Het is een misverstand om te denken dat het saldo op de en/of rekening (rekening op beider naam) altijd gemeenschappelijk is en dus verdeeld moet worden bij helften. Als er sprake is van huwelijkse voorwaarden met uitsluiting van iedere gemeenschap is dat niet zo, behalve dan wanneer beide partijen ieder evenveel op de rekening hebben gestort. De tenaamstelling van de bankrekening zegt iets over de verhouding tot de bank. Bij een bankrekening die op beider naam is geadministreerd bij de bank, zijn beiden gerechtigd tot het saldo ten opzichte van de bank. Maar dat zegt nog niets over de onderlinge verhouding van de echtgenoten. Als er in het kader van de echtscheiding verdeeld moet worden, wordt gekeken naar de onderlinge verhouding tussen de echtgenoten. En die wordt bepaald door het huwelijksgoederenregime. Als partijen met uitsluiting van iedere gemeenschap zijn gehuwd, speelt de vraag van wie het geld afkomstig is dat op de en/of rekening staat. Uiteraard is dat niet altijd eenvoudig te achterhalen. In huwelijkse voorwaarden staat dan ook vaak een bepaling dat indien geen van partijen kan bewijzen dat een goed toebehoort aan één van hen in privé, het goed wordt geacht aan hen gezamenlijk, ieder voor de helft toe te behoren. Ook wordt bij huwelijkse voorwaarden vaak, maar lang niet altijd, bepaald dat de saldi op de gemeenschappelijke en/of rekeningen aan partijen gezamenlijk, ieder voor de helft toebehoren. Het is dan ook van belang dat de huwelijkse voorwaarden goed worden nagelezen.
Het omgekeerde hoeft niet te gelden. Het saldo op een privérekening hoeft niet altijd tot het privévermogen te behoren. Als het geld in een gemeenschap is gevallen zal het toch verdeeld/verrekend moeten worden. Zo ook als er sprake is van een alsof-gemeenschap waarbij partijen in de huwelijkse voorwaarden hebben afgesproken dat zij bij echtscheiding zullen "verdelen" /verrekenen alsof men in gemeenschap van goederen gehuwd is. Ook bij een niet-nageleefd verrekenbeding ontstaat wettelijk het vermoeden dat alles wordt geacht onder het finaal verrekenbeding te vallen, waarbij tegenbewijs echter wel mogelijk is.
Bovendien kan er altijd sprake zijn van privévermogen. Ook als men in gemeenschap van goederen gehuwd is of met een alsof-beding in de huwelijkse voorwaarden. Tot het privévermogen behoren erfenissen of schenkingen die onder de werking van een uitsluitingsclausule zijn verkregen. Bij een huwelijk na invoering van de nieuwe regels omtrent de gemeenschap is de uitsluitingsclausule zelfs niet nodig. Bij een huwelijk na 1-1-2018 zonder huwelijkse voorwaarden blijft het geld dat al op de rekening stond vóór het huwelijk (en na het huwelijk nog over is) ook privé.