De hoogte van de alimentatie is afhankelijk van behoefte en draagkracht. Voor de behoefte is bepalend de welstand tijdens het huwelijk. De welstand bepaalt wat iemand kan uitgeven en omgekeerd: wat iemand kan uitgeven bepaalt zijn/haar welstand. De behoefte kan dus ook worden vastgesteld aan de hand van de uitgaven. Daarom werd vroeger altijd van de onderhoudsgerechtigde gevraagd een behoeftelijst in te vullen en daarop te vermelden alle uitgaven, zoals die voor wonen, gas, water en licht etcetera, maar ook voor vakantie, kapper, kleding. Niet alleen de noodzakelijke uitgaven dus, maar ook de luxe-uitgaven die men gewend was tijdens de huwelijkse samenwoning. Het opstellen en beoordelen van een behoeftelijst kost tijd, temeer daar deze veel discussie kan opleveren tussen partijen. Vandaar dat tegenwoordig vaak de voorkeur wordt gegeven aan het hanteren van de zogenaamde Hof-formule waarbij de behoefte wordt berekend aan de hand van het gezamenlijk netto-besteedbaar inkomen. Maar hoe zit het als partijen dat inkomen niet vrij te besteden hadden omdat er sprake was van een schuldsanering? Als er sprake is van een schuldsanering gaat dat deel van het inkomen dat het vrij te laten deel te boven gaat, naar de schuldeisers. Het vrij te laten deel is net genoeg om alle noodzakelijke lasten te voldoen.
Het gerechtshof Den Haag heeft op 14-10-2020 uitspraak gedaan over de behoeftevaststelling in een dergelijke situatie.
Het hof overweegt dat bij een zuivere toepassing van de Hof-formule geen rekening wordt gehouden met het aflossen op schulden. Die rekenformule bepaalt de behoefte van de onderhoudsgerechtigde immers op 60% van het netto gezinsinkomen. Naar het oordeel van het hof heeft het aflossen van (voorhuwelijkse) schulden invloed op het welstandsniveau van partijen tijdens het huwelijk. Aflossen van schulden raakt direct de levensstandaard van partijen. Als bijvoorbeeld € 500,- per maand wordt aangewend voor aflossing van schulden kan van dat bedrag niet op vakantie worden gegaan. Omdat partijen van mening verschillen over de wijze waarop de hofnorm moet worden toegepast, zoekt het hof aansluiting bij de door de Hoge Raad ontwikkelde methode op basis waarvan de huwelijksgerelateerde behoefte moet worden vastgesteld. Het hof verwijst naar Hoge Raad 19 december 2003, ECLI:NL:HR:2003:AM2379. Bij de bepaling van de behoefte van de alimentatiegerechtigde zal de rechter in aanmerking moeten nemen de inkomsten van beide partijen tijdens de laatste jaren van het huwelijk waarin zij een gemeenschappelijke huishouding voerden. Daarnaast zal de rechter een globaal inzicht moeten hebben in het uitgavenpatroon in dezelfde periode om daaruit te kunnen afleiden in welke welstand partijen hebben geleefd. Voorts is relevant hetgeen de alimentatiegerechtigde stelt concreet nodig te hebben.
De vrouw heeft haar behoefte vervolgens met een behoeftelijst van een concrete invulling voorzien. De man bekritiseert vervolgens deze behoeftelijst van de vrouw. Naar het oordeel van het hof heeft de aflossing van de voorhuwelijkse schulden een negatief effect gehad op het welstandsniveau tijdens het huwelijk. Door de aflossing van de schulden was het netto inkomen van de man voor hem niet vrij besteedbaar. Op basis van het vastgestelde netto besteedbaar inkomen van partijen toetst het hof de concrete door de vrouw gestelde uitgaven.
Het hof past de kosten voor boodschappen inclusief sigaretten, benzine en kappersbezoek aan, gelet op voornoemd beperkt welstandsniveau van partijen tijdens het huwelijk. Het hof begroot de behoefte van de vrouw aan de hand van het inkomen én de uitgaven.
De uitspraak van het gerechtshof is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:GHDHA:2020:1971