Als een vader ontdekt dat hij niet de echte (biologische) vader is van het kind dat hij als zijn afstammeling beschouwt, is dat schokkend. Is hij vader geworden omdat hij op het moment van de geboorte gehuwd was met de moeder dan kan hij (eenmaal bekomen van de schok) op grond van artikel 1:200 BW een procedure tot ontkenning van het vaderschap starten op de grond dat hij niet de biologische vader van het kind is. Een dergelijk verzoek moet door de man worden ingediend binnen een jaar nadat hij bekend is geworden met het feit dat hij vermoedelijk niet de biologische vader is van het kind. Lang blijven rondlopen met twijfel (vermoeden) kan gelet op deze formulering riskant zijn, in die zin dat de man na jaren twijfelen geen procedure tot ontkenning van het vaderschap meer kan voeren met succes.
Als het kind niet binnen een huwelijk of geregistreerd partnerschap is geboren dan staat de weg open van artikel 1:205 BW voor diegene die vader is geworden van het kind door erkenning. Een verzoek tot vernietiging van de erkenning kan, op de grond dat de erkenner niet de biologische vader van het kind is, bij de rechtbank worden ingediend indien hij door bedreiging, dwaling, bedrog of, tijdens zijn minderjarigheid, door misbruik van omstandigheden daartoe is bewogen. Ook hier geldt de termijn van één jaar. Het verzoek mag niet later worden ingediend dan een jaar nadat deze invloed heeft opgehouden te werken en, in geval van bedrog of dwaling, binnen een jaar nadat de verzoeker het bedrog of de dwaling heeft ontdekt. Het biologisch vaderschap kan tegenwoordig met een zekerheid van 99,9999% worden vastgesteld door een DNA-test. Na de uitslag begint de termijn van een jaar te lopen.
Door de vernietiging van de erkenning van het vaderschap wordt de erkenning geacht nooit effect te hebben gehad. Kosten van levensonderhoud of studie hoeven echter niet te worden terugbetaald volgens de wet.