijk. De man kan niet van de vrouw verlangen dat zij wel inteert ten behoeve van het onderhoud van de kinderen en hij het(zelfde) vermogen aan andere zaken kan spenderen.
Het hof bepaalt daarom dat het tekort in draagkracht door beide partijen in gelijke mate vanuit hun vermogen moet worden gedragen. In deze situatie teert niet alleen de man in op zijn vermogen, maar zal ook de vrouw interen op haar vermogen om in de behoefte van de kinderen te voorzien. Het tekort per ouder komt neer op (622:2=) € 311,- per maand. De man is in staat uit zijn inkomen € 59,- te betalen. Daarnaast wordt van hem verwacht dat hij uit zijn vermogen maandelijks € 331,- bijdraagt aan het levensonderhoud. De kinderalimentatie wordt vastgesteld op een bedrag ad € 390,00 per maand.
Let wel: deze uitspraak gaat over kinderalimentatie; niet over partneralimentatie.
de uitspraak is terug te vinden op kenmerk: ECLI:NL:GHARL:2023:427